De Stem. Mei. Dirk Coster geeft een reeks Korte Karakteristieken van levende dichters.
Vragen van den dag. Junie. A. Klaver schrijft een opstel over Marialegenden en exempelen.
Vlaamsche Arbeid. Mei-Junie. De Kroniek over Vlaamsche Dichtkunst van Paul van Ostayen brengt een afbrekende kritiek van twee dichtbundels: Het Roode Raam door A.W. Grauls, in expressionistiese trant, en Liederen van leed door Gerard Walschap. - A. Burssens putte uit Dat boeck van der voirsienicheit godes zijn beschrijving van De hemel naar een Middelnederlands handschrift uit de tweede helft van de 15de eeuw.
De Vlaamsche Gids. Junie. De Vlaamsche Kroniek van Lode Monteyne bevat een reeks beknopte boekbeoordelingen en aankondigingen, o.a. een Keuze uit de gedichten van G.J. Dodd, door Pol de Mont, verzen van Ernest de Weert, Richard de Cneudt, Lambrecht Lambrechts, en een prozabundel (Redevoeringen en Studies) van Maurits Sabbe.
Opwaartsche Wegen. Maart. J. Haantjes besluit zijn Gossaert-Studiën en bespreekt Dirk Coster's Nieuwe Geluiden.
April. K. Fokkema geeft Iets over de Jongfriese beweging, toegelicht met fragmenten van proza en poëzie, in het origineel met vertaling er naast. - Onder de boekbesprekingen is de uitvoerigste, door W.A.P. Smit, gewijd aan ‘een nieuw boek van Jaarsma’ nl. Hoe het bloesemde.
Junie. E.G. van Teylingen publiceert een lezing over Nieuwe Wegen, waarin hij de vraag stelt of er nieuwe wegen te vinden zijn waarlangs de ontwikkeling der Christelike Litteratuur plaats kan vinden.
Roeping. Dec. 1924. Een studie van Bernard Verhoeven beschouwt Frederik van Eeden in het licht van zijn tijd, naar aanleiding van zijn bekering. Evenals Feber volgt hij in zijn werken de ontwikkelingsgang van de mens en de kunstenaar.
Jan. Anton van Duinkerken schrijft met bewondering Over de poëzie van Henri Bruning, de dichter van De Sirkel. - B. Verhoeven besluit zijn studie over Van Eeden.
Maart. Ger. Kuuvelder wijdt enige bladzijden aan het letterkundige werk van L.J.M. Feber, dat hem met bewondering