De Nieuwe Taalgids. Jaargang 9
(1915)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||
De voorgeschiedenis van ons alfabet.Ga naar voetnoot1)Onder de de mens aangeboren eigenschappen neemt een eerste plaats in 't vermogen, de lust, de behoefte om na te tekenen wat hij ziet. Dat is een uiting van het nabootsingsinstinkt, dat ook alle dieren bezitten, maar een uiting die reeds het bestaan van een bepaalde kijk op de dingen noodzakelik maakt; want, om een tekening te maken moet men zekere trekken veronachtzamen en slechts zijn aandacht vestigen op één zijde van het voorwerp. Deze kunst van afbeelden is zo oud als de mens zelf. Reeds in de eerste tijdperken van menselik bestaan vindt men beenderen en geweien van rendieren versierd met tekeningen die dieren of voorwerpen voorstellen, ja een enkele maal al met bepaalde tafrelen. Wat de verbeelding trof gaf men weer: mensen en dieren eerst; dan uitvoeriger: jachttafrelen, visvangsten, offerplechtigheden enz. Maar weldra komt de behoefte, door optekening de herinnering te bewaren aan bepaalde mensen, aan een bepaalde koning, aan een bepaalde slag - we naderen de figuratieve inskripties, zoals die o.a. bewaard zijn gebleven van Indianenstammen in Noord-Amerika. De volgende inskriptie b.v. is gevonden. Het tafreel vertoont bovenaan 5 primitieve voorstellingen van kano's met kleine uitsteekseltjes er boven uit, 51 in getal: de bemanning; achter de eerste kano een | |||||||
[pagina 162]
| |||||||
vogel. Daaronder een man op een paard, een grote vogel daarvoor, een schildpad er achter, gevolgd door drie evenwijdige golflijnen met drie kogels tussen de uiteinden van die lijnen; onder dat alles een panter en een slang. Men leze de voorstelling aldus: 5 kano's, samen 51 mensen bevattend, gaan op expeditie uit; de eerste kano is gekommandeerd door een hoofdman, voorgesteld door diens symbool: de vogel achter het eerste vaartuig. De tocht over 't water - de drie evenwijdige golflijnen - duurde 3 dagen - de drie kogels tussen de uiteinden van de golflijnen. De landing is voorgesteld door de landschildpad. De man op 't paard met 't wapen in de hand duidt aan dat hier sprake is van een krijgsonderneming, en de vogel voor het paard, een arend, is het symbool van de moed. De panter en de slang aan de voet van 't tafreel zijn de beide machtige génieën die de onderneming begunstigen. Deze en dergelijke voorstellingen zijn niet het eigendom geweest van bepaalde volksstammen; men vindt ze de hele wereld door bij alle primitieve volken, b.v. ook in de vorm van tatoueren. Dit alles behoort tot het terrein der piktografie, afbeelding door middel van tekeningen. Met schrijven in onze zin van het woord heeft 't nog weinig of niets te maken. Maar het is een ‘vorstufe’ van 't schrift, een eerste schrede, die gevolgd is door een tweede, welke zich als 't ware vanzelf er uit ontwikkeld heeft, de ideografie, het begrippenschrift, zo genoemd, omdat de voorstellingen bij degeen die ze ziet dadelik een bepaald begrip te voorschijn willen roepen, en een derde, de allerbelangrijkste schrede, het fonetiese schrift, waarin een teken eerst een lettergreep aanduidt, een klankengroep dus, maar waaruit zich ten slotte weer een nog zuiverder fonetiese schrijverij ontwikkeld heeft waarin elke afzonderlike klank, dus elke klinker en elke medeklinker, wordt voorgesteld door een eigen teken. Voornamelik aan de hand van het schrift van dat merkwaardige volk der oudheid dat elke bestudeerder van zijn geschiedenis telkens opnieuw in verbazing brengt over zo hoog een trap van beschaving in zo overlang geleden