| |
Aankondigingen en mededelingen.
Gedenkboek Kon. Vlaamsche Academie 1886-1936.
Eerst onlangs verscheen, als Oktober-afl. 1936 van de Verslagen en Mededelingen, het Gedenkboek van de vijftigste verjaring. Behalve een uitvoerig verslag van de luisterrijke feesten bevat dit boek een overzicht van de werkzaamheden gedurende de laatste 25 jaar. J. van Mierlo geeft een breed opgezet verslag van al wat op het gebied van het Middelnederlands verricht is (blz. 181-251). Beknopt is het verslag in zake Nieuwere Taal- en Letterkunde, door J. Salsman, dat over Geschiedenis door Leonard Willems, en over het Onderwijs in en door het Nederlands, door J. Jacobs. Men krijgt de indruk dat in de Academie in deze kwart-eeuw omvangrijk en verdienstelijk werk gedaan is.
| |
| |
| |
Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie XI (1937).
W.A. Grootaers levert een dialektgeografische studie over De rode en de zwarte aalbes, een pendant en aanvulling van de bekende studie die zijn vader vroeger publiceerde. - A. van Loey toont aan dat verscheiden, schijnbaar bedorven plaatsen bij Van Velthem niet geëmendeerd behoeven te worden, indien men ze uit Brabants dialekt verklaart (Tekstcritiek en dialectologie). Dezelfde schrijver verzamelde Brabantse persoonsnamen op -ooi, zeer waarschijnlijk als vleinamen op te vatten, maar niet met stelligheid verklaarbaar. - J. Lindeman (Nog over Brabantsche persoonsnamen op -ooi) doet een poging om de oorsprong uit het Waals te verklaren. - C.B. van Haeringen geeft Etymologische aantekeningen bij Nederlandse woorden voor uier en speen, waarbij K. Heeroma een Naschrift plaatst. - Jan Grauls schrijft een aardig artikel Van gendarme tot rijkswachter, als ‘een brokje geschiedenis van Vlaamsch België’. Als slot volgen de gewone bibliografische overzichten over De Nederlandsche dialectstudie in 1936, door L. Grootaers, en De Vlaamsche toponymie in 1936, door H.J. Van de Wijer.
| |
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1936-1937.
De voordracht van de voorzitter G.G. Kloeke over Beschaafd Nederlands is in deze bundel geheel afgedrukt. Op enkele bezwaren tegen zijn betoog komen wij weldra terug. Daarop volgen voordrachten van Anton van Duinkerken over Waarde en beginselen der aesthetische literatuurkritiek en van Marius Valkhoff over Roncevaux en de laatste onderzoekingen aangaande het Rolandslicd. - R.P.J. Tutein Nolthenius levert een bijdrage tot de geschiedenis van De Gids in een opstel Toen ik nog was Gidsredacteur 1897-1919.
Onder de Levensberichten vestigen wij de aandacht op die van René de Clercq door Antoon Jacob, en van H.C. Diferee door J. Berg.
| |
Jaarboekje van ‘Oud-Utrecht’ 1937.
Een uitvoerig opstel van J.W.C. van Campen behandelt Vondels relaties met Utrechtsche kunstenaars, waarbij achtereenvolgens ter sprake komen: Hendrik de Keyser, Hendrik Bloemaert, de vertaler van ‘Den getrouwen herder’, Herman Saftleven en Paulus van Vianen. - Mej. C.C. van de Graft deed voor haar
| |
| |
bijdrage Vondel bij het spel van David en Goliath te Utrecht een aardige vondst. Zeer waarschijnlijk is bij die gelegenheid opgevoerd het schooldrama Monomachia Davidis cum Goliath van de rector Gabriel Jansenius te Aalst, in 1600 te Gent uitgegeven. Van dit stuk geeft de schrijfster de inhoud weer.
| |
Bij Vondel's graf.
De herdenkingsrede, door Geerten Gossaert, uitgesproken in de Nieuwe Kerk te Amsterdam op 17 November 1.1., is in druk verschenen bij de firma A. Oosthoek te Utrecht.
| |
Medium-Passivum.
Dit is de titel van een voordracht, gehouden op het 17de Nederlandse Philologen-congres, door A.J. Fehr, en onlangs door de firma B.J. Paris te Amsterdam afzonderlijk uitgegeven.
| |
Een Nederlandse spraakkunst voor Zweden.
