De Génestet en René de Clercq.
‘Zijn fijnst sigaartje smaakt hem niet,
Zijn knappend vuurtje blaakt hem niet,
Zijn zoetlief meisje raakt hem niet,
Zijn vrienden, o genaakt hem niet!
Zijn baardje zelfs vermaakt hem niet.
De stumperd heeft zoo'n groot verdriet....
En wat? Nu juist, dat weet hij niet!’
Dit vers van De Génestet heet Het land en lijkt, op de satiriese slotregels na, een aardigheidje of hoogstens een kunstigheidje, waarbij het zo lang gerekte rijm wel de verveling van een sentimenteel jongmens bedoelt uit te drukken. Hoeveel natuurliker is zijn voorbeeld verwerkt in het refrein van René de Clercq's studentenlied De gilde viert, waar, ook door de levendige alliteraties, de derde rijmklank nog een verrassende stijging meebrengt, om zich als de straal van een fontein onweerstaanbaar in stromen op te lossen:
‘Het beste biertje lust hem niet,
Het liefste liedje sust hem niet,
Het mooiste meisje kust hem niet!
Hoog het glas! Hoog het hart! Hoog het lied!’
G.B.