Aug. In een Vlaamsche Kroniek bespreekt en beoordeelt Jan H. Eekhout, op onderhoudende wijze, een groot aantal nieuwe Vlaamse boeken, van dichters en prozaschrijvers.
Vragen van den dag. Julie. P. Leendertz Jr. kiest in een artikel De spellingstrijd in nieuwe banen in hoofdzaak partij voor Van Ginneken, al ontwikkelt hij enige bezwaren tegen de ‘grondbeginselen.’ Z.i. moeten de vereenvoudigers nu aantonen, dat ‘de vereenvoudigde spelling evenzeer aan de eischen der phonologie als aan die der phonetiek beantwoordt.’
Aug. C. Gerretson publiceert zijn herdenkingsrede Bilderdijk en de Hollandsche natie, 18 Dec. 1931 te Haarlem uitgesproken.
Roeping. Julie. Jan Engelman toont zich zeer ingenomen met de dichtbundel Media vita van J.C. Bloem, als ‘bezonken en voldragen’ poëzie. - J. van Mierlo beoordeelt de Geschiedenis van de Nederlandse taal, van C.G.N. de Vooys.
Aug. In een studie over het gedicht Van den Levene ons Heren betoogt Th. de Jager, op grond van geest en stijl, dat dit in zijn oorspronkelike vorm uit de twaalfde eeuw afkomstig zal zijn. Hij beschouwt het als ‘ons enig overblijfsel van de letterkunde van het Romaanse tijdvak’, en vergelijkt het met een Romaans bouwwerk, waaraan Gotiese uitbouwsels zijn toegevoegd. - Gerard Knuvelder bespreekt het proefschrift van F.A. Vercammen over Thym en Vlaanderen, en Coster's Nieuwe Geluiden.
Den Gulden Winckel. Julie. In een uitvoerig In memoriam schetst S.M. Noach de grote betekenis van Frederik van Eeden, waarbij hij protesteert tegen het afbrekende oordeel van G. Kalff Jr. in zijn bekende biografie. - Roel Houwink prijst Koningskinderen van C. Rijnsdorp als waardevolle, ‘Christelijke Romankunst’. Minder waardering heeft hij voor Daden van Mary Pos. - Een radiorede van Greshoff geeft een overzicht van Het Nederlandsche proza in 15 minuten.
Aug. H.v.H. wijdt een artikel aan de nagedachtenis van Cyriel Buysse; W. Smits herdenkt Israël Querido. - G.H. 's Gravesande publiceert een vraaggesprek met Johan Fabricius. - Roel Houwink oordeelt ongunstig over Den Doolaard's Druivenplukkers, als uiting van ‘De Romantiek van het Vitalisme’. - G. van Eckeren beoordeelt drie nagelaten werken van Jan van Epen. - S.M. Noach beoordeelt een nieuwe Nederlandse Dantevertaling, door Betsy van Oyen-Zeeman.