De Nieuwe Taalgids. Jaargang 39
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Nieuwe Stem. Afl. 9.Anthonie Donker besluit zijn artikel over De vrijheid van den dichter en de dichterlijke vrijheid. Uit het werk, juist van de beste dichters als Boutens, A. Roland Holst, M. Nijhoff, haalt hij voorbeelden aan van onjuiste woordkeuze, foutieve en dubbelzinnige uitdrukkingen, ontoelaatbare beeldspraak. Hij ziet daarin ‘verzwakking van het taalgevoel’, en vreest ‘een gevaar voor de cultuur, want onzuiverheid van uitdrukking is ten slotte onzuiverheid van denken, verzwakking, vermindering van geestelijk leven’. De dichters dienen het goede voorbeeld te geven. | |
Roeping. Aug.-Sept.Albert Westerlinck bespreekt de vraag: Is poëzie vertaalbaar? Het ontkennend antwoord wordt geïllustreerd door een vergelijking van gedichten van Karel van de Woestijne met de niet onverdienstelijke Duitse vertaling door Heinz Graef (1941). Westerlinck's leerzame paralellen van klank en ritme getuigen van fijne dichterlijke aanvoeling en juist begrip. Zijn konklusie luidt: bij een gedicht mag men eigenlijk niet spreken van vertalen, wel van transponeren of herscheppen. Dan komt de verdienste toe ‘evenzeer aan den zoogenaamden “vertaler” als aan den origineelen dichter’. De ganse vorm in de vreemde versie te handhaven is onmogelijk: ‘de vorm van een gedicht bestaat slechts als totaliteit’. - Anton van Duinkerken vervolgt zijn breed opgezette studie over Nicolaus van Milst. | |
Wending. Juli-Aug..P. Minderaa begint een Letterkundige Kroniek, waarin hij konstateert dat de hedendaagse dichtkunst in ‘een tijd van gisting’ verkeert. | |
Bezinning. Aug.In een artikel Naar een nieuwe Romantiek komt W.J.C. Buitendijk, na een terugblik op de ontwikkeling van onze letterkunde, tot de conclusie: ‘in de huidige letterkunde is veel dat ons moed geeft voor de toekomst’. | |
[pagina 192]
| |
De Vlaamse Gids. Aug.In een artikel Het Hollandsche Boek toch over de Grens bespreekt Karel Jonckheere achtereenvolgens ‘de legende van een bekeering’, nl. Een overgang tot het socialisme van H. Roland Holst; ‘oog in oog of de mannelijke balans’, d.i. Binnendijk's verzenbundel Oog in Oog, en het anonieme Dieuwertje Diekema onder het opschrift ‘Holland parodieert zichzelf of de nuchtere zuster van Maria Lecina’. - Jan Schepers schrijft over De theoreticus Herman Thiery om de verwantschp in aanleg en talent aan te tonen met zijn vader Michel Thiery en zijn ooms Henri, de beeldhouwer, en vooral Jan. Als theoreticus, gelijkt hij op zijn vader, maar als artist, nl. als Johan Daisne, vertoont hij affiniteit met zijn veelzijdig begaafde, maar onevenwichtige oom Jan. | |
Tijdschrift voor Levende Talen XII, afl. 4.A. Boileau vervolgt zijn uitvoerige studie over Le Problème du Bilinguisme et la Théorie des Substrats. Fr. Closset vestigt de aandacht op de Zuid-Afrikaanse Letterkunde, in het biezonder op wat in de laatste jaren verschenen is. | |
Verslagen en Mededeelingen van de Kon. Vlaamsche Academie. Sept. 1943.Frank Baur brengt in een uitvoerige rede Hulde aan Prof. Dr C.G.N. de Vooys bij gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. - C.G.N. de Vooys verzamelde en besprak de Duitse woorden in Kiliaen's Etymologicum, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen woorden die hij uitsluitend germ. noemt, en andere waar hij de qualificatie sax(isch) of sic(ambrisch) toevoegt. Oct.-Nov.-Dec. 1943. Op de vraag: Is Joos een Germaanse naam? antwoordt Jan Lindeman: ‘Joos werd overgenomen uit het Fransch Josse, Joce, en deze naam is een normale romaniseering van Godso, familiaren vorm van een Germaanschen Gode-naam’. - J. van Mierlo bespreekt Kleine fragmenten van Der Naturen Bloeme. - Maurits Gysseling levert een Bijdrage tot de kennis van het oudste kust-Westvlaamsch, geput uit de namen in twee Latijnse oorkonden van 1141 en 1130, en bewerkt naar de methode van Mansion's Oudgensche Naamkunde. Jan.-Febr.-Maart 1944. Ter ere van de 75-jarige bestendige sekretaris Dr L. Goemans werden verschillende redevoeringen gehouden, waarvan een tweetal in deze aflevering afgedrukt zijn, namelijk: Vijf en twintig jaar na Dr L. Goemans' methodologisch artikel over de studie van het Middelnederlandsch door E. Blancquaert, en Dr L. Goemans als dialectoloog en als phoneticus, door P. Grootaers. Verder bevat deze aflevering (blz. 54-56) onderwerpen van de Academische prijsvragen voor 1945 en 1946 op het gebied van letterkunde, taalkunde, philologie, dialectologie en toponymie. | |
Ad Interim. Sept.C.J. Kelk herdenkt de verleden jaar gestorven Jan Hofker (1864-1945), die in de eerste Nieuwe-Gids-tijd door zijn impressionistische prozaschetsen de aandacht getrokken heeft. C.d.V. |
|