De Nieuwe Taalgids. Jaargang 26
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
Uit de tijdschriften.
| |
[pagina 318]
| |
Okt. Fr. Hulleman geeft een persoonlike herinnering aan Is. Querido. - A. Donker oordeelt in de Poëziekroniek o.a. gunstig over A. Verwey's jongste bundel: De ring van leed en geluk.
Opwaartsche Wegen. Sept. Een uitvoerige studie van J. Haantjes is getiteld Uit de poëzie van Willem de Mérode. Hij gaat daarin na, hoe een drietal motieven zich in het werk van deze dichter ontwikkeld hebben, n.l. David spelende voor Saoel, De verloren zoon, en de Kerstverzen. Okt. J. Haantjes beoordeelt Van Eerbeek's eerste roman, Van Ham beoordeelt Een theologiese roman, n.l. De Sjoenemietische van Seerp Anema, die hem teleurstelde, en P.H. Muller een roman van P.J. Risseeuw: Het verklaarde uitzicht.
Stemmen des tijds. Sept. C. Tazelaar schrijft een kort In memoriam bij de dood van Querido en Buysse.
Studiën. Tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren. Sept.-Okt. Een artikel van B.H. Speekman is gewijd aan Een wereldhulptaal. Hij pleit voor Esperanto, hoewel hij in theorie aan jongere systemen de voorkeur zou geven.
Den Gulden Winckel. Sept. H. van Loon herdenkt Aart van der Leeuw. - Roel Houwink betitelt zijn Kroniek van het proza ‘Naar nieuwe zakelijkheid’ en bespreekt daarin romans van Jef Last en B. Stroman. - J.C. Bloem schrijft over Het goed recht van het essay, naar aanleiding van gebundelde essays van H. Marsman en Jan Engelman. Okt. Uitvoerig schrijft S.M. Noach over de betekenis van Het dagboek van Frederik van Eeden, waarvan vier delen verschenen zijn. - Scherp afbrekend beoordeelt Roel Houwink De Harp van Sint Franciscus van Felix Timmermans, onder het opschrift: Het Privilege der Primitieviteit.
Dietsche Warande en Belfort. Julie-Augustus. G.W. herdenkt beknopt drie afgestorvenen: Fr. van Eeden, Jan Hammenecker en René de Clercq. Sept. Willem van den Aker schrijft uitvoerige Anti-kritische marginalia bij Vlaamsche dichtkunst en kritiek, ter bestrijding van Urbain van de Voorde's Modern, al te modern, waarop de aangevallene kort antwoordt. - Anton van Duinkerken geeft een Herinnering aan Querido. | |
[pagina 319]
| |
De Vlaamsche Gids. Sept. In een nagelaten opstel wijst Lambrecht Lambrechts op de betekenis van Het Antwerpsch Liedboek, naar aanleiding van de studie van Dr. Koepp. - De rubriek Vlaamsche Letteren bevat een aantal zeer beknopte boekbesprekingen.
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Maart. Een nagelaten bijdrage van Karel de Flou heeft als onderwerp De Taalgrens van het Nederlandsch in de Zuidergewesten. Mei. Floris Prims wijst op drie weinig bekende Ascetische schrijvers der Troonpriorij, d.i. een klooster in de buurt van Herentals, behorende tot de groep van Windesheim. Deze schrijvers zijn Jan Storm († 1488), Jacob Roecx († 1527) en Cornelis Bellens († 1573). Hun werk is deels in handschrift, deels in zeldzame drukken bewaard.
Volkskunde Jaarg. XXXVII, afl. 1-3. Jan de Vries publiceert een kongresvoordracht, getiteld: Het huidige bijgeloof als bron voor de kennis van den heidenschen godsdienst der Germanen. - C. Lauryssen vervolgt zijn bijdrage over De Folklore van een Kempisch dorp, met een beschrijving van kinderspelen. - V. de Meyere zet zijn reeks Vlaamsche Dierensprookjes voort. De aflevering wordt besloten met een lange reeks Boekbesprekingen en een losse geïllustreerde bijlage over Vlaamsche Volksprenten.
Eigen Volk. Sept. G.D. van Oosten geeft proeven van Zeeuwsche volkspoëzie. - Gerh. Krekelberg verzamelde Universeele volksgezegden, deels aan De Cock ontleend.
Levende Talen. Sept. Een opstel van J.B. Schepers is gewijd aan Bredero en de klassieken. - A. Zijderveld schrijft een Antwoord aan collega Van Leeuwen over letterkunde-onderwijs. - P.N. Dezaire pleit in een artikel Klankmanie en letterphobie voor de overwegende betekenis van het schrift tegenover de klankGa naar voetnoot1). - A. Zijderveld bespreekt P.H. Schröder's proefschrift Parodieën in de Nederlandse letterkunde; A.C. de Jong beoordeelt Het literaire kunstwerk van W. Kramer en de Geschiedenis van de Nederlandse taal van C.G.N. de Vooys. | |
[pagina 320]
| |
Onze Taaltuin. Sept. Het artikel van Jac. van Ginneken: De taal der kinderlijke verbeelding is grotendeels geput uit gegevens omtrent Keesje, bekend door de Kleuterroman. - L. Mes schrijft over Een toepassing van de vergelijkende taalstudie, n.l. op ‘de pathologie van het spreken’. - Een taalkaartje behandelt het woord put. - G.S. Overdiep beoordeelt Dr. J. Leest: Het voortgezet onderwijs in de moedertaal, waarbij hij de methodiek van deze schrijver toetst aan zijn eigen overtuiging. Hij meent dat Dr. Leest van juiste beginselen uitgaat, maar de consequenties ontwijkt. - J. Wils bespreekt de uitgave van Die eerste bliscap van Maria door W. Smulders.
Okt. Jac. van Ginneken wijst op De voorloopers der phonologie, in 't biezonder op Sapir's Language. - G.A. van Es vervolgt zijn studie over Intonatie en syntaxis. - G.S. Overdiep oordeelt ongunstig over Het Nederlandsch op het gymnasiale eindexamen: het enkele opstel biedt geen waarborgen voor voldoende beheersing van het Nederlands. - H.L. Bezoen geeft semantiese opmerkingen Naar aanleiding van Ndl. mok, mokken. - G. Seppen stelt de vraag of De spreektaal in het misdaadonderzoek van belang kan worden, n.l. door de stem-signalementen van verdachten met de grammofoon op te nemen. - J. Wils beoordeelt Moormann's proefschrift over De geheimtalen. - Het taalkaartje behandelt het woord deur.
Vondelkroniek III, No. 4. B.H. Molkenboer herdenkt de Vondel-kenner L. Simons in een artikel Gedachten bij een uitvaart. - W.M.A. van de Wijnpersse wijst op Vondels tweeledige verhouding tot Seneca: als dichter maakt hij zich los van Seneca, maar tegelijk blijft hij hem prijzen, omdat hij zijn betekenis voor ‘de beschaving der 17de eeuw volmondig erkent.’ - B.H. Molkenboer schrijft over Vondel Met Spinoza in conjunctie. - Een interessante reeks Kantteekeningen besluit de aflevering.
Neophilologus XVIII, afl. 1. M. Valkhoff geeft, in aansluiting bij zijn proefschrift, enige Notes étymologiques. - G.W. Wolthuis wijst op de bekendheid van De legende van Mariken van Nieumeghen in Duitschland en Italië.
Museum. Aug.-Sept. J.W. Muller beoordeelt de Geschiedenis van de Nederlandse taal door C.G.N. de Vooys, en Leendertz' uitgaven van de Levens van Hooft en Vondel. - Jacoba van Lessen beoordeelt Het Juiste Woord, door L. Brouwers S.J. - N. van der Laan beoordeelt De Spelen van Gijsbrecht van Hogendorp, uitgegeven door F.K.H. Kossmann. C.d.V. |
|