Martha A. Muusses, lector voor de Nederlandse taal- en letterkunde te Stockholm, die in 1930 met Prof. L.L. Hammerich een Hollandsk Grammatik voor Denen samenstelde, gaf onlangs een Kortfattad Holländsk Grammatik voor Zweden uit (Stockholm - Albert Bonnier - 1937). Dezelfde schrijfster publiceerde in het tijdschrift Ord och Bild een opstel over Henriette Roland-Holst, met enige in het Zweeds vertaalde gedichten.
| |
René de Clercq.
Om de nagedachtenis van René de Clercq te eren heeft zijn vriend Mr. J.J. Wijnstroom in de laatste tijd een reeks uitgaven bezorgd, die niet in de handel zijn, achtereenvolgens getiteld: Nagelaten gedichten, Mededeelingen over René de Clercq, Meeningen van René de Clercq, René de Clercq's grootste liefde en Overgebleven Gedichten. Deze reeks is onlangs besloten met een schets van René de Clercq's levensloop. Naast het bovengenoemde Levensbericht door Antoon Jacob leveren deze geschriften belangrijke gegevens om ons een beeld te vormen van de geestdriftige Vlaamse zanger- en propagandist.
| |
Een Zuid-Nederlandse schooluitgave van de Max Havelaar.
Bij de U.M. Elsevier te Amsterdam en de Nederlandsche Boekhandel te Antwerpen verscheen een volledige uitgave van de Max Havelaar, bezorgd door Dr. A. Verstraeten. In een Inleiding (blz. I-XXXII) wordt de Havelaar-zaak en al wat daaraan voorafgegaan is, uitvoerig besproken. Uit de aantekeningen blijkt
| |
| |
dat de uitgever zich grondig op de hoogte gesteld heeft. Heet jongste geschrift over De man van Lebak, door E. du Perron (1937) heeft hij niet meer kunnen raadplegen. Achterin zijn alle aantekeningen van Multatuli opgenomen, gevolgd door een reeks van de uitgever (blz. 333-356), voornamelijk bestemd voor de Vlaamse jeugdige lezer, voor wie dit boek daardoor beter toegankelijk gemaakt wordt. Ook buiten de school zal deze uitgave dus goede diensten kunnen bewijzen.
| |
De roman van Heinric en Margriete van Limborch, in hedendaags nederlands naverteld en ingeleid door Albert Verwey (Santpoort - C.A. Mees - 1937). Prijs f 2.25, geb. f 3.-.
Dit nagelaten werk van Verwey, door zijn dochter Mea Mees-Verwey bezorgd, lag al jaren gereed, maar werd in 1935 voor een uitgave ter hand genomen. Deze roman is door de geschiedschrijvers van onze letterkunde meestal met geringschatting behandeld, als een produkt uit de tijd van verval. Verwey ziet er een ‘revival’ in, en werd er zozeer door bekoord, dat hij het in prozavorm, als een modern volksboek, dichter bij de tegenwoordige lezer wilde brengen. ‘Hein van Aken - indien deze de maker van de Limborch was - is geen man van de daad geweest. Hij was teder, bevallig, een vriend van het boekvertrek. Maar hij was in staat de verbeeldingswereld van zijn tijd nog eens op te nemen en haar figuren dooreen te weven tot een lang en goedgesponnen gedicht, dat hem klaarblijkelijk, tussen zijn andere werk door, vele jaren bezighield.’ Als een proeve van ‘motievenkunst’ heeft Verwey dit verhaal voor zijn studenten bewerkt, in de hoop dat het ‘ook niet-studerenden en ouderen sommige aangename avonduren verschaffen zal.’
| |
Dr. J. van Dam's Handbuch der deutschen Sprache I: Einleitung und Lautlehre (Groningen - J.B. Wolters - 1937).
Een beoordeling van dit breed opgezette werk, dat door een Wortlehre en een Satzlehre gevolgd zal worden, zou buiten het kader van ons tijdschrift vallen. Wij willen echter de aandacht van onze lezers er op vestigen, niet alleen als model van een wetenschappelijke spraakkunst, maar ook omdat er voor een neerlandicus veel uit te leren valt. Allerlei besproken verschijnselen zijn opzettelijk met dezelfde of soortgelijke in het Nederlands in verband gebracht. Met belangstelling zien wij de volgende delen tegemoet.
C.d.V. |
|