Pruis.
Het WNT, 12, 4630, in een aflevering die in het bezettingsjaar 1943 verschenen is, noemt, naast de metonymische gebruikswijze van de naam pruis ter aanduiding van zekere aardappelsoort, een drietal ‘oneigenlijk’ genoemde toepassingen, waarvan de twee eerste uitgesproken ongunstig zijn, en de derde nog niet meer toelaat dan een omschrijving als ‘zachter, vriendelijker opvatting’. De bewijsplaats voor het laatste komt uit Kruiningen. De andere zijn genomen uit Cornelissen (-Vervliet) en uit een novelle van E. Claes. Dit vorklaart de localisering: ‘in het zuiden der Kempen en in het noorden van Brabant’, ‘in de provincie Antwerpen’, een aanwijzing nochtans, waarbij het voor noordnederlandse lezers dienstig geweest ware op te merken, dat een zuidnederlands idioticon met Brabant iets anders bedoelt dan het begrip waaraan zij gewend, althans beter gewend, zijn, en dat de opgave ‘zuiden der Kempen, noorden van Brabant’ zich beweegt in de richting noord-zuid.
In aansluiting bij de veldtocht die in 1787 het voorbijgaand herstel van het huis Oranje tengevolge had, moet gedurende enige tijd een heel eigenaardige, in WNT niet vermelde, betekenis gegolden hebben, namelijk die van het ‘overbuigend gedeelte van de pit eener kaars, dat de was, het vet enz. doet smelten en afdruipen’ (WNT 3, 2521), een zogenaamde dief. Zo althans leest men bij F. Nagtglas, Voor honderd jaren. Uit de papieren van een tijdgenoot (Utrecht, 1886, bl. 57).
Na mededeling van een paar ter zake dienende anecdoten besluit de schrijver: ‘Het was dus niet te verwonderen, dat nog lang daarna een zoogenaamde dief aan de kaars een “pruis” werd genoemd.’
Het terrein van deze historische herinneringen is in hoofdzaak Utrecht met de naaste omgeving. Van enige verdere verbreiding is mij niets gebleken. Andere gegevens dan het boven meegedeelde zijn mij niet bekend, evenmin of Weiland van deze kenmerkende naamgeving geweten heeft. In zijn Nederduitsch Taalkundig Woordenboek, waarvan het in aanmerking komende deel verscheen in 1807, is zij niet te vinden. Ook niet in Siegenbeek's Woordenboek voor de nederduitsche spelling van 1805, of in Bilderdijk's Geslachtlijst van 1822.
L.C. Michels.