De Nieuwe Taalgids. Jaargang 33
(1939)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 369]
| |
Hem en hun als onderwerp.Het art. van prof. Kruisinga over Onze persoonlike voornaamwoorden in de vierde aflevering van deze jaargang geeft mij aanleiding tot een paar opmerkingen, die misschien van dienst kunnen zijn voor degene, die zich verdiepen gaat in de merkwaardige ontwikkeling van vorm en functie van onze persoonlijke voornaamwoorden. Het zal iedereen, die met aandacht De Man's prachtige boerenroman Het wassende water leest, aanstonds opvallen, dat deze schrijver herhaaldelijk de objectsvorm hem gebruikt als subject zowel vóór - maar dan uitsluitend in afhankelijke zinnen - als achter het werkwoord. Ik geef slechts een paar voorbeelden: ‘Hij hieuw vast, wat hem vast had’; ‘Daar reed hem op een dag achterom’ (blz. 17 en 109).Ga naar voetnoot1) Gaan we terug tot de oudere taal, dan vinden we, behalve bij het ww. zijn, geen sporen van dit verschijnsel. Noch Verdam, noch Stoett of Van Helten spreken er dan ook over. Alleen Franck zegt: ‘Für den Nom. steht hem Sp.d.Sonden 10827’.Ga naar voetnoot2) Hij had er echter wel bij mogen voegen, dat op deze plaats de objectsvorm hem gebruikt wordt bij het ww. zijn, want bij andere ww. zal men deze vorm als subject tevergeefs zoeken. De bewuste plaats luidt aldus: ‘Sinte Augustijn scrijft ons te desen:
Nyemand is verre te sinen ghenesen,
Dan hem, die wesen schijnt ghesont’.
Ook predicatief komt de objectsvorm hem in het mnl. bij het ww. zijn voor, zoals ook thans nog in zinnen als: hij is 'm, je bent 'm enz.Ga naar voetnoot3) Van Helten geeft echter in dit art. slechts één voorbeeld. Dit zeldzame voorkomen van hem als subject of als predicaatsnomen in het mnl. is te meer opmerkelijk, wijl objectsvormen van andere voornaamwoorden alsmede van het lidwoord en het adjectief veelvuldig als subject in het mnl. gebezigd worden.Ga naar voetnoot4) | |
[pagina 370]
| |
Ook in de literatuur van de 16e en 17e eeuw heb ik geen spoor van hem als subject kunnen ontdekken, ofschoon men, evenals in het mnl., in deze tijd wel van andere pronomina objectsvormen als subject kan aantreffen.Ga naar voetnoot1) Nu is het niet verschijnen van een of andere taalvorm in de literatuur van het verleden natuurlijk nog wel geen zeker bewijs, dat hij ook in de spreektaal niet heeft bestaan, doch het blijft in dit geval toch slechts gissen. Hoe dit ook zij, een feit is het, dat in Zuid-Nederland de verzwakte vormen en en em - in Yperen hen - als subject thans voorkomen in Frans-Vlaanderen, Zuid-Oostvlaanderen, Yperen, waar hen in plaats van hij wordt gebruikt wanneer een klinker of een h volgt, anders is het hê, Brussel en wel in het dialect van de Hoogstraat, Antwerpen, Aalst en Leuven.Ga naar voetnoot2) In Noord-Nederland treft men het verschijnsel aan in Zeeland, uitgezonderd Zeeuws-Vlaanderen, dat zich in dezen blijkbaar aansluit bij West-Vlaanderen, minus Yperen (zie Van Dale i.v. hem). Ik vind het althans vermeld voor Kruiningen en voor Noord-Beveland.Ga naar voetnoot3) Ook op de Zuidhollandse eilanden Goeree en West-Voorne komen deze vormen voor alsmede dan in het dialect van De Man, dat men aantreft tussen Lek en Hollandse IJsel.Ga naar voetnoot4) De Man schrijft geregeld hem of 'em. Opmerkelijk is wel, dat het verschijnsel niet wordt aangetroffen in onze provincie Noord-Brabant. Nasporingen hieromtrent bij de Oost-Brabander Antoon Coolen en de West-Brabander A.M. de Jong bleven zonder resultaat. Bovendien was dr. Ant. Weynen uit Fijnaart zo vriendelijk mij mede te delen, dat hem dit taalfeit voor onze provincie Brabant geheel onbekend was. Ook in Rotterdam, waar ik het verschijnsel stellig verwacht had, komt het, naar de bekende schrijver M.J. Brusse mij berichtte, niet voor. | |
[pagina 371]
| |
In alle genoemde dialecten zowel in Noord- als in Zuid-Nederland treft men evenals bij De Man deze objectsvormen aan achter het ww. of zo ze vóór het ww. gebezigd worden, dan slechts in afhankelijke zinnen. Alleen in Frans-Vlaanderen komt en en in het hiervan niet zo ver verwijderde Yperen, dat bovendien sinds de afscheiding van Frans-Vlaanderen in de 17e eeuw geestelijk centrum bleef, hen voor in hoofdzinnen vóór het ww.: “En hè geen ijver”, Hen héet êdaen.Ga naar voetnoot1) In Frans-Vlaanderen dus en in Yperen heeft de ontwikkeling zich het verst voortgezet. Is hierdoor de conclusie gewettigd, dat deze streek beschouwd moet worden als het uitstralingsgebied van dit verschijnsel, of heeft men te denken aan een zelfstandige ontwikkeling in de verschillende dialecten? Ik acht het laatste minstens even goed mogelijk als het eerste. Wanneer zijn deze vormen in gebruik gekomen? Ook deze vraag valt evenmin met zekerheid te beantwoorden. Uit het bovenstaande blijkt wel, dat zij, behalve bij het ww. zijn, in ieder geval niet zeer oud zijn. Mijn oudste literaire bron is het Belgisch Museum van 1837. Zoals bekend - ook Kruisinga wijst er nog eens op - komt ook hun als onderwerp voor. In de lagere volkstaal van Amsterdam en Rotterdam - Vor der Hake geeft de vorm ook op voor HaarlemGa naar voetnoot2) - wordt dit voornaamwoord al sinds jaren als subject gebruikt, ofschoon ik er in het werk van volksschrijvers als Heyermans en Brusse nog geen voorbeeld van heb aangetroffen. Dit gebruik is stellig van latere datum dan het optreden van hem als subjectswoord. Dat hun zich opgewerkt heeft tot subject en niet hen ligt natuurlijk hieraan, dat hen uitsluitend een boekenwoord gebleven is, terwijl hun, althans in de steden, zijn weg ook in de spreektaal gevonden heeft. In dit laatste ligt ook de verklaring van het feit, dat men hun als subjectwoord tot nog toe niet in de plattelands-dialecten zal aantreffen. Immers de hier bij uitstek gebezigde pronomina van de derde pers. mv. als subject èn als object zijn ze, hullie en zullie. Tenslotte de verklaring. Deze heeft Franck reeds gegeven, als hij spreekt van een ‘wirkliche Übertragung des Akk. an die | |
[pagina 372]
| |
Stelle des Nom.’Ga naar voetnoot1) Deze ‘Übertragung’ van hem en hun zal in latere tijd stellig zijn bevorderd, doordat ook andere pers. vnw. zoals je, ze, jullie en u reeds subject èn object waren. Of hem en hun als subject zich ook in de beschaafde omgangstaal zullen weten op te werken, dient te worden afgewacht. Hierin echter zal iedereen het, naar ik hoop, wel met mij eens zijn, dat zij 't thans nog op geen stukken na zover hebben gebracht.
Amsterdam. G. Karsten. |
|