De Nieuwe Taalgids. Jaargang 19
(1925)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
Uit de tijdschriften. (September-Oktober).De Gids. Sept. In de rubriek Nederlandsche Poëzie bespreekt P.N. van Eyck uitvoerig de drie bundels van Hendrik de Vries: De Naccht, Vlamrood en Lofzangen.
De Nieuwe Gids. Sept. W. Kloos vraagt aandacht voor het werk van Frans Erens. Okt. Deze ‘historische aflevering’, ter herdenking van het veertig-jarig jubileum, brengt een enthousiaste beschouwing door een bewonderaar van Kloos, Mr. R.H.J. Bakker: Veertig jaren beschavingsarbeid, gevolgd door een Interview met Willem Kloos. - L. van Deyssel en Frans Erens geven een onbeduidende bijdrage. - W. Kloos vertelt Wat het publiek wel eens weten mag bij het veertigjarig bestaan, publiceert Een paar notulen van de Nieuwe Gidsvergaderingen en herdrukt de brochure De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek.- J. Mathijs Acket schreef een interessante studie over Jacques Perk. - H. Gerversman ontwerpt met liefde, een beeld van de jonggestorven, veelbelovende prozaschrijver Aug. P. van Groeningen met de titel Een bijdrage tot de genesis van ‘Tachtig’. Daarbij maakte hij gebruik van de nagelaten brieven en schetsen. - Twee brieven van Busken Huet aan Prof. W. Koster brengen niet veel nieuws.
Groot-Nederland. Okt. J. Saks vervolgt zijn breed uitgewerkte episoden uit Multatuli's leven met een opstel over De verloftijd van Multatuli, waarin hij o.a. zijn vrijmetselaarschap bespreekt. - J.W.E. Werumeus Buning schrijft een In Memoriam J.H. Leopold.
De Stem. Okt. Joh. Tielrooy richt een Open Brief tot Prof. Colenbrander - naar aanleiding van zijn Gids-artikel - waarin, hij Busken Huet's karakter in bescherming neemt.
De Beiaard. Okt. Het opstel van L. Schlichting over Taalinflatie, dat wil waarschuwen tegen het ‘slordig en massaal gebruik | |
[pagina 317]
| |
van woorden’, is een sprekend voorbeeld van de gevaren der beeldspraak, en van het objektiveren van de taal, alsof die buiten de mens een zelfstandig bestaan heeft.
Stemmen des tijds. Sept. Uitvoerig bespreekt P.J. Molenaar Busken Huet's brieven aan Potgieter. - C. Tazelaar gaat Bilderdijks invloed op Groen na.- J. Haantjes bestudeerde de voorgeschiedenis en de ontwikkeling van de sage van De Zwaneridder. - W. Kramer wijdt een belangrijke beschouwing aan Het natuurgevoel in de nieuwere Nederlandsche literatuur. Okt. J.E. Cantillon begint een opstel over Willem de Clercq en het Nederlandsche Réveil. - W. Kramer vervolgt de bovengenoemde stndie, en beschouwt het natuurgevoel in de poëzie sedert de beweging van '80.
De Witte Mier. No. 8. In een met portretten toegelicht artikel Un souvenir d'enfance sur Jacques Perk haalt Paul de Reul zijn herinneringen op aan de ontmoeting van Perk en Mathilde Thomas, die aanleiding gaf tot zijn sonnettenkrans.
Opwaartsche Wegen en Opgang. Sept.-Okt. Van Ham bespreekt met ingenomenheid Frans Coenen's Studiën van de Tachtiger Beweging; C. Tazelaar de Geestelijke Peilingen, een bundel letterkundige studieën van Karel van den Oever. - P.R. Risseeuw schrijft een opstel over de roman In liefde bloeiende van Mej. J.F.L. de Liefde. - J. Haantjes beoordeelt de bundel Studiën over litteratuur en tooneel van J.L. Walch.
Roeping. Aug. M. Molenaar M.S.C. verwelkomt Arthur van Schendel's Angiolino en de lente, omdat het ‘doortrokken is met 't sterk en in zoveler harten gelukkig ontkiemd verlangen naar levens-vernieuwing’.
