De Nieuwe Taalgids. Jaargang 12
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Beweging. Sept.Albert Verwey vervolgt zijn belangrijke studie over Hendrik Laurensz. Spieghel. Hij bespreekt het spel Numa ofte Amptsweygheringe, eigenaardig toegelicht door een brief van Spieghel aan de Staten van Holland, en het gedicht Zeegbaeks Lofzang. Verder schrijft hij aan deze auteur een vertaling toe, getiteld Een Claghe Jesu Christi, tot dat onghehoorsaeme menschelijcke gheslachte (1595), oorspronkelik in het Latijn geschreven door Pierre Block (Petrus Bloccius). Na een beschouwing van de Nieuwjaarsliederen komt hij tot het hoofdwerk, de Hertspiegel, ‘een gedicht zoo hollandsch als er ooit een is voortgebracht’. - Mea Verwey bespreekt boeken van Emmy van Lokhorst en Jo de Wit; J. Koopmans bespreekt Tondalus' Visioen en St. Patricius Vagevuur, uitgegeven door R. Verdeyen en J. Endepols. Okt. Het vervolg van Verwey's Spieghel-studie is gewijd aan een diep-gaande beschouwing van de Hertspiegel, boek I-V. | |
[pagina 318]
| |
De Nieuwe Gids. Okt.In de Literaire Kroniek spreekt W. Kloos, naar aanleiding van de jongste Bredero-uitgave, over de Rodderick en Alphonsus, dat hij ook uit een oogpunt van vers-techniek een zwak werk noemt. | |
Groot-Nederland. Okt.Onder het opschrift Techniek der Poëzie bespreekt J. Zeldenthuis de Inleiding tot de Poëzie van M.H. Werkman (1917) en de lezing van Bastiaanse over De Techniek der Poëzie (1916). Vooral in het eerste gedeelte ontwikkelt hij zijn bezwaren tegen Werkman's opvattingen - waarbij hij telkens de partij van Bastiaanse kiest - maar over het algemeen vindt hij in deze Inleiding veel te prijzen. | |
De Socialistische Gids. Okt.Henri Polak geeft het derde gedeelte van zijn voordrachten over Revolutionnaire poëzie, waarin hij de gedichten van H. Overst, S. Bonn en A. van Collem behandelt en door proeven doet kennen. | |
Onze Eeuw. Okt.In de rubriek Nieuwe Boeken behandelt A.C.S. de Koe De Komedianten van Louis Couperus, Helène Marveil van R. van Genderen Stort en De bestendige Aanwezigheid van Karel van de Woestijne. | |
Elseviers Maandschrift. Sept.Herman Robbers pleit, onder het opschrift Een hoogleeraarsbenoeming, voor de artistieke zijde van het litteratuuronderwijs aan onze universiteiten. - Verder herdenkt hij de zeventigste verjaardag van Marcellus Emants. | |
Vragen van den dag. Sept.In een artikel van J.B. Schepers, De dichter en zijn werk, betoogt de schrijver dat Van Eeden het tweede en derde deel van zijn Kleine Johannes ten onrechte beschouwt als een voortzetting van het eerste deel. Tegen de auteur verdedigt hij dit jeugdwerk, als kunst van betekenis. | |
Studiën, tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren. Okt.H. Padberg schrijft met veel lof over De ontginningsarbeid van den heer Sterck, waarvan de resultaten onlangs neergelegd zijn in de Oorkonden over Vondel en zijn kring. - G. Jonckbloet toont opnieuw zijn belangstelling in het werk van Henriette Roland Holst, maar in Verzonken Grenzen ziet hij de Decadentie eener socialistische dichteres, dat naar de vorm ‘onvoldragen proza’ is, naar de inhoud ‘duistere kronkelpaden van beuzelende redeneering’. | |
[pagina 319]
| |
De Katholiek. Okt.J.P. Verhaar behandelt onder de titel Rondom Vondel en Gezelle twee boeken, de Vondel-Oorkonden van Sterck en Guido Gezelle door Caesar Gezelle, beide als ‘voorbereidingswerk’ bedoeld. - Fr. B. Kruitwagen begroet met ingenomenheid de uitgave van Tondalus' Visioen en St. Patricius' Vagevuur, en spreekt de wens uit dat deze ‘bijdrage’ tot Mnl. dialektstudie gevolgd zal worden door een methodiese samenvatting van de uitkomsten, als voorproeve van voortgezet onderzoek. | |
