De Nieuwe Taalgids. Jaargang 31
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdApril.P. Valkhoff geeft een letterkundige studie over Joris-Karl Huysmans en Ary Prins, waarin grotendeels het werk en het leven van de Franse schrijver behandeld wordt, maar ook zijn invloed op de Nederlander. - Bij den dood van Albert Verwey gaat Anton van Duinkerken uitvoerig na: de opvatting van het dichterschap, het geloof, de levensleer en de doodsbeschouwing van de ook door hem zeer gewaardeerde dichter. | |
[pagina 189]
| |
De Nieuwe Gids. Maart.J.A. Russell vervolgt zijn studie Dutch poetry and the romantic revival met een beschouwing over de achttiende eeuw. - H.H.J. Maas schrijft over Richtingen in de hedendaagsche letterkunde, naar aanleiding van twee Duitse boeken (van G.K. Brand en W.M. Mahrholz) en een Franse studie van M. Raymond. - W. Kloos schrijft Over een der beste Nieuwe Nederlandsche dichters, nl. J.J. van Geuns. | |
April.Max Kyzer herdenkt De dichter Albert Verwey in een tweeslachtig artikel, doordat hij geen overeenstemming weet te brengen tussen zijn waardering en het van Kloos overgenomen wanbegrip omtrent Verwey's poëzie. - In het derde gedeelte van bovengenoemde studie van J.A. Russel bespreekt hij The influence of Young, ‘Ossian’ and the ballads. - W. Kloos noemt J. Pée's werk Een uiterst belangrijk want objektief boek over den merkwaardigen Multatuli, en geeft daarbij zijn eigen herinneringen aan vroege Multatuli-lektuur. | |
Groot-Nederland. Maart.D.A.M. Binnendijk geeft een beknopte beschouwing over Nijhoff's proza. - J.A. Rispens wijdt een In memoriam P. van Renssen, waarachter nagelaten Aanteekeningen en Aphorismen over Literatuur van deze jonggestorven dichter. - Het Poëtisch Maandbericht van S. Vestdijk handelt over het jongste werk van Nijhoff, J. van Hattum, J.J. van Geuns, F.W. van Heerikhuizen en Ludo van de Wijgaert. | |
April.Albert Verwey wordt herdacht door H. Roland Holst, R.N. Roland Holst, Vestdijk (over Tweezijdig Dichterschap) en Menno ter Braak. - D.A.M. Binnendijk schrijft over Coenen's nalatenschap (Onpersoonlijke Herinneringen). - J. Saks behandelt Het ontslag van Ed. Douwes Dekker als assistent-resident te Lebak, dat hij toeschrijft aan de bevrediging van zijn ijdelheid en andere impulzen. | |
Nederland. Maart.A. Hallema wijdt een opstel aan Jan Frans Willems, die in zijn Belgisch Museum eenheid in spelling en taalgebruik met Noord-Nederland bepleitte. | |
Stemmen des tijds. Maart.In de Kroniek der Poëzie van P.J. Meertens zijn de talrijke dichters uit de socialistische en individualistische groep aan de beurt, die alle vrij uitvoerig besproken worden. - C. Tazelaar beoordeelt Twee boeken van humor, n.l. Flipje van J. Fabricius en Intieme Revue van Henriette van Eyck. | |
[pagina 190]
| |
April.P.J. Meertens eert Albert Verwey in de eerste plaats als de ‘wijze’. - A. Hallema behandelt Parodieën op het Onze Vader door Roomschen en Geuzen uit verschillende tijden. - J. Hovy schrijft een musicologisch opstel: Moderne opvattingen van oude liederen gebrandmerkt. - C. Tazelaar bespreekt J. Pée's Multatuli en de Vrouwenspiegel van A.H.M. Romein-Verschoor. - P.J. Meertens beoordeelt in de Kroniek der Poëzie voornamelijk Katholieke dichters, o.a.A. van Duinkerken van Van Oosten. | |
De Stem. Maart.Anthonie Donker beoordeelt in de Poëziekroniek de bundel Onvoltooid verleden van D.A.M. Binnendijk. | |
April.Pierre van Valkenhoff schrijft een degelijk gedokumenteerd herdenkingsopstel over Constantijn Huygens. | |
De Socialistische Gids. Maart.G. Karsten besluit zijn duidelijk overzicht van De spellingstrijd. Van Siegenbeek tot Slotemaker de Bruine. | |
Opwaartsche Wegen. Maart.De redaktie stelde een enquête in naar Peil en karakter van ons hedendaagsch proza en publiceert het beknopte antwoord van H. Marsman. | |
April.Roel Houwink schrijft een woord van waarderende herdenking Bij het overlijden van Albert Verwey. - Anton van Duinkerken zegt zijn mening over Peil en karakter van ons hedendaagsch proza: in onze romankunst mist hij boeiende objektiviteit en scheppingskracht. - Tom de Bruin beoordeelt De Groote Verwildering van A. den Doolaard. | |
De Werkplaats. Maart.H. de Bruin ontwikkelt zijn bezwaren tegen Wilma's laatste roman: ‘Wij groeten de broeders’. - J. Haantjes beoordeelt De drie gebroeders van Antoon Coolen (Een dichter ontmoet een volk). - In de Kroniek der Poëzie bespreekt K. Heeroma de Wegen der Poëzie van G. Stuiveling. | |
April.W.A.P. Smit schrijft een woord ter herinnering Bij de dood van Albert Verwey. - K. Heeroma opent een Kroniek der Poëzie, waarin niet minder dan ‘twee-en-twintig poëtische schrifturen’ besproken zullen worden, in vijf groepen verdeeld. Voorop gaan de Protestantse en de Jong-Katholieke dichters. - J. van Ham oppert ernstige bezwaren tegen het Beknopt Handboek van de Nederlandse Letterkunde door C. Tazelaar. | |
Roeping. Maart.Zeer waarderend wordt Albert Verwey herdacht door Gerard Knuvelder. | |
[pagina 191]
| |
April.Het zevende van de Pentekeningen of Geschreven portretten, door F. van Oldenburg Ermke, is getiteld: Jan Greshoff of de zelfverlochening. | |
De Vlaamsche Gids. Maart.M. Rutten verzorgt de Kroniek van de Nederlandsche Poëzie, waarin o.a. besproken worden S. Vestdijk, J. Reddingius, R. van Genderen Stort, F. van den Driessche en V.J. Brunclair. | |
April.Lode Monteyne schrijft in zijn Kroniek van het Proza o.a. over Paul van Ina Boudier-Bakker en Het Leven drijft van André Demedts. | |
Dietsche Warande en Belfort. Maart.Herman H.M. Maas vraagt waardering voor Een vergeten dichter, n.l. Jacob Israel de Haan, die tien jaar geleden in Jeruzalem vermoord werd. | |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Sept.J. van Mierlo bestrijdt de mening van Jac. van Ginneken, dat ‘Het leven van Sinte Lutgart oorspronkelijk Limburgsch’ zou zijn. | |
Leuvensche Bijdragen. Bijblad, afl. 1 en 2.L. Grootaers publiceert Vragenlijst No. 19 van het Zuidnederlandsch Dialectonderzoek. - R.F. Lissens beoordeelt twee boeken van buitenlanders over Vlaanderen, n.l. Literarisches Schaffen und Volkstum in Flandern van Lili Sertorius en het proefschrift van Cath. C. Ter Haar: Nederland en Vlaanderen. | |
Onze Taaltuin. Maart.In een artikel De structuur van het gesprek wil Jac. van Ginneken geven ‘een eerste proeve der beschrijvende en verklarende gesprekleer’, waarbij hij twaalf typen onderscheidt. - P. van der Meulen schrijft Iets over woordschikking in het Stadfriesch. - J. Naarding oordeelt ongunstig over Heeroma's studie: De Nederlandse benamingen van de uier; z.i. maakt de schrijver misbruik van de expansie-theorie door willekeurige of gewaagde interpretatie. - Jac. van Ginneken betoogt dat voor Het glossarium Bernense gebruik gemaakt is van het Limburgse Leven van Jezus. - G.S. Overdiep beoordeelt het proefschrift van Mej. A.M.E. Draak: Onderzoekingen over de roman van Walewein. | |
April.Jac. van Ginneken ontwierp een kaartje van de vormen die Het onbepaalde lidwoord in verband met het geslacht in de Nederlandse dialekten vertoont, en geeft daarbij een toelichting. - Uitvoerig behandelt P. Peters, eveneens bij een | |
[pagina 192]
| |
kaartje, De geslachtsvormen van het adjectief in de Nederlandsche dialecten. - P. Sipma wijst op Friesch in Neerlands taaltuin, n.l. friesismen in de taal van de merkwaardige 17de-eeuwse vertaler N.J. Wieringa. | |
Levende Talen. April.C.A. Zaalberg bepleit Wenselijke betutteling in schooluitgaven van moderne schrijvers. - A.J. Schneiders (Onze klassick de ‘Elkerlyk’) acht, ‘het geheel lezen en grondig bespreken’ van dit drama in de klas ongewenst. - G.W. Wolthuis geeft aantekeningen bij de tekst van De Wiskunstenaars of 't gevlugte Juffertje. - Dezelfde schrijver prijst het leerboek over Nederlandse Letterkunde van A.J. de Jong. | |
Neophilologus XXIII, afl. 3.B.H. Wind vervolgt haar opstel: Les contributions néerlandaises au vocabulaire du français belge. | |
Volkskunde XL, afl. 4-6.J.J. Mak vervolgt zijn bijdrage Over raadsels, in het bijzonder de Oud-Noorsche. - V. de Meyere begint een nieuwe reeks van De Vlaamsche Vertelselschat; J. Beirens vervolgt zijn bijdrage over Volksweerkunde in spreuken en rympjes. De regen. Maurits de Meyer publiceert opnieuw Onuitgegeven sprookjes uit de verzameling van Alfons de Cock. Een reeks Dokumenten, boekaankondigingen en reprodukties van Vlaamsche Volksprenten besluit de aflevering. | |
Literaturblatt für Germ. und Rom. Philologie. Maart.O. Behaghel beoordeelt het derde deel van Overdiep's Zeventiendeeeuwsche syntaxis. | |
Die Huisgenoot. Febr.F.E.J. Malherbe besluit zijn artikel Anglisismes in Afrikaans. - D.B. Bosman geeft Antwoorde op Taalvrae. - De redactie wijst op de noodzaak, het Afrikaanse volkslied meer in zwang te brengen, en commenteert met getemperd optimisme het denkbeeld van een Belgisch lezer, om in Belgisch Kongo het Vlaams door Afrikaans te vervangen. - J.B. bespreekt Die Afrikaanse Boek 1936. | |
Maart.A.C. VerLoren van Themaat vertelt van haar ontmoetingen met Hein Boeken. - P.C. Schoonees eindigt zijn bespreking van Verlaten Vlaktes door T.C. Pienaar. | |
Museum. Maart.D.C. Tinbergen beoordeelt de bloemlezing Dichters der Middeleeuwen door A. van Duinkerken en W. Beuken. | |
April.G. Kazemier beoordeelt de Mededelingen II van het Frederik van Eeden-Genootschap. C.d.V. |
|