vlakkig bekend is. Daarbij komt, dat de zaak ook van de nietfriese kant niet zo eenvoudig is. Men heeft voor het Stadsfries geen voldoende grondslag, wanneer men naast elkaar plaatst enerzijds het Oudwestfries, anderzijds het Hollands van ± 1500, en dan nagaat hoe het laatste op het eerste heeft ingewerkt. Aangenomen een ogenblik, dat uit Holland de enige invloed van buiten is gekomen, dan kan men nog niet volstaan met het Hollands van ± 1500 te beschrijven, want de inwerking van het Hollands, later van het daarop gebaseerde Algemeen-Nederlands, gesproken en geschreven, is in de loop der eeuwen voortgegaan: er is vreemde instroming uit verschillende perioden in het Fries te constateren. Wanneer nu al deze gecompliceerde omstandigheden op de weliswaar hypothetische, maar toch algemeen bekende westgermaanse achtergrond worden geprojecteerd, dan is het belangrijke voordeel verkregen dat de nietfriese of weinig-Fries-kennende lezer zich zonder bezwaar in het boek oriënteert en vinden kan wat hij weten wil. Aan den auteur is dan de taak het stramme schema leven te geven door de ongestoorde (land-)friese ontwikkeling voortdurend naast het Stadsfries te plaatsen, en de invloed van buiten nader te preciseren naar tijd en plaats, gesproken en geschreven taal, enz. En wij kunnen met
erkentelijkheid vaststellen, dat Dr. Fokkema dit met oordeel en voorzichtigheid doet. De onvermijdelijke verspreiding van biezonderheden die eigenlijk bijeen behoren, wordt vergoed door de samenvatting aan het einde, waarin wij zien hoeveel, of liever hoe weinig, friese eigenaardigheden in het Leeuwarders zijn overgebleven.
Het is inderdaad niet veel. De meest kenmerkende trekken in het friese klankenstelsel - de palatalisering van a (bled < blad), de assibilering van k en g (tsjis ‘kaas’, sizze ‘zeggen’) en de overgang van g in j vóór palatale vokalen (jild ‘geld’), de t uit oude p (tinke ‘denken’), e.a. - zijn òf geheel verdwenen òf slechts in enkele schrale relicten over. Waar een friese klankontwikkeling gehandhaafd bleef, was er dit een die ook in het Hollands voorkwam of althans niet veel van de hollandse verschilde. Alles is er duidelijk op gericht het oorspronkelijke Fries zoveel mogelijk aan het Hollands gelijk te maken. Ook in de vormen is het allermeeste van het Fries opgeruimd: een enkel voornaamwoord als dou en jimme doet den Hollander nog vreemd aan.
Kloeke heeft het Stadsfries gekarakteriseerd als ‘Hollands in