De Beiaard. Sept.Een artikel Beatrijs, door W. van Koeverden is grotendeels gewijd aan de jongste dramatiese bewerking van deze stof door Felix Rutten, maar als inleiding wordt ook het drama van Maeterlinck en de prozabewerking van R.J. Spitz ter sprake gebracht. | |
Stemmen des tijds. Okt.Een brede bespreking wijdt J. Petri, onder de titel Hollandsche Kunst, aan het ‘loutere fijne en innige’ Jaapje van Jac. van Looy. | |
Bloesem en Vrucht. VII. Afl. 11-12.K. Lantermans behandelt Cats met Voorgangers en Navolgers. Als voorgangers beschouwt hij Dirc Potter en J.B. Houwaert; als navolgers Adriaen Poirters, Dirc Pieterszoon Pers en Willem Sluyter. | |
De Opbouw. Okt.Herman Poort wijdt zijn Letterkundig Overzicht aan H. Roland Holst. | |
Den Gulden Winckel. Sept.D.Th. Jaarsma huldigt Herman Robbers op zijn vijftigste verjaardag. - F. Smit Kleine handelt over E.J. de Meester als journalist. - H.C. Muller beoordeelt het Verslag van een onderzoek betreffende de Betrekkingen tusschen de Nederlandsche en de Spaansche Letterkunde in de 16e-18e eeuw door William Davids. | |
Okt.Gerard van Eckeren geeft Kantteekeningen bij de literatuur van den dag. - Ernst Groenevelt prijst Querido's Van verbeelding en werkelijkheid. | |
Neophilologus IV. Afl. 1.P. Valkhoff bestudeerde het leven van een merkwaardige Nederlander uit de achttiende eeuw, Elie Luzac, de uitgever van La Mettrie's boek L'Homme machine, dat door de Waalse gemeente te Leiden als atheïsties veroordeeld werd. Waarschijnlik is een later toegevoegde verhandeling, L'Homme plus que machine, van de hand van Luzac, die slechts door de nood ge- | |
[pagina 320]
| |
drongen de Franse vrijdenker verlochende. - G.G. Kloeke vervolgt zijn studie over De beoefening der Duitsche dialectkunde, die ook voor Nederlandse taalstudie zeer leerzaam is. Hij spreekt nl. over de voordelen en de bezwaren van experimentele phonetica, zooals die vooral te Wenen en te Hamburg beoefend wordt. Op beide plaatsen heeft men een fonogram-archief opgericht, te Hamburg in het biezonder voor Nederduitse en ook Nederlandse dialekten. Daarna bespreekt hij studies op het gebied van vormleer en syntaxis, en stelt daarbij de vraag welke methode de voorkeur verdient: het schrijven van volledige dialekt-grammatica's voor afzonderlike plaatsen, of van studies die een gehele dialektprovincie omvatten. De laatste methode, die tegenwoordig in Zwitserland toegepast wordt, acht de schrijver beter. - Leo Polak publiceert zijn rede over Stoff, Gehalt und Form, waarmede hij zijn kolleges als privaat-docent te Leiden geopend heeft. | |
Van onzen tijd. No. 44.L.M. Fr. Daniëls O.P. schrijft een artikel Ter nagedachtenis van Mr. J. van Lennep (1868-1918), waarin Van Lennep's verdienste ten opzichte van de Vondel-studie warm gewaardeerd wordt. | |
No. 46.Frank Luns geeft zijn oordeel over De ‘Beatrijs’ van Felix Rutten bij ‘Het Rotterdamsch tooneel’, en wijst daarbij ook op de zwakke zijden van het stuk op zich zelf: de ‘overdadige beeldspraak’ en de ‘te vlakke scènes’. | |
Literaturblatt für germ. und roman. philologie. Sept. - Okt.Th. Frings bespreekt uitvoerig Prinsen's Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. | |
School en leven. No. 4.S.M. Noach deelt, in aansluiting bij zijn vorige artikels Uit Friesland (Jaarg. 18, No. 2 en 52) allerlei gegevens mede voor ‘de invloed die de taal in een bepaalde streek op het algemeen beschaafd heeft’. In Friesland is de oogst die ieder docent in zijn klas binnen kan halen, begrijpelikerwijze zeer groot. Maar wij herhalen de aansporing aan ieder die de moedertaal onderwijst, om dergelijke feiten geregeld op te tekenen en te verzamelen. C.d.V. |
|