tijden, aan de hand van het schrift der Egyptenaren, dat nagenoeg zeker het Urbild van ons hedendaagse geweest is, en dat, eigenaardig, tot in de dagen van zijn hoogste ontwikkeling in zijn geschreven monumenten de primitiefste vormen bewaard heeft naast de meest ontwikkelde, dat m.a.w. in zijn inskripties zowel piktografie als ideografie en foneties schrift te zien geeft, voornamelik aan de hand der hiëroglyfen hoop ik u te doen zien hoe 't fonetiese schrijven door en naast 't ideografiese, zich uit 't piktografiese ontwikkeld heeft. | |||||||
[pagina 163]
| |||||||
Champollion, de bekende ontsijferaar van de steen van Rosette, die de sleutel werd die toegang gaf tot de kennis van de oude Egyptiese literatuur, verdeelde de hiëroglyfen in de volgende drie soorten:
De figuratieve zijn die welke 't voorwerp, waarvan zij de meer of minder volledige aanduiding geven, zelf afbeelden: de maan - een schijf met een halve cirkel er onder; een berg - een verhevenheid met aan weerszijden een diepte; een slang, een sandaal, een spiegel, een bloem, enz. De symboliese tekens dienen voornamelik om abstrakte begrippen weer te geven, die men niet anders kan voorstellen dan door middel van overeengekomen of allegoriese figuren. Het zijn dus in de regel figuratieve tekens die hun oorspronkelike zin verloren hebben. Een man op de knieën met opgeheven handen betekent dan niet meer: een man op de knieën, maar: aanbidding; een opgehangen lamp of een ster aan de hemel betekenen niet meer wat zij eigenlik voorstellen, maar: nacht, of: duisternis. Dikwels is 't verband tussen begrip en teken ver te zoeken: nu eens zijn de symbolen ontstaan door de oorzaak voor 't gevolg te nemen, b.v. de zonneschijf stelt voor 't begrip: dag, dan weer zijn ze door overdracht ontstaan: zo stelt een bij de koning voor, de dikke kop van een kikvorsenjong: honderdduizenden; in een derde geval heeft men kompleet met raadsels te doen, d.w.z. met overdracht waarin het verband tussen teken en begrip zeer ver verwijderd, ja zelfs absoluut konventioneel is: de veer van de struisvogel verbeeldt de rechtvaardigheid, omdat alle veren van de vleugels van deze vogel gelijk zijn. Eindelik nog kan een zelfde teken verschillende kategorieën van symbolen het aanzijn geven: zo gaat het oog achtereenvolgens betekenen: het gezicht, dan: de waakzaamheid, dan: de kennis. Dikwels houdt het teken zijn gehele oorspronkelike vorm, maar dan ook weer geeft men maar een stuk ervan, het stuk waar 't op aankomt, m.a.w. men neemt een deel van het geheel en stelt een os voor alleen door de ossekop, het begrip: strijd, door twee menselike armen waarvan de een 'n schild, de ander 'n speer vasthoudt, het begrip: vooruitgang, door twee menselike benen die naar links marcheren, het begrip: achteruitgang, door benen die naar rechts wandelen. In dit opzicht lijkt het Egyptiese volkomen op alle andere ideografiese schriftsoorten, het Assyriese, het Chinese, het Mexikaanse en nog een paar die ik straks noem. 't Zeer belangrijke punt waarin | |||||||
[pagina 164]
| |||||||
