| |
Uit de tijdschriften.
(September - Oktober).
De Gids. Okt.
Jan de Vries noemt het Een dringende eisch dat de Regering een krachtige poging doet om het folkloristies onderzoek in Nederland op brede basis te vestigen, eer het te laat is. - M. Nijhoff geeft, in een artikel Karel van de Woestyne gestorven, uiting aan zijn bewondering voor de Vlaamse dichter.
| |
De Nieuwe Gids. Sept.
W. Kloos schrijft over Frans Coenen als Psychisch Voeler, naar aanleiding van Reizen. - Alfred A. Haighton vervolgt zijn opstel over Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
| |
Okt.
W. Kloos wijdt een artikel aan Hélène Swarth.
| |
Groot-Nederland. Sept.
Henri van Booven publiceert opnieuw een fragment uit zijn boek over Leven en Werken van Louis Couperus, hoofdstuk V-VI. - Is. Querido geeft Iets over Bredero, waarin hij de lyriek en de comedie van deze dichter zeer hoog
| |
| |
stelt. - D.Th. Enklaar bespreekt de uitgave van de refereinenbundel van Jan van Styevoort.
| |
Okt.
Henri van Booven vervolgt het zesde hoofdstuk van Couperus' leven, dat over Eline Vere handelt.
| |
Stemmen des tijds. Sept.
C. Tazelaar bespreekt in de Literaire Kroniek o.a. De Rijkaard van A.M. de Jong.
| |
Opwaartsche Wegen. Sept.
W.A.P. Smit schrijft uitvoerig over Het werk van Alie Smeding: na het vroegere werk dat om het sexueel probleem draait, ziet hij in het jongste werk, Tijne van Hilletje, een nieuw begin.
| |
Okt.
Gabriel Smit schrijft enige bladzijden Bij den dood van Karel van de Woestijne. - K. Heeroma bestudeerde J.P. Heye's gewijde liederen en vraagt voor hem ‘een plaatsje onder de dichters’.
| |
Roeping. Sept.
Henri Bruning bespreekt onder het Verhalend proza de bundel De Bries van Albert Kuyle.
| |
Okt.
Henri Bruning behandelt Twee Schrijvers, namelik Albert Helman, naar aanleiding van de bundel Hart zonder land, en Anton van Duinkerken, die zijn studies verzamelde onder de titel Roofbouw.
| |
Eigen Volk. Sept.
Deze aflevering bevat o.a. Spotverhalen door K. ter Laan en Enige Westfriese woorden, zegswijzen en spreekwoorden door J. Schuitemaker Cz.
| |
Okt.
In een bijdrage over Het Maastrichtsch en de Panninger linie toont E. Jaspar aan, dat de uitspraak sjl, sjt en zwj in Maastricht veel meer voorkomt dan men meende, en in 't biezonder bij heftige gemoedsbeweging of versterkend.
| |
Den Gulden Winckel. Sept.
Anthonie Donker herdenkt Karel van de Woestijne. - Cyriel Buysse publiceert een Onuitgegeven voorrede voor een bundel Vlaams proza, die in 1915 verschenen zou zijn. - Joh. de Maegt vertelt van een bezoek Bij Cyriel Buysse. - H. van Loon beoordeelt Van Oudshoorn's Pinksteren. - Johan Theunisz behandelt in de Kroniek van het proza twee boeken die in Brabant en Friesland spelen, nl. van A. Jurriaan Zoetmulder (De Greep van den Tijd) en van A. Scheffer (Gerechtigheid).
| |
| |
| |
Okt.
P. Koomen eert Speenhoff in een artikel Speenhoff wordt zestig jaar. - J.C. Bloem schrijft een artikel Bij den 70sten verjaardag van Hélène Swarth. - In de Kroniek der Poëzie beoordeelt R. Herreman verzen van Victor van Vriesland en van de jonge Vlaamse dichter Jan Vercammen.
| |
Paedagogische Studiën X,
afl. 9. P.A. Diels wijdt een artikel aan Het stille lezen.
| |
Haagsch Maandblad. Okt.
P. Valkhoff bespreekt de betrekkingen tussen Emile Zola en Jacques van Santen Kolff, zijn Nederlandse bewonderaar, naar aanleiding van onuitgegeven brieven.
| |
Berichten en Mededelingen van de ‘Vereniging van leraren in levende talen’. Sept.
