De Nieuwe Taalgids. Jaargang 12
(1918)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |
Anglicismen in het gasbedrijf.[In mijn artikel over AnglicismenGa naar voetnoot1) wees ik er op, dat verschillende groeptalen van de industrie afzonderlik onderzocht zouden moeten worden. Daarbij is techniese voorlichting onmisbaar, want de woorden kunnen niet van de zaken gescheiden worden. Door de vriendelikheid van de heer K. Blokhuis, direkteur van de gasfabriek te Middelharnis, ben ik in staat gesteld om op één gebied een vrij volledig overzicht te geven van Engelse invloed op de vaktaal, nl. in het bedrijf van de gasfabriek. Het volgende is bijna geheel woordelik ontleend aan zijn schrijven. Terecht heeft de schrijver zich niet bepaald tot een opsomming van uit het Engels overgenomen vaktermen, maar ook aangegeven, waar men eigen gangbare of nieuwgevormde woorden in gebruik nam.]
De gasindustrie is van Engelse oorsprong, en het is niet te verwonderen dat uit geschriften en door werklieden, Engelse woorden in deze industrie in gebruik zijn gekomen en gebleven. Toch zal men uit de volgende opsomming zien, dat onze taal resistent is geweest ten opzichte van verschillende woorden, die even goed hadden kunnen overgenomen worden als andere. Beginnen wij onze wandeling door een gasfabriek in de stokerij, dan ontmoeten wij in dit woord zelf reeds een voorbeeld van vermogen tot eigen woordvorming. De retorts zijn ook bij ons retorten geworden (het woord retort was trouwens reeds lang gemeen eigendom van alle West-Europese talen, onderstel ik, en het lag dus voor de hand dat het werd gebruikt; zelfs de Duitser, die zijn sigaar Rauchrolle wil noemen, spreekt in de gasfabriek van Retorten), maar het retort house heet bij ons de stokerij. Ook de furnaces zijn niet tot fornuizen herschapen, altans niet in de stokerij ener gasfabriek, maar heten gasovens, gelijk in het Duits Gasöfen (Fr. fours). Ook voor de aan de gasovens voorkomende klimpijpen (ascension pipes) vindt men in onze taal wel een adaptatie, maar geen overneming op de klank. Het overgangstuk boven op de oven, the bridge, heet bij ons zwaanshals of zwanehals. | |
[pagina 175]
| |
Door klimpijp en zwanehals komt het gas uit de retorten in de mijn, en hier hebben wij nu een woord dat op de klank is overgenomen. De main is een vrij groot, half met teer en water gevuld reservoir, waarin alle buizen die van de retorten komen, indompelen, om te beletten dat het gas terugblaast, wanneer een retortdeksel geopend wordt. Op de oven is dit dus de hoofdverzamelbuis, the main. Ook de hoofdbuis in de straat heet in het Engels main; in dit geval echter is het woord niet overgenomen en spreken wij van de hoofdbuis. De indompeling van de buizen in deze main (vele gasdirekteuren duiden hun kennis van de afkomst van het woord aan door main te schrijven, men noemt het echter meestal ‘de mijn’ en het werkvolk zegt altijd ‘de mijn’) heet in het Engels dip en het staat enigszins gekleed en verraadt vakkennis, om niet van indompeling te spreken, maar van dip. Mocht alleen de kortheid van het Engelse woord de reden van het gebruik zijn, dan heb ik mijn kollega's ten onrechte een smet aangewreven. Op oudere gasfabrieken vond men vroeger altijd een cokestoren met sproeier, die meestal scrubber werd genoemd; ook de ammoniakwasser werd en wordt nog dikwijls op zijn Engels uitgesproken (men zegt washer, maar door onvoldoende kennis van het Engels geeft men het woord een Hollandse a-klank), hoewel daar geen goede reden voor bestaat. De exhauster en condenser (soms verlatiniseerd tot exhaustor en condensor) ontbreken op geen gasfabriek; de condenser wordt tegenwoordig ook nog al eens koeler genoemd, wat minstens even goed is. Dit is wellicht onder Duitse invloed, waar van Kühler en Gassauger voor condenser en exhauster gesproken wordt. Over het algemeen is Engelse taalinvloed in de gasindustrie reeds lang tot staan gekomen en Duitse invloed overwegend geworden: het logies gevolg van de hogere vlucht, die de gasindustrie in Duitsland nam, en van de omstandigheid dat bijna alles op gasgebied tegenwoordig uit Duitsland komt. Franse invloed is nooit groot geweest. Drukregulateurs waren een Franse specialiteit en werden steeds regulateurs genoemd; in het Engels heten zij Pressure Governors. In de zuiverkisten en het zuiver huis hebben wij weer voorbeelden van adaptatie (Eng. purifiers en purifier house) zonder letterlike overneming. Ook de afsluiters hebben in onze taal een zelfstandige naam (Eng. valve), maar de bye-pass heet onveranderlik de bijpas. Het is een omloop, die in de gasfabriek van belang is en in staat stelt het toestel uit te schakelen, waarbij zulk een omloop is aangebracht. Aangezien nu vervuiling en verstopping van toestellen in een gasfabriek tot de gewone ervaringen behoren, waarvan het publiek niets bemerkt, maar de gasman des te meer, is voor deze laatste de bijpas een belangrijk ding, en wel waard dat | |
[pagina 176]
| |
hij die met een eigen naam bestempelt. De grote gasmeter der fabriek, die de gehele produktie meet, wordt in het Engels station-meter genoemd, en heet in het Hollands veelal de stationsmeter. Hier was fabrieksmeter (wat ook gebruikt wordt) beter. Biezondere vermelding verdient nog het woord gasometer. Dit is in het Engels niet de gasmeter, hetzij op de fabriek of daarbuiten bij de verbruikers (consumers' meters), maar de gashouder. Toen de gasindustrie in haar kinderjaren was, kende men nog geen gasmeters, die eerst zijn uitgevonden door Clegg in 1815. In het begin werd de produktie nagegaan uit de stand van de gashouder en zo is het woord gasometer voor deze houder in gebruik gekomen. De handboeken spreken van gasholders, maar het Engelse publiek noemt een gashouder nog steeds gasometer. En zo kon het geschieden dat de Nieuwe Rotterdamsche Courant vermeldde, dat bij het beschieten van Hartlepool door de Duitsers de gasmeter was vernield. Nemen wij hiermee afscheid van de gasfabriek zelf. Ook daarbuiten ontmoeten wij Engelse bekenden. Ik laat daar of het in navolging van het Engels is, dat men altijd spreekt van de distributie van het gas. Nodig is het zeker niet, en verdeling zou hier een even goed woord zijn. Slaan wij echter een prijscourant van fittings na, van al datgene, wat een fitter nodig heeft, dan ontmoeten wij daar connectings (door de werklieden meestal sluitstukken genoemd), nippels, sokken (Eng. sockets, ook wel zo in de prijscouranten geschreven), pluggen, flenzen, koppelingen, kappen. Knieën, ellebogen, Tee-stukken kan men nauweliks anglicismen noemen. Een hulpstuk in de vorm van de letter T zal men van zelf een Tee-stuk noemen, zoals men een dubbel omgebogen haakje aan de lamp een S-haak noemt. Maar waarom spreekt men hardnekkig van het body ener lamp voor het zwaardere centrale gedeelte, waaruit de armen ontspruiten? Menigmaal vindt men aan een eenvoudige lamp ter versiering huksen, losse holle stukken, die over een buis kunnen geschoven worden. Is een huis, bijv. een gewone hanger, te lang, dan wordt in het midden ter verfraaiing een huks aangebracht. Ik twijfel niet of dit is het Engelse husk. De kogelbeweging aan de lamp werd vroeger door fitters de baljuw genoemd, een verbastering van ball-joint. Tegenwoordig is dit voorbeeld van slechte volksetymologie weer in onbruik en spreekt men algemeen van kogelbeweging. De hoofdbuis in de straat wordt, zoals ik reeds vermeldde, niet de main genoemd. Maar de met touw en lood gemaakte verbindingen (men noemt dit touw striktouw, Duits Teerstrick; het wordt zowel geteerd als ongeteerd gebruikt) heten bij de fitters bij voorkeur | |
[pagina 177]
| |
juinen of jeinen (Eng. joints. De afleiding is nog duideliker in het werkwoord: twee buizen worden aan elkaar gejuind, of gejeind.Ga naar voetnoot1) Een eigenaardig woord is dienstleiding. Het is de spruitleiding, die van de hoofdbuis naar een woning gaat. In het Engels heet zij service pipe. Webster geeft bij service: ‘service pipe, a pipe connecting mains with a dwelling, as in gaspipes and the like, Tomlinson.’ Dat Tomlinson hierbij wordt vermeld is misschien een aanduiding, dat ook de lexicograaf iets zonderlings in het woord vond. Ook in het Frans heet deze buis service, en uit Frans of Engels is bij ons het woord dienstleiding gekomen. Zowel in het Frans als in het Engels vertegenwoordigt echter service twee begrippen, bij ons onderscheiden als dienst en bediening. De dienstleiding is de pijp, die een huis met gas bedient, en zou dus, indien een vertaald woord nodig was, bedieningsleiding moeten heten. De Vereniging van gasfabrikanten in Nederland, die binnenkort nieuwe algemeen geldige voorschriften voor gasleidingen zal invoeren, wil het woord dienstleiding handhaven. Ik zag het liever vervangen door spruitleiding, straatleiding of buitenleiding (in tegenstelling met de binnenleiding in het huis). Branders van klein model worden meestal Lilliputbranders genoemd. Dit is echter niet een Anglicisme, maar een Germanisme. De Duitse fabrikanten voerden branders van klein model onder deze naam in, toen Duitsland reeds de grote leverancier was geworden. Het gasgloeilicht is trouwens in Duitsland tot ontwikkeling gekomen, en eerst in de laatste jaren ook in Engeland algemeen geworden. De brave Duitsers hebben ook Lilliput ‘eingedeutscht’, door het met een L te weinig te schrijven als Liliput. Uit het Engels afkomstig zijn weer: bries en cokesbries, Eng. breeze, Fr. braise, in het Eng. homonym met breeze, wind, vroeger reeds vermeld als een laat leenwoord in onze taal als bries. Ook in onze taal heeft men dus bries als een stel van twee homonymen, evenals in het Engels. Blijkbaar uit het Engels vertaald zijn: vleermuisbrander (naar het Eng. batwing) en verzegeling, voor: waterafsluiting. In een U-vormige buis, waaruit gas stroomt, wordt water gegoten, dat in de U blijft staan. De buis heet dan ‘verzegeld’ (Eng. to seal, water-seal, hydraulic seal, water-lute). K. Blokhuis. |
|