het van deze verschilt en ze vooruit is, is dit, dat het, foneties wordend, niet is blijven staan bij, ja, haast niet eens begonnen is met lettergreepschrift, maar bijna onmiddellik het eindpunt bereikt heeft: letterschrift, m.a.w. dat het er zeer vroeg in geslaagd is het middel te vinden om elke afzonderlike klank door een afzonderlik teken aan te duiden. Om de betekenis hiervan goed te doen verstaan en te doen zien op welk een hoge trap van ontwikkeling de Egyptenaren ook ten aanzien van de kunst van schrijven stonden 3000 jaar voor onze jaartelling, bepaal ik eerst uw aandacht bij die fonetiese schriften die over 't lettergreepschrift òf in 't geheel niet zijn heengekomen òf eerst eeuwen nadat de Egyptenaren reeds het punt bereikt hadden waarop wij 20ste eeuwers nog altijd staan. Voorop het Mexikaanse hiëroglyfenschrift zoals de Spanjaarden 't in 't begin van de 16de eeuw bij hun verovering van Mexiko vonden. In de verhalen die de Mexikanen optekenden om ze om één of andere reden voor het nageslacht te bewaren, was natuurlik vanzelf ook veelal sprake van een vorst, een opperhoofd, onder wiens leiding een onderneming plaats had. 't Begrip: vorst, was natuurlik wel op een of andere wijze door een beeld weer te geven. Maar de behoefte ontstond op te tekenen onder welke vorst in 't biezonder deze of die gebeurtenis had plaats gevonden, om een eigennaam weer te geven dus. Men vond er dit op, dat men de namen schreef door middel van tekens die eigenlik de aanduiding waren van andere voorwerpen, waarvan de klank zowat met die van de eigennaam die men schrijven wilde overeenkwam, waarbij men op de geheel verschillende zin niet lette. Echt rebus-schrift dus, maar rebus-schrift dat maar ten naastenbij goed was. Toch: schrift, want hier is sprake van tekens die gelezen kunnen worden. Met het geven van Mexikaanse voorbeelden ter illustratie van het hier gezegde, zou ik u niet ophouden en eenvoudig zeggen: de Mexikanen deden dus wat Nederlanders doen als zij de naam van de stad Leiden afbeelden door eerst een lei te tekenen en dan een denneboom, als zij de eigennaam Karel op schrift weergeven door een kar en een el, was het niet dat er sprake is van een eigenaardigheid, die we straks bij de Assyriërs en bij andere volken terug zullen vinden en die de wezenlike grondvorm is waaruit het letterschrift ontstaan is. De voorbeelden Leiden en Karel n.l. zijn veel te volmaakt, veel te af; zo precies namen de Mexikanen 't niet. Als een vaas bij hun comitl heet, dan gebruiken zij 't beeld van de vaas niet in eigennamen waarin het hele woord comitl voorkomt, maar | |||||||
[pagina 165]
| |||||||
ook voor de lettergreep co alleen. Om bij mijn Nederlandse voorbeeld Karel te blijven: het beeld van de kar zouden Mexikanen niet alleen gebruikt hebben voor woorden als Karel, karper, karpet enz., maar evengoed voor de eerste lettergreep van kapitein, kapitool enz. Mollig zouden zij, wat de eerste lettergreep betreft, wel afgebeeld hebben met de tekening van een mol; maar als ze mogelik moesten schrijven zouden ze wellicht ook voor die eerste lettergreep mo het teken van de mol genomen hebben. En zo gaat een beeld, een afbeelding - dus een slang of een pijl of wat ook - bij de Mexikanen ten slotte alleen maar de eerste lettergreep vertegenwoordigen van het woord dat zij oorspronkelik aanduidt. Zo is dus de molen niet meer de aanduiding van molen, maar van mo; de man met pijl en boog gewapend is niet meer: jager, maar ja, enz. Zoals ik zei: deze pogingen van foneties schrift zijn 't eerst toegepast op eigennamen. En, wel merkwaardig, het Egyptiese fonetiese schrift is evenzo ontstaan, ook begonnen met het willen schrijven van eigennamen. 