De Nieuwe Taalgids. Jaargang 21
(1927)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |
Kroniek en kritiek.Zinsontledingsport. Bij het eindexamen van een kweekschool in 1926 was de rijksgecommitteerde, een inspecteur van het Lager Onderwijs, ontevreden over de vragen van de taalleraar en nam het examen van hem overGa naar voetnoot1). Hij verlangde bewijzen van bekwaamheid in het zinsontleden en legde een candidaat de zin De zieke sluimerde in om niet meer te ontwaken voor om die te ontbinden in enkelvoudige zinnen en deze te benoemen. Daar wist de candidaat geen raad mee. Maar zijn nieuwe examinator, als man van humaniteit en van didactiek, leidde hem langs gebaande en ongebaande wegen naar 't einddoel. En zo kwam de candidaat ertoe tenslotte zijn gids maar na te praten: De zieke sluimerde in - Hoofdzin. De ondervrager toonde zich voldaan. Had zijn examinandus niet onder zijn wijze leiding zelf de goede oplossing gevonden en daarmee blijk van denkkunst gegeven? En de candidaat? Hij had die ontleding niet begrepen, maar had ze geslikt, omdat ze hem ingegeven werd door een sterke autoriteit. Het ging om het leven: een onvoldoend cijfer voor Nederlandse taal is zo goed als dodend. (Wat te verdedigen is bij Onderwijzersexamens, mits het onderzoek de waarde van het cijfer garandeert!) Het pleit niet tegen zijn taalbegrip, dat de examinandus die ontleding niet begreep. En gezien de omstandigheden kan het hem niet zwaar aangerekend worden, dat hij zich dit averechtse antwoord liet opdringen. Tussen het niet meer ontwaken en het insluimeren bestaat geen verhouding van gevolg. Zelfs generlei causaliteitsverhouding. | |
[pagina 306]
| |
Of een causaliteitsverhouding mogelik is, bijv. van medies standpunt beschouwd, weet ik niet. Maar zo ja, dan zou dat ergens uit moeten blijken, uit de taaluiting zelf of uit de situatie. En daar was in casu in ieder geval geen sprake van. Het komt voor, dat om te een verhouding van gevolg aanduidt Maar de bekende en beruchte ontleedsport op de wijze van die rijksgecommitteerde-inspecteur van het Lager Onderwijs levert het gevaar op, dat de leerlingen slechts gaan letten op het uiterlik en het vormtype zoeken. Zo komen zij er nooit toe te beseffen, dat men de verhouding tussen de delen eerst duidelik gezien moet hebben, eer men logies ontleden kan; dat men een taaluiting niet kan leren begrijpen door classificatie, en dat zelfs een op zich zelf goede classificatie nog volstrekt niet een blijk is, dat men iets begrepen hééft. Als iemand deze taaluiting: Het is echt hondenweer, nou gaat de smokkkelaar er op uit, aldus weet te ontleden: Het is echt hondenweer - hoofdzin;dan is die classificatie wel goed, maar zegt niets ten opzichte van het al of niet begrijpen van die zin. Wie de zin: Die kerel staat alweer aan de deur! ontleden kan als volgt: Die kerel - onderwerp, enz.geeft een gebruikelike classificatie, maar levert daarmee nog niet het bewijs die taaluiting ook begrepen te hebben. Om tot het geval van het kweekschool-eindexamen 1926 terug te keren, insluimeren om niet meer te ontwaken is een omschrijvende constructie voor sterven, evenals de geest geven, de laatste adem uitblazen, het tijdelike met het eeuwige verwisselen, enz. enz. Dergelike constructies vormen een niet-ontleedbare psychiese eenheid, zodat het absurd zou zijn, de zieke gaf de geest aldus te ontleden: de zieke - onderwerp, Daarmee is niet gezegd, dat insluimeren om niet meer te ontwaken willekeurig vervangen mag worden door elke andere | |
[pagina 307]
| |
omschrijvende constructie voor sterven, zoals ad patres gaan, de geest geven, enz. Niet iedereen sterft op dezelfde wijze, en niet ieders dood wekt bij de overlevenden dezelfde aandoeningen op, terwijl ook de verstandelike overwegingen naar aanleiding van iemands verscheiden van zeer verschillende aard kunnen zijn. Insluimeren om niet meer te ontwaken: de gestorvene is al enige tijd voor het moment van zijn dood buiten bewustzijn geweest en ook niet meer tot bewustzijn gekomen; zij, die aan zijn sterfbed stonden, voelen troost in de gedachte, dat de overledene geen zware laatste strijd gehad heeft, enz. En de verstandelike inhoud èn de gevoelswaarde zijn beide heel anders dan b.v. van de constructies ad patres gaan, het tijdelike met het eeuwige verwisselen, naar betere gewesten overgaan, e.a. D'aloude ontleedsport viert nog altijd hoogtij. Het baat niets de kop in het zand te steken en zichzelf en anderen wijs te maken, dat betere inzichten veld winnen en dergelike fraaiigheden meer. Het gaat werkelik op dezelfde manier als vijfentwintig, dertig jaren geleden; ontledingen op rijtjes en naamvaleijfertjes. Nog pas een paar dagen geleden ('t is nu April 1927) zag ik een schrift van de hoogste klas ener lagere school, die in een stad van 70 000 inwoners een van de meest gerenommeerde is. Enkele dictees, vele invuloefeningen (invullen van persoonsuitgangen der werkwoorden kwam vaak voor), de naamval opgeven van alle subst., adj., pron; en lidw., en een massa ontledingen vormden het schriftelik taalwerk. Ik heb hier en daar wat gecopiëerd, bijv.: Vader beloofde den tragen metselaar eene goede fooi. Dadelijk deed de man zijn best. Die zinnen moesten ontleed worden in zinsdelen. De uitwerking luidde aldus: Vader - onderwerp. De leerling zelf had er verder geen touw aan vast kunnen knopen, maar netjes ingevuld met rode inkt door het hoofd der school stond daaronder: deed - gezegde, | |
[pagina 308]
| |
Ik vroeg de jongen, waarom hij die ontleding niet afgemaakt had. Antw.: Ik begreep ze niet. Zo wordt verwarring van begrippen veroorzaakt.
H.H.J. Maas. |
|