arbeid kunnen komen. Daartoe zullen zeker nog nodig zijn: Een beschrijving van zijn jeugd, zijn studietijd en zijn Middelburgse jaren, waaraan al gewerkt schijnt te worden; een behandeling van zijn raadpensionarisschap en ouderdom, terwijl daarnaast een samenvattende studie over het wezen van zijn dichterschap, zijn taal- en versvorm als ook een beredeneerde bibliografie niet zullen mogen ontbreken.
Het aantrekkelijke in deze studie over Cats is de grondigheid van het onderzoek, waarnaast tevens een voorzichtigheid bij het trekken van de conclusies weldadig aandoet. De auteur is er op uit zo veel mogelijk de feiten en de woorden van Cats zelf te doen spreken. Daardoor krijgt zijn werk een wetenschappelijk beheerst karakter van sobere weloverwogenheid. Vooral het moeizaam napluizen van de bronnen, waarvan Cats gebruik heeft kunnen maken, dwingt respect af, al moet de schrijver ook vele malen volstaan met het wijzen van een bepaalde weg, met het maken van een onderstelling, of met het weerleggen van vroeger geopperde vermoedens.
De bestudering van Smilde's boek bracht mij opnieuw sterk onder de indruk van de noodzaak, dat mensen als Cats eerlijk en objectief worden bestudeerd door geestverwanten. Pas als men geheel is ingeleefd in de denksfeer van de te behandelen persoon, kan men zuiver en zonder vooroordeel waarderen iedere uiting van zijn persoonlijkheid onder de zeer bepaalde omstandigheden van zijn leven. De onderzoeker, levend uit dezelfde beginselen als zijn held, vermag veel beter dan hij, die zijn leven op geheel andere principiën grondt, de woorden en daden te waarderen naar hun werkelijke zin: eigen levenshouding geeft hier een natuurlijk aanvoelingsvermogen, dat een totaal anders georiënteerde, ook bij de beste wil, niet verwerven kan. Men leze op bldz. 86 Smilde's beschouwing over de veel gesmade ‘kwezeligheid’ van Cats bij zijn ambtsaanvaarding in Dordrecht en men weet, wat ik hier op het oog heb.
Over Cats' leven gaan veel onbewezen, maar gemakkelijk aanvaarde legenden. Het was Smilde's taak deze te onderzoeken en zo nodig te weerleggen. In de eerste drie hoofdstukken: Het vertrek naar Dordrecht; Politiek en Particulier leven; Naar het Raadpensionarisschap geeft hij ons een nauwkeurige beschrijving van de levensgeschiedenis van Cats gedurende het door hem behandelde tijdvak. Afdoende weerlegt hij o.a. de zog. vlucht uit Middelburg naar Dordrecht uit vrees voor de Middelburgse predikanten.