't Spreekt vanzelf dat 't noch bij Mexikanen noch bij Egyptenaren gebleven is bij 't schrijven van eigennamen, maar dat de vondst, eenmaal gedaan, weldra op alle woorden werd toegepast; het symboliese verdwijnt dan ook meer en meer in de geschreven monumenten die ons uit Mexiko zijn overgeleverd en maakt, naarmate we verder komen in de tijdrekening, plaats voor een nagenoeg uitsluitend lettergreepschrift. Ongetwijfeld zou dit begaafde volk er te eniger tijd in geslaagd zijn uit het lettergreepschrift het letterschrift los te maken, dus met de molen, niet meer de lettergreep mo, maar alleen de letter m te verbeelden, enz., had niet de invasie van de Spanjaarden juist in deze tijd van literaire ontwikkeling plaats gegrepen en hadden ruw geweld, onoordeelkundig optreden, bekrompenheid en taktloze bekeringsijver, die van de inval het gevolg waren, aan heel deze kultuur niet met één slag de dood toegebracht. Waar de Mexikanen niet meer aan toe gekomen zijn, dat hebben de Egyptenaren wel bereikt. Zij zijn bij 't lettergreepschrift niet blijven staan, maar er spoedig in geslaagd het schrijven met afzonderlike tekens voor elke afzonderlike klank hieruit los te maken. Voor wij de Egyptenaren echter in deze ontwikkeling volgen eerst nog een enkel woord over een ander merkwaardig volk van de oude wereld, dat enkele duizende jaren voor 't begin van onze jaartelling het lettergreepschrift vond en toepaste en - nooit verder kwam - de Chinezen. | |||||||
[pagina 166]
| |||||||
In principe komt de Chinese manier van schrijven zeer veel overeen met de Mexikaanse. Het begin is ook hier: de afbeelding van voorwerpen. De zon werd voorgesteld door een schijf, de maan door een sikkel; maar het penseel waarmee gewerkt werd, en dat zich slecht leent tot het maken van ronde vormen, was oorzaak dat alle ronde vormen vierkant gemaakt werden. Uit deze afbeeldingen ontwikkelden zich de ideogrammen zoals we dat ook bij de Egyptenaren gezien hebben: een oog = waakzaamheid, een hart = liefde, enz. In elk ideografies systeem is het aantal tekens begrijpelikerwijs beperkt uit hoofde van de verwarring die er ongetwijfeld ontstaan zou als ze talrijk waren. Niet waar, de dubbele, soms drie- of vierdubbele betekenis van een bepaald teken, zoals we dat demonstreerden aan de Egyptiese afbeelding van het oog, die zowel gezicht als waakzaamheid als kennis kon betekenen, is wel te onthouden bij een beperkt aantal afbeeldingen, maar niet, als men er duizende heeft. De Chinezen hadden dan ook, zegt men, uit vrees voor verwarring, het aantal ideogrammen beperkt tot 200. Maar een taal bestaat uit meer dan 200 begrippen. Om in 't tekort te voorzien maakten zij gekombineerde tekens, in deze trant: de zon en de maan samen afgebeeld vertegenwoordigen het begrip: schitteren; de afbeelding voor: hoofd, en voor het begrip: beweging, samen genomen dus betekenend: hoofd in beweging, werd het teken voor: verstand. De verenigde afbeeldingen van: vrouw, en: kind, kregen de betekenis van: beminnen; medelijdend zijn verbeeldde men door een hart met twee horizontale strepen er boven, twee om uiting te geven aan het begrip: het leed voelen van een ander, van een tweede hart. Maar 't aantal begrippen dat men op deze manier kon aanduiden was nog te gering en het, bij u allen bekende, toch al gekompliceerde van de Chinese tekens was een reden om de ingewikkeldheid door voortdurende samenstelling niet nog groter te maken. Toen vonden de Chinezen, als de Mexikanen en de Egyptenaren, de rebus-aanduiding - en bleven daar tot op de huidige dag bij. Elk teken dat vroeger een voorwerp of een begrip aanduidde, werd voortaan alleen gebruikt voor een bepaalde klankengroep. Een Hollands voorbeeld verduidelike dit weer. Voor de aanduiding van het begrip: licht, de tegenstelling van duisternis, zal men b.v. genomen hebben de zonneschijf. Maar toen men de rebus-manier ging toepassen deed diezelfde zonneschijf dienst voor alle aanduidingen van het woord licht in welke betekenis ook; dus licht, tegenstelling van duisternis, de zonneschijf; licht = niet zwaar: de zonneschijf; licht van kleur: de zonneschijf; hij ligt te bed, de zonneschijf. | |||||||
