De Nieuwe Taalgids. Jaargang 36
(1942)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| |
Uit de tijdschriften.
| |
[pagina 271]
| |
Onze Taaltuin X, No. 6-7. Deze dubbele aflevering is bijna geheel gevuld met kritiek op het rapport-Van den Ent over het moedertaalonderwijs. W. Couvreur bespreekt de Voornaamwoordelijke aanduiding, die hij onbevredigend geregeld vindt, en voor Zuid-Nederland onaannemelijk. - J. Wils (Meer taaltucht) acht het rapport ‘een schrede terug’. - L.A.H. Albering (Over ‘stijlonderwijs’) verlangt dat ‘de stijlleer niet van de grammatica gescheiden wordt’. - A. Weijnen bepleit Onderwijs in moedertaal en heemtaal op de ‘Middelbare school’, en meent dat het dialekt in het rapport niet tot zijn recht komt. - J. van Mierlo (Het Nederlandsch op dwaalwegen) houdt ‘eenige algemeene beschouwingen over spelling en geslachten’. De gehele vereenvoudiging acht hij vandalenwerk en afbraak van de cultuurtaal; hij ziet alleen heil in een algehele terugkeer naar ‘het veilige vaarwater van De Vries en Te Winkel’. - Jac. van Ginneken antwoordt ontkennend op de vraag: Was Thomas Hemerken een scheppende geest? Een zeer geprezen sermoen blijkt ontleend te zijn aan het Speculum humanae Salvationis. - W. Jansen bewijst dat Oudtestamentische voornamen reeds in de Middeleeuwen te vinden zijn. - R. Jans beoordeelt het proefschrift over De Fabel van J.F. Heybroek.
Taal en Leven VI, afl. 2. In een artikel Gymnasiale taalmethodiek oefent Gerlach Royen scherpe kritiek op de ‘vergelijkende’ spraakkunst, zoals die in leerboeken voor het Frans en het Engels toegepast is. - Ph. J. Simons schrijft over De favoriete letter, n.l. de spellinguitspraak van z in verbindingen als langzaam; daaraan verbindt hij een beschouwing over spellinguitspraak in 't algemeen. - E. Kruisinga behandelt Drie gevallen van endemiese en-ziekte, n.l. jongen, neen en eigenlik, en vult de gebruikelijke polemische rubriek Kroniek en Kritiek, waarin opnieuw de leraarsopleiding ter sprake komt. Dezelfde schrijver beoordeelt Onkruid onder de tarwe en H. Meert; A.J. Schneiders bespreekt de bloemlezing uit het Cruydt-boeck van Dodoens door A. Schierbeek. Aan het slot is een anti-kritiek van G. Colmjon opgenomen, gericht tegen Stuiveling's beoordeling van zijn boek in ons tijdschriftGa naar voetnoot1). | |
[pagina 272]
| |
Tijdschrift voor Levende Talen VIII, afl. 4. L. Michel vervolgt zijn studie over La phonologie. Tendances de la linguistique contemporaine. - Arm. Boileau vervolgt zijn beschouwing over Les emprunts, ‘un chapitre de linguistique générale’. - Denise Lejeune-Hans schrijft over De Kleine Johannes. - Fr. Closset bespreekt in de rubriek Het onderwijs in de Levende Talen, o.a. het Nederlandse Rapport over het moedertaalonderwijs.
Levende Talen. Okt. Gerlach Royen oefent scherpe kritiek op de Taalkundige beginselen van het rapport-1941. In hoofdzaak afwijzend is ook de kritiek van J.E. van der Laan op De letterkunde in het rapport-1941. - D. Th. Enklaar behandelt Twee standenrechtelijke plaatsen in onze oudere literatuur, nl. in Maerlant's Eerste Martijn en in het Wilhelmus. - P.H. Schröder levert een bijdrage: Sara Burgerhart stilistisch-psychologisch beschouwd. - P. Dezaire schrijft Over de natuur der dichterlijke verbeelding. - In de rubriek Boekbeoordelingen bespreekt A. Zijderveld uitvoerig W. Kramer's Grondlijnen voor een Methodiek en Didactiek van het voortgezet Moedertaalonderwijs.
Studia Catholica. Sept. L.M. Fr. Daniels O.P. wijdt een uitvoerige literair-liturgische studie aan ‘Die bediedenisse van der missen’ in de Middeleeuwen, op grond van de door Oudemans in 1852 uitgegeven tekst. De auteur van de Mnl. tekst ‘dankt zijn grondplan vermoedelijk aan de preeken van den beroemden Franciscaan Berthold van Regensburg’, terwijl ook Durandus geraadpleegd zal zijn. Een nieuwe uitgave acht de schr. gewenst.
It Beaken. Sept. Het slot van deze aflevering brengt een vervolg van A.E.H. Swaen's bijdrage: Nogmaals de Menniste Vryagie.
Museum. Aug.-Sept. Gerlach Royen beoordeelt een studie van E. Buyssens: Les six linguistiques de F. de Saussure, te voren verschenen in het Tijdschrift voor Levende Talen, en een uitvoerig boek van P. Menzerath over Der Diphthong. - G. Kazemier oordeelt ongunstig over De Renaissance der Cultuur in Nederland in het laatste kwart der negentiende eeuw van Gerben Colmjon. C.d.V. |
|