Kroniek en kritiek.
Bestaat er een ‘spelling-Terpstra’?
De tegenwoordige Minister van Onderwijs zal de eerste zijn om te ontkennen dat er een ‘spelling-Terpstra’ bestaat. In de gangbare spelling van De Vries en Te Winkel heeft hij geen enkele verandering gebracht. Hij heeft alleen bekend gemaakt dat het weglaten van een groot aantal buigings-n's op bepaalde eindexamens de leerlingen niet kwalik genomen mag worden, maar dat ook het plaatsen van die n's in een willekeurig aantal gevallen bij vanouds mannelike woorden evenmin foutief is. Dat zal niemand toch een nieuw stelsel willen noemen! Dat is veeleer het wettigen van regelloosheid. De lof van sommige zijden de Minister toegezwaaid, dat hij orde in de spellingchaos gebracht zou hebben, is geheel onverdiend.
Nieuwe orde is alleen langs andere weg te bereiken. Wat de geslachtsregeling en de buiging betreft, eise men van de leerlingen òf nauwgezette gehoorzaamheid aan de regels van de traditioneel-geschreven taal, òf konsekwent volgen van de negende regel van de vereenvoudigde spelling, die zich richt naar het beschaafde spraakgebruik. En wat de woordspelling betreft: òf naar het stelsel van De Vries en Te Winkel, òf naar dat van Kollewijn.
Is deze gedragslijn te rijmen met de ministeriële beslissing? Ons inziens wel. De Minister heeft immers nadrukkelik verklaard, dat hij niet wenste in te grijpen in de methodiek van het onderwijs. Wie bij zijn onderwijs zonder buigings-n's heeft laten schrijven, zal tegen het eindexamen er op moeten wijzen dat bij een aantal, volgens de Minister ‘sexueel-mannelike’ woorden de buigings-n geplaatst moet worden. In welke gevallen dit moet geschieden, levert voor leerlingen die grammatica-onderwijs gehad hebben en die merendeels Duits of Latijn geleerd hebben, geen moeielikheden op. Wie gedurende alle leerjaren de concessies-Terpstra zou willen toepassen, vooral volgens de jongste uitleg, bevordert een onduldbare en onwetenschappelike anarchie op dit punt.
Klassikale toepassing van de vereenvoudigde woordspelling zal vooreerst slechts mogelik zijn op die onderwijsinstellingen, waar geen eindexamen met regeringstoezicht bestaat.
C.d.V.