Dietsche Warande en Belfort. Julie. J. van Mierlo (Een vergissing van Pomerius?) wijst er op, dat men ten onrechte aan de betrouwbaarheid van Pomerius twijfelt, en dat deze stellig niet de ketterin Bloemardinne met Hadewijch vereenzelvigd heeft.
Vlaamsche Arbeid. Sept.-Okt. In de kroniek Vlaamse dichtkunst noemt P. van Ostayen Aug. van Cauwelaert's Liederen voor Maria ‘een woestijn van versregels, vlak, zonder hoog of laag, zonder bewogenheid’. | |
[pagina 318]
| |
Den Gulden Winckel. Sept. De aflevering begint met een artikel Bij den zeventigsten verjaardag van Jacobus van Looy door G. van Eckeren. Dan volgt Pannekoek's interview met Mr. P.H. Bitter Jr. - G.A. van Klinkenberg schrijft over Moderne Pozëie; Jan de Vries, met veel lof, over het dramaties werk van Cyriel 'Verschaeve. - De Kroniek der Poëzie, door J. Greshoff, behandelt Herman van den Bergh. Okt. G.H. Pannekoek ondervroeg deze maand Albert Plasschaert. - De Kroniek van het Proza, door G. van Eckeren, behandelt Vuurvlindertje van H. Heijermans, Eva's jeugd van Nico van Suchtelen en Het Huisje bij de Dennen van J.P. Zoomers-Vermeer. - Jan de Vries beoordeelt Boeken over literatuur van Katholieke essayisten.
Paedagogische Studiën. Aug. W.L.M.E. van Leeuwen zet zijn denkbeelden en idealen uiteen Over litteratuuronderwijs. Zijn ideaal is: ‘er moet een boek komen, gevende een synchronisties vergelijkend overzicht in de Nederlandse taal van de litteratuur van alle volkeren, die een enigszins parallelle ontwikkeling hebben gehad’. Dit boek, dat alleen door samenwerking zou kunnen ontstaan diende tegelijk bestemd te worden voor de drie moderne talen.Ga naar voetnoot1)
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde XLIV, afl. 3. J. van Mierlo betoogt opnieuw met krachtige argumenten tegenover A.C. Bouman, dat De XII dogheden geen werk van Ruusbroeck is. In een uitgave, die in voorbereiding is, zal hij de onechtheid nog duideliker aantonen. - Jacoba H. van Lessen handelt Over de etymologie van ‘uitmergelen’, dat zij niet als denominatief beschouwt. - W. de Vries besluit zijn reeks Etymologische Aanteekeningen (wenkbrauw - zwijnen) - D.A. Stracke schrijft Iets over de bronnen van den Reinaert, nl. over zeer oude bewijsstukken voor de bekendheid van diersagen in de Nederlanden. - A. Zijderveld geeft Een en ander over Spieghel's Hertspieghel. Hij toont aan: 1o. dat de vierde zang vóór 1588 gedicht moet zijn; 2o. ‘dat verschillende literatuur-historici een onjuist beeld geven van Spieghel, als zij hem willen doen lijken op Montaigne, dat men hem te onrechte een scepticus noemt, en dat er van invloed | |
[pagina 319]
| |
der Essais op de Hertspieghel geen sprake kan zijn’. - De ‘kleine mededeelingen’ behandelen Bredero's Klucht van de Koe, vs. 487, de term ‘de tale Kanaäns’, die al in 1579 bekend geweest is, en het Kentse woord lieucope = afslager, dat identiek is met het Ned. lyfkoop.
Verslagen en Medeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Junie. Een voordracht van Gustaaf Segers behandelt Bilderdijk, de Minnaar en Opbouwer oneer Taal. - Maurits Sabbe brengt Kleinigheden op het gebied van de geschiedenis der letterkunde, nl. Een bladzijde kritiek uit de 17de eeuw, geschreven door Jan de Grieck in De Sotte Wereld (1682). Waarschijnlik is dit geen eigen werk, maar een ontlening aan Em. de Aranda. Opmerkelik is de overeenkomst in opzet met De' Ragguagli di Parnasso van Boccalini (1612). Een tweede bijdrage is getiteld De Andromedasage als politieke allegorie. Het spel dat de Antwerpse Violieren in 1635 opvoerden, blijkt geen vertaling van Lope de Vega te zijn, maar een allegorie, waartoe dit motief meer gebruikt is. - Interessant is de toponymiese stuide van A. Carnoy: De plaatsnamenvan de Brusselsche Omgeving, berustend op een nauwkeurig onderzoek ter plaatse. Juni. Plechtige vergadering. Na een inleiding van de bestuurder Leonard Willems over De benaming Amerika, waaruit blijkt dat de voornaam ‘Amerigo’ de naam is van de romanheld ‘Aimeri’ - waarschijnlik dezelfde als de Gotenkoning Ermanaricus gaf het buitenlandse erelid Johan de Meester Herinneringen van Lectuur en Leven, een merkwaardig stuk autobiografie. Julie. J. Mansion bespreekt de afleiding van Derremonde (Dendermonde). - J. van Mierlo behandelt uitvoerig De bijnaam van Lambertus Li Beges en de vroegste beteekenis van het woord Begyn. Hij betoogt dat begijn ontstaan kan zijn uit Albigensis, en dat de vroegste betekenis van ‘begijn’ ketter geweest is. Eigenaardig is dan de ontwikkeling van de betekenis in gunstige richting. - Leerzaam is de verhandeling van Am. Joos: Eenige wenken voor de keus van woorden en uitdrukkingen in de gevoelstaal, vooral wegens de vele goed gekozen voorbeelden. - J. Muyldermans houdt een Sprokkeling op het gebied van 't onderwijs in de XVIIe en in de XVIIIe eeuw, waarin voornamehk oude schoolboeken ter sprake komen. - Gustaaf Segers publiceert zijn voordracht Eenige karaktertrekken van Bilderdijk. Büderdijk tegenover Vondel. | |
[pagina 320]
| |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. Aug. S.P.E. Boshoff beoordeelt het proefschrift van S.J. du Toit over Suid-Afrikaanse Volkspoësie, bydraë tot die Suid-Afrikaanse volkskunde. D.F. Malherbe bespreekt de studie van A.Verschuur: Een Nederlandsche Uitspraakleer der 17de eeuw: De Spreeekonst van Petrus Montanus.
Museum. Aug.-Sept. C.B. van Haeringen beoordeelt uitvoerig Mansion's Oud-Gentsche Namenkunde en prijst de strenge kritiek en de zelfbeheersing van de auteur. - K. Kooiman bespreekt de Nederlandsche Uitspraakleer der 17e eeuw, van A. Verschuur. Okt. A. Hendriks ontwikkelt zijn bezwaren tegen het proefschrift van Lansberg, de Proeve eener descriptieve Methodiek van het onderwijs in de Nederlandsche letterkunde.
Germanisch-Romanische Monatsschrift. Julie-Aug. Hubert Grimme begint een studie over Neuhochdeutsche Sprachmelodik als Grundlage der Syntax. C.d.V. | |
Aanvulling.Dietsche Warande en Belfort. April. Doordat dit tijdschrift ons enige tijd niet toegezonden werd, kunnen we eerst nu de aandacht vestigen op een belangrijk artikel van Dr. Reypens en Dr. Van Mierlo: Een nieuwe Schrijfster uit de eerste helft der dertiende eeuw: de Gelukzalige Beatrijs van Nazareth (1200?-1268). Het eigenaardige is, dat het teruggevonden traktaat van deze tijdgenote en geestverwante van Hadewijch, getiteld Seven manieren van heiliger minnen, reeds lang gedrukt was, namelik onder de Limburgse Sermoenen. Pater Reypens vond nog twee Brabantse afschriften, die ‘tot het bestaan van minstens nog dris andere doen besluiten,’ Pater Van Mierlo toont nu, uit de biografie van Beatrijs, door Willem van Affligem, aan, dat dit geschrift inderdaad van haar hand is. Een uitgave van deze interessante tekst is in voorbereiding. |
|