M.J. van der Meer publiceert zijn kongresvoordracht over Taaloudheden in het Nieuw-Nederlands.
| |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Julie.
Deze aflevering bevat de feestrede van J. Prinsen, getiteld Hooft en Vondel tegenover de idee der Volkssouvereiniteit. Uit de geschiedenis toont hij aan, hoe oud de idee der volkssouvereiniteit reeds is. Hooft was dus geenszins een nieuwlichter, toen hij deze ‘aanlokkelijke libertijnsche Renaissance-idee’ aanvaardde. Lijnrecht tegenover zijn levens- en wereldbeschouwing staat Vondel blijkens zijn Lucifer. Ook de vrede van Munster kon de overtuigde, strijdbare katholieke Vondel niet van harte meevieren: zijn Leeuwendalers werd ‘een mooi, maar kleurloos spelletje’.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Sept.
In de vorm van een ‘brief aan een vriend in Vlaanderen’ schrijft Anton van Duinkerken over Thijms Erfenis, d.w.z. de Katholieke beweging in Noord-Nederland, voornamelik op letterkundig gebied. Over alle personen die daarin een rol speelden en nog spelen geeft de schr. zijn vrijmoedig-persoonlik oordeel. - J. van Mierlo beantwoordt de beschouwingen van Prof. J. Mansion Over Oud-Nederlandsche Letterkunde: z.i. heeft Mansion de term Oud-Nederlands te eng beperkt binnen de grenzen van het Vlaams-Brabants. - In de rubriek Boekbespreking beoordeelt J.A. Goris de uitgave van Jan van Styevoort's Refereinenbundel. Hij zou de voorkeur gegeven hebben aan een keuze, waarbij het minderwaardige weggelaten zou zijn.
| |
| |
| |
Okt.
De redaktie herdenkt Karel van de Woestijne. - M.E. Belpaire schrijft over Twee grooten uit West- Vlaanderen, nl. Guido Gezelle en Peter Benoit. - Rob. Roemans klaagt in een artikel Vlaanderen eens te meer miskend, dat W.L.M.E. van Leeuwen in zijn Korte Schets de Vlaamse letterkunde te kort gedaan heeft.
| |
De Vlaamsche Gids. Okt.
Bij Karel van de Woestijne's Overlijden schrijft F.V. Toussaint van Boelaere een woord van herdenking.
| |
Volkskunde XXXIV, afl. 1-3.
Een uitvoerige bijdrage gaf P.J.J. Diermanse Naar aanleiding van ‘enen souter of een broet’ doen ‘omme lopen’; twee vormen van wichelarij. -L. Beirens schrijft over De sneeuw in het Volksgeloof; V. Verhagen over De Vlaamsche Volkspelen, eerst over Werpspelen. Een lange rij Boekbesprekingen besluit de aflevering.
| |
Het Boek. XVIII.
Als aanvulling van haar artikel in de vorige jaargang van ons tijdschrift, schreef M.E. Kronenberg een bibliografiese bijdrage over De houtsneden in Marieken van Nieumeghen en het Engelsche volksboek.
| |
Museum. Aug.-Sept.
A. Beets bespreekt Die niederländische Sprache im deutschen Urteil, door H. Schreiber, en het populairgeschreven boek van J. Walch: Uit de levensgeschiedenis van woorden. - J. Hensius bespreekt het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan; L. Brummel de studie van W.J.B. Pienaar: English influences in Dutch Literature and Justus van Effen as intermediary. Onder de rubriek schoolboeken beoordeelt D.C. Tinbergen uitvoerig de Nieuwe Nederlandsche Spraakkunst van Van Ham en Hofker, en A. van Rijnbach de Schets van de geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde van J. Walch.
| |
Neophilologus XV, afl. 1.
A.E.H. Swaen verklaart het woord Slechtvalk als gewone valk.
| |
Germanisch-Romanische Monatsschrift. Sept.-Okt.
Karl Bohnenberger geeft een principiële uiteenzetting over de toponymie, getiteld: Grundsätzliches zu den deutschen Ortsnamen.
| |
Zeitschrift für deutsches Altertum. Anzeiger LXVI, Heft 2-3.
Kurt Wagner beoordeelt de Handleiding bij het Noord- en Zuid-Nederlandsche dialectonderzoek van Grootaers en Kloeke.
C.d.V.
|
|