[pagina 167]
| |||||||
Dat deze rebus-aanduiding in China tot zo grote ontwikkeling kwam wordt begrijpeliker voor wie weet dat het Chinees enkel bestaat uit eenlettergrepige woorden. 2000 jaar voor het begin van onze jaartelling had het Chinees het standpunt bereikt waarop het is blijven staan en dat ons, die het vermogen bezitten om met maar 26 tekens duizende en tienduizende woorden te kunnen schrijven, zo vreemd voorkomt: dat voor elk woord een vast teken bestaat. Hoe meer van die tekens een Chinees in z'n hoofd heeft, hoe meer hij kan schrijven en hoe zeldzamer 't voor ons zo moeielik in te denken geval zal voorkomen, dat hij in z'n korrespondentie een niet alledaags woord wil gebruiken, maar van zijn voornemen moet afstappen omdat hij 't teken voor dat woord niet kent. Er zijn ruim 20,000 Chinese tekens.
Nog altijd keer ik niet tot de Egyptenaren terug, maar vraag eerst uw aandacht voor het spijkerschrift der Assyriërs en Babyloniërs, dat de Fransen met een betere term dan wij écriture cunéiforme noemen. Immers, op een wig meer dan op een spijker lijken die eigenaardige tekens van het volk dat in de streek van Euphraat en Tigris woonde. Ik bereik daarmede een tweeledig doel. In de eerste plaats wordt uw opmerkzaamheid gevestigd op een vierde schrift der oudheid dat 't tot een vrij hoge trap van ontwikkeling bracht, in de tweede plaats heb ik gelegenheid aan telkens een ander schrift der ouden te demonstreren hoe de wegen waarlangs men tot schrijven gekomen is overal nagenoeg dezelfde zijn geweest, maar ook, hoe al die oude volken, met uitzondering van de Egyptenaren, er niet in geslaagd zijn over 't dode punt heen te komen, m.a.w. het niet verder hebben kunnen brengen dan de lettergreep en de letter niet hebben kunnen bereiken. Met meer respekt nog voor 't Egyptiese vernuft zal dit ons vervullen. Maar tegelijk toch ook weer met verwondering over 't onvolmaakte dezer aarde, 'als we zullen konstateren wat straks reeds even werd aangestipt: dat het volk dat deze reuzenschrede vooruit deed, in z'n schriftelike monumenten toch niet van de vondst, eenmaal gedaan, bij uitsluiting gebruik maakte, maar lettergreepschrift soms nog toepaste niet alleen, doch zelfs ook ideogrammen, ja piktogrammen nog gebruikte. Echt lettergreepschrift vinden we bij de Assyriërs en Babyloniërs. Moesten die, om maar weer een Nederlands voorbeeld te gebruiken, de woorden schrijven: lade, leder, loterij, dan kwam niet telkens diezelfde l terug, in het eerste woord gevolgd door een a, in 't tweede door een e, in 't derde door een o, maar er was een apart teken voor de hele lettergreep la, een ander voor de hele lettergreep le, een derde voor de hele lettergreep lo. | |||||||
[pagina 168]
| |||||||
Met dit voorbeeld mag de vraag, wat we onder lettergreepschrift verstaan, voor voldoende toegelicht beschouwd worden en kunnen nu verder enkele woorden gewijd aan het spijkerschrift der Mesopotamiese volken. Van huis uit was het spijkerschrift ideografies schrift; maar al vroeg is 't voor 't grootste gedeelte lettergreepschrift geworden en maakt het van ideogrammen haast geen ander gebruik meer dan voor eigennamen. Van het Chinees verschilt 't in één essentiëel punt: terwijl de Chinese taal, uit monosyllaben alleen bestaande, voor al haar vormen afzonderlike tekens schiep, heeft het Assyries (als alle Semietiese talen, een taal met buigingsvormen, waarin de woorden uit meer dan één lettergreep kunnen bestaan) toen het de oorspronkelike ideogrammen tot fonetiese tekens ging maken, aan elk teken niet de waarde gegeven van het hele woord, maar, bij meerlettergrepigen, de waarde van de eerste syllabe van het woord, op ongeveer dezelfde wijze als de Mexikanen het deden. Zo kreeg men tekens oorspronkelik wel alleen voor de enkelvoudige lettergrepen, bestaande uit één medeklinker en één klinker, maar weldra toch ook voor de meer samengestelde van één klinker met verscheidene medeklinkers. De laatste kon men echter - en dat doet wel zien dat we hier te doen hebben met een schrijverij nog in de kinderschoenen - oplossen, de moeielikheid herleiden tot twee makkelikheden, m.a.w. van de ingewikkelde lettergreep er twee maken, waarvan de tweede altijd begon met de klinker waarop de eerste eindigde. Zo kon het woord korst b.v. aldus geschreven worden: ko + orst; golf aldus go + olf. Maar ook, met een apart teken voor heel de lettergreep, ineens: korst, golf. En wie zal zeggen of men bij voortgezet onderzoek in Assyriese teksten te eniger tijd niet eens hier en daar de vondst zal doen van letterschrift, dus van afzonderlike tekens voor elke afzonderlike klinker en medeklinker.
Egypties, Mexikaans, Chinees, Assyries hielden ons voor korter of langer tijd bezig. 't Egypties, ons uitgangspunt, blijft nog altijd het punt waartoe we ook weer moeten terugkeren. Maar nu deze vier toch al genoemd zijn, is 't hier wel de plaats om nu tegelijk ook maar de beide andere schriften te noemen die met de vier genoemde het zestal vormen, waarvan men aanneemt dat ze onafhankelik van elkaar ontstaan zijn. Over die twee nog resterende kan ik kort zijn om de eenvoudige reden dat er nog weinig van bekend is. Het is het Hittitiese schrift en dat der oude Kretensers, van welk laatste de ontdekking hoogstens nog maar tot voor een tiental jaren teruggaat. | |||||||
[pagina 169]
| |||||||
De Hittieten, één van de voornaamste Kananese volkstammen, de Khéta's of Khiti uit de Egyptiese teksten, bewoonden een gedeelte van de kust van Syrië voordat de Hebreën daar hun inval deden. Zij schijnen gedurende een zekere periode een belangrijke rol gespeeld te hebben in de geschiedenis van dat deel van Azië. De Hittitiese hiëroglyfen zijn tekens van vrij grote afmetingen, wier oorsprong nog duidelik te herkennen is; koppen van allerlei soorten van dieren - buffels, hazen, rammen, vogels - verder armen, benen, pijlen, lansen, enz. zijn er duidelik in te herkennen. Ook symboliese tekens komen voor. Met de ontsijfering ervan is men nog pas aan 't begin; maar dit merkwaardige heeft de bestudering van 't Hittitiese schrift toch al reeds opgeleverd, dat men er vrij zeker van is hier de oorsprong te moeten zoeken van het schrift van Cyprus, waarvan de zonderlinge tekens, die men vroeger tot geen der bekende schriftsoorten kon terugbrengen, lange tijd voor onderzoekers een onbegrijpelik raadsel zijn geweest. Misschien nog iets minder dan van 't Hittities valt te zeggen van het schrift der oude Kretensers.Ga naar voetnoot1) Het aantal der tot nu toe ontdekte tekens bedraagt 135. Enige daarvan herinneren sterk aan Egyptiese. Voor een deel mag die overeenkomst toegeschreven worden aan een algemeen menselike aanleg die overal dezelfde is. In een paar gevallen wijzen specifiek Egyptiese vormen met zekerheid op invloeden uit de Nijllanden. Toch staat vast dat het Oud-Kretensies een zelfstandig ontstaan schrift is, al mag dan ook 't een en ander ontleend zijn. In hoever dit schrift foneties, in hoeverre 't nog ideografies was, daaromtrent bestaan nog maar vermoedens.
Dat vier van de zes genoemde onafhankelike schriftsoorten ontstaan zijn in landen niet ver van elkaar gelegen: Egypte, Kreta, Assyrië, Syrië, geeft te denken. Wie weet wat voortgezet onderzoek naar allereerste oorsprong bij steeds meerdere vondsten ten slotte nog voor verrassende resultaten zal geven. | |||||||
[pagina 170]
| |||||||
Wat 't Mexikaans betreft - zeer syntheties aangelegde naturen zullen misschien wijzen op de telkens weer door historici opgeworpen vraag of de Phoeniciërs in Mexiko zijn geweest, en in verband daarmee op de mogelikheid dat 't Mexikaanse schrift ten slotte misschien zal blijken ook niet autochthoon te zijn geweest; ja zelfs de ‘bodenständigkeit’ betwijfelen van 't Chinees, waar 't Koreaans en de Siberiese schriften zeer waarschijnlik Phoenicies van oorsprong zijn. Wij laten dit zoeken naar eenheid over aan de liefhebbers en gaan de ontwikkeling van onze schrijfkunst verder weer na bij de Egyptenaren. We lieten ze in de steek na de mededeling dat dit volk niet is blijven staan bij, ja haast niet eens begonnen is met lettergreepschrift, maar bijna onmiddellik het eindpunt heeft bereikt: letterschrift; er, m.a.w. zeer vroeg in geslaagd is voor elke afzonderlike klank een afzonderlik teken te vinden. En dat heeft het bereikt door maar één stap verder te gaan dan Mexikanen en Assyriërs. Die zeiden: als ik het beeld van de leeuw gebruik, bedoel ik daarmede niet meer het hele woord voor leeuw, labo, maar alleen de eerste lettergreep ervan. Maar de Egyptenaar zei: als ik het beeld van de leeuw, labo gebruik, bedoel ik daarmee niet de eerste lettergreep la, maar alleen de allereerste letter ervan l. Hier staan we aan 't begin en tegelijkertijd toch ook in zekere zin aan 't eind van ons hele letterschrift. Want, al vertoont onze hedendaagse letter L in de verste verte geen spoor meer van de leeuw die hem 't aanzijn gaf, ik vertrouw dat u mij op mijn woord geloven zult als ik u zeg dat hij er toch uit ontstaan is.Ga naar voetnoot1) De arend, in 't Egypties ahom, betekende niet meer die vogel zelf, maar alleen de letter A, waarmee de naam van de vogel begon. Wonderlik nu toch dat de Egyptenaren, na zo'n geweldige vondst gedaan te hebben, er zich voortaan niet uitsluitend van bedienden! En toch hebben zij dat niet gedaan. Naast 't alfabet - men merke op, dat nu voor 't eerst dit woord genoemd wordt omdat er nu voor 't eerst sprake van kan zijn - zijn zij, we zagen 't reeds, nog een groot aantal lettergreeptekens, ja piktogrammen soms nog blijven gebruiken. Het hiëroglyfenschrift, het heilige schrift der Egyptenaren, heeft | |||||||
[pagina 171]
| |||||||
bestaan zo lang als het Egyptiese rijk bestaan heeft: tot aan de eerste eeuw van onze Christelike jaartelling. Maar naast de hiëroglyfen ontstond, 2000 jaar voor onze jaartelling, een ander, een soort lopend schrift, het hiëratiese. Teksten in hiëroglyfen schrijven was een tijdrovend werk. Want niet alleen had men b.v. een hele vogel te tekenen of een leeuw of een vijver. Maar wie de zaak in de perfektie wilde afmaken gaf zo'n vogel ook een rode snavel, rode of grauwe poten, al naarmate de gerepresenteerde in de werkelikheid bezat. Straks heb ik uw goedgelovigheid ingeroepen voor mijn bewering dat onze l werkelik uit 't beeld van de leeuw ontstaan is. U zoudt me die nog eerder schenken als ik u kon laten zien hoe de l in 't hiëratiese schrift al niets meer op een leeuw lijkt, en het teken voor de a al aardig wat meer lijkt op onze a dan op de vogel waaruit hij ontstaan is. Terwijl nu het monumentale hiëroglyfenschrift tot aan 't eind toe zijn oorspronkelike vormen bewaarde, veranderde het hiëratiese, volgens de wet van alle kursieve schriften, meer en meer. Maar tegelijkertijd ook koos het één vaste richting. Terwijl toch het hiëroglyfenschrift nu eens van rechts naar links, dan weer van links naar rechts geschreven werd, werden de hiëratiese tekens onveranderlik van rechts naar links, dus juist omgekeerd als bij ons, geschreven. Te moeielik om te schrijven en te tijdrovend bleken ten slotte ook nog de hiëratiese figuren, en een derde soort schrift, het zogenaamde demotiese, ontstond ± 1000 v. Chr. (tussen de 21ste en 25ste dynastie), voortgekomen uit het hiëratiese. Het werd 't schrift voor de korrespondentie, 't schrift van het dageliks leven, met uitsluiting van de beide andere. Zo hebben we dus het eenvoudige ideogram gezien als oorsprong van het Egyptiese schrift, en hieruit, door het lettergreepschrift en allerlei transformaties heen, de afzonderlike tekens voor elke afzonderlike klank zien ontstaan. Dit laatste was 't noodzakelik gevolg van de ontwikkeling der taal die, door de aldoor veranderende buigingen der woorden, zich niet meer kon tevreden stellen met ideogrammen niet alleen, maar ook niet meer met een syllabies schrift. Van het ogenblik af waarop een teken, foneties beschouwd, niet meer een woord in z'n geheel aanduidde, zoals in 't Chinees, maar alleen een deel van een woord, moest men er noodzakelik en vanzelf toe komen nog meer te vereenvoudigen, aan elk teken de waarde te geven van één klank, en de ideografie geheel overboord te werpen. Ik zeide 't u reeds: tot dit laatste, tot zover hebben de Egyptenaren het niet weten te brengen; ze zijn aan hun hiëroglyfen blijven hangen en | |||||||
[pagina 172]
| |||||||
er niet in geslaagd het alfabet, dat zij er wel in bespeurd hadden, er geheel en voor goed uit los te maken. De volmaking dezer schepping, één van de grootste en meest diepgaande van het menselik genie, bleef weggelegd voor een ander ras der oudheid: de Semieten. Piktografie, ideografie, syllabies schrift bij verschillende volken der oudheid hielden ons tot dusver bezig. Nu de Egyptenaren ons hebben doen zien hoe het alfabet zich uit deze oervormen ontwikkeld heeft, kunnen we die vormen zelf verder laten rusten en vraag ik nog enkele ogenblikken uw aandacht voor de verdere ontwikkeling van dat alfabet.
Op een tijdstip dat we niet met absolute zekerheid kunnen bepalen, maar dat waarschijnlik opklimt tot ongeveer 1500 voor het begin van onze jaartelling, de tijd van Mozes dus, heeft 't alfabet zijn intrede gedaan op de kust van Syrië. Met zekerheid is wederom niet te zeggen of 't de Phoeniciërs, de Syriërