De Nieuwe Taalgids. Jaargang 32
(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |
De Gids. Okt.De Kroniek der Nederlandsche letteren van Anton van Duinkerken handelt over de verhouding van Guido Gezelle en Eugeen van Oye, naar aanleiding van hetgeen daarover, bij de publicatie van de brieven, geschreven is door R. Verdeyen en door Frank Baur. | |
De Nieuwe Gids. Sept.A. Hallema begint een artikel over Vogelleven en vogelkunde in onze Middelnederlandsche letterkunde. | |
Okt.Loe Haas wijdt een opstel aan de Franse dichtbundel ‘Octobre en fleur’ van Hélène Swarth. - A. Hallema besluit het bovengenoemde artikel. - Max Kijzer schrijft over ‘De Modderen Man’ van Karel van de Woestijne en het begrip Schoonheid. | |
De Stem. Sept.Dirk Coster herdenkt de schrijfster Alie Smeding, en gaat haar letterkundige loopbaan na. | |
Okt.H.J. Smeding wijst Bij de zestigste verjaardag van Nico van Suchtelen op de veelzijdige verdiensten van deze schrijver. | |
Groot-Nederland. Sept.Emmanuel de Bom als schrijver is de inleiding die Maurice Gilliams schreef bij een herdruk van de roman Wrakken, die in de periode van Van Nu en Straks (1897) verschenen is. - D.A.M. Binnendijk bespreekt in zijn Kroniek het laatste boek van Gerard Walschap: Sibylle. | |
Okt.Een uitvoerig artikel van J. de Kadt is getiteld Gorter's grenzen. Daarin wordt geringschattend gesproken over voorafgaande Gorter-studie, maar het artikel zelf bevat een zonderling mengsel van afbrekende kritiek en waardering. | |
Opwaartsche Wegen. Sept.Jac. van der Wiel beoordeelt Maurice Gilliams' proza. - G. Sevensma-Themmen prijst Een historische roman over een benarden tijd, nl. Brandende harten, door Gera Kraan-van der Burg. | |
Okt.P. van der Hoeven schrijft, naar aanleiding van Het vijfde zegel van S. Vestdijk, een artikel Egalisatie als geestelijk verschijnsel. | |
[pagina 382]
| |
Roeping. Sept.Jos. Panhuysen bespreekt in een artikel Nederlandse dichtkunst een aantal jongeren, vooral om te doen uitkomen hoe in hun werk de landaard zich weerspiegelt. | |
Stemmen des tijds. Okt.Naar twee zijden van beteekenis noemt C. Tazelaar het Amsterdamse proefschrift van P.J. Ninaber: Die Afrikaanse Roman-Tematologie, èn wegens de algemene beschouwing, en wegens de toepassing op de Afrikaanse letterkunde. | |
De Vlaamsche Gids. Aug.L. Mantiers schrijft een artikel Naar een mooier taal in het Vlaamsche land, waarin hij nog eens betoogt, hoe nodig een algemeen beschaafd gesproken taal en een verzorgde zuivere uitspraak blijkt te zijn voor de ontwikkeling van het Vlaamse volk. - H. van Tichelen's Kroniek van het proza bevat o.a. een aanbeveling van Vermeylen's herdruk: De Vlaamsche letteren van Gezelle tot heden, en een bespreking van Arthur van Schendel' laatste werken. | |
De Brabantsche Folklore. Juli.Robert Foncke wijdt een artikel aan de Brusselschen Blom-hof van Cupido van Guilielmus van der Borcht. Na een overzicht van de inhoud bespreekt hij een sonnet waarin kinderspelen te Brussel in de eerste helft van de 17e eeuw genoemd worden. | |
Neophilologus. XXIV, afl. 1.Deze afl. opent met de voordracht van Th. Frings over Europäische Heldendichtung. - A.E.H. Swaen vervolgt zijn bijdrage over Engelsche zangwijzen bij Hollandsche dichters. | |
Onze Taaltuin. Okt.H. Mandos besluit zijn uitvoerig artikel over Een teekenend spreekwoord van West-Europa. - Anton Weynen levert enige Bijdragen tot de historische grammatica der Brabantse dialecten. - Naar aanleiding van ‘Het levende lied van Nederland’ door Jaap Kunst, schrijft Jop Pollmann over Volkszang-herstelactie en Volkslied-publicatie. Hij betoogt dat Kunst ‘de koers kwijt is geraakt’. - W. Dols bespreekt Kultuur en literatuur in de Maasgouw vóór 1200 van Jef Notermans. | |
Taal en Leven. Okt.Het artikel Academisch? van Ph. J. Simons bevat een geestige, ironisch-getinte polemiek tegen Van Mierlo's doctrinaire opvatting van ‘De voornaamwoordelijke aanduiding | |
[pagina 383]
| |
in het Zuid-Nederlandsch’ (in Levende Talen 1938). - Gerlach Royen bracht onder het opschrift ‘Relatieve’ raadsels een rijke voorraad aanhalingen bijeen, om te wijzen op eigenaardig gebruik, maar vooral misbruik van relatieve pronomina. | |
Levende Talen. Okt.Een uitvoerige bijdrage van C.F.P. Stutterheim Jr. handelt over Bewuste, onderbewuste en onbewuste ‘fouten’. - W. Kramer schrijft een warme aanbeveling voor de boeken van Erich Drach: Sprecherziehung, Die redenden Künste, en Grundgedanken der deutschen Satzlehre, wegens hun juist uitgangspunt belangrijk voor het onderwijs in de moedertaal. - In losse causerie-vorm geeft Willem van Doorn aardige Beschouwingen over Vertellen en Verteltechniek ‘Aan de hand van een jongensboek’, geïllustreerd met voorbeelden uit allerlei talen. - Een opstel van H. Stevense handelt over Inspiratie en metriek. Een ingezonden stuk van M. Godhelp heeft als opschrift: Moet op de Middelbare School de Neerlandicus ook de Franse, Engelse en Duitse literatuur voor zijn rekening nemen? | |
Vondelkroniek. Aug.Dorri Grosfeld-Van Balen schetst Vijf vrouwenfiguren uit Vondels drama's. - Jan Nieuwenhuis vervolgt het toneelstuk ‘Liefde verwinnet al’. - Onder de Kantteekeningen wordt Het Gedenkboek der Vondelviering besproken. In dezelfde rubriek schrijft Molkenboer een afbrekende kritiek op Th. de Jager's boek Vondel of de Majesteit. | |
Okt.C. Scholten schrijft over De medailleur Pool en eenige penningversjes. Daarop volgt het derde bedrijf van het bovengenoemde Vondel-spel ‘Liefde verwinnet al’, en het slot van Vijf vrouwenfiguren uit Vondel's drama's. Tot besluit een reeks Kantteekeningen. | |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. Aug.H. de Villiers geeft een beknopte uiteenzetting over Die behaviourisme in die taalkunde, naar aanleiding van de toepassing van deze theorie in M.J. Rousseau's boek over Die invloed van Engels op Afrikaans. Dezelfde schrijver beoordeelt het proefschrift van A.J. Coetzee over Die Afrikaanse Volksgeloof. | |
Elckerlijc. Okt.Onder het opschrift Romans met karakter beoordeelt D.J.G. de twee laatste romans van Herman de Man. Het bijgevoegde ‘Elckerlijc-boekje’, getiteld Kroniek van Zuid-Afrika, is verzorgd door J. Haantjes. Op dit interessante bundeltje komen wij in een volgende aflevering terug. | |
[pagina 384]
| |
Eigen Volk. Sept.K. ter Laan vertelt van een oude feestviering, bekend onder de naam Kalender houden. - M. Uittien bespreekt De volksnamen van planten in Boerhaave's ‘Historia plantarum’, die ten dele ontbreken in het Woordenboek van H. Heukels. - W. Roukens schrijft een welkomswoord Bij het verschijnen van Sinninghe's ‘Limburgsch sagenboek’. - J.M. van Doorne geeft een dialektproef uit zijn bundel ‘Betuwsche humor’. | |
Nederlandsch tijdschrift voor Volkskunde XLII, afl. 1-3.Jan de Vries wijst op de grote betekenis van De Duitsche Volkskundeatlas, een werk dat z.i. in opzet en uitwerking als een model kan gelden. - V. de Meyere vervolgt zijn verzameling Vlaamsche Volksliederen en De Folklore van de Vlaamsche kust. - C. Elderink behandelt Twentsche verhalen over Witte wijven; Fritz Erfurth De sage van het verval van de stad Stavoren. - Aloïs Janssens publiceert de eerste gegevens voor een Antwerpsch Sagenboek. - Enige Dokumenten, een rijke voorraad Boekbesprekingen en een In memoriam - Jos. Schrijnen, door W. Roukens, besluiten de aflevering. | |
Het Kouter. Okt.P. Minderaa publiceert het eerste gedeelte van een uitvoerig overzicht van het Hedendaagsch Vlaamsch Proza. Hij behandelt daarin romans van Walschap, Marcel Matthijs, Filip de Pillecijn en Maurice Roelants. | |
Museum. Aug.-Sept.Gerlach Royen bespreekt de fantastische werken van de Zwitser A. Wadler, o.a. Der Turm von Babel, waarin hij met de grilligste etymologie de oorspronkelijke eenheid van alle talen wil bewijzen. Dezelfde schrijver beoordeelt, in hoofdzaak ongunstig, de Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch van G.S. Overdiep. | |
Okt.G. Stuiveling beoordeelt het proefschrift van Jac. Smit over Potgieter's stijl. | |
Paedagogisch Tijdschrift voor het Chr. Onderwijs. Aug.-Sept.W.J.C. Buitendijk betoogt, in een artikel Calvinisme en spelling, dat de moderne taalopvatting en de vereenvoudigde spelling niet in strijd zijn met een Calvinistische levensstijl, en dat de taalopvatting van de Calvinist Bilderdijk juist een krachtige steun levert aan de tegenwoordige nieuwe richting in de taalkunde. C.d.V. |
|