Studiën, tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren. Sept. A. Reichling vervolgt zijn studie over Het Platonische denken bij P.C. Boutens, waarin hij o.a. nagaat, in hoeverre deze poëzie mystiek genoemd kan worden en welke invloed van het Christendom er in te bespeuren valt.
Okt. Aansluitend bij zijn vroegere studie, schrijift H. Padberg een beschouwing over Frederik van Eeden, de sociale hervormer. - A Reichling besluit zijn artikels over Het Platonische denken bij P.C. Boutens met een ‘Critische na-betrachting en samen-vattend overzicht’.
Stemmen des tijds. Sept. W. van Schothorst bespreekt het proefschrift van Ph.A. Lansberg: Proeve eener descriptieve methodiek van het onderwijs in de Nederl. Letterkunde aan de scholen voor M. en V.H. Onderwijs in Nederland, waarmede hij wegens de ‘lichtvaardige conclusies’ niet zeer ingenomen is.
Okt. O. Tazelaar besprekt de studie van Gerard Brom over De dominee in onze literatuur en Het leven van Guido Gezelle door Alois Walgrave.
De Beiaard. Sept. Gerard Brom bespreekt Huizinga's boek over Erasmus, waarin hij veel te prijzen vindt. Met nadruk wijst hij er op, hoeveel raadselachtigs er voor ons in deze figuur blijft, zowel wat zijn karakter als wat zijn invloed betreft. De vergelijking met Thomas Morus kan hij, volgens de schr., niet doorstaan. Voor ons ‘staat zijn licht voortaan bleek als de vlam van een lantaren in de zon.’
Opwaartsche Wegen. Sept. J. van Ham behandelt de Strijd over het toneel in de 17de eeuw. Hij wijst er op, dat in de 16e eeuw het toneel een krachtig middel is geweest tot verbreiding van de nieuwe leer, en dat in de zo vaak als de ‘goede oude tijd’ geïdealiseerde 17e eeuw de bloeitijd valt van ons toneel. De bestrijding van Calvinistiese zijde werd vertroebeld doordat er aan vastgekoppeld was de strijd tussen kerk en overheid, het verzet tegen Vondel's Katholieke kunst en de afkeer van de zedeloze klucht. Bovendien vergeet men dat onze bekendste Calvinistiese dichters: Huygens, Cats en Revius, voor het toneel geschreven hebben.
Okt. Uitvoerig bespreekt J. van Ham de ‘slotbundel’ Neerlandia van D. Wouters. Het literatuuroverzicht is z.i. te zeer afhankelik van enkele handboeken; de bloemlezing is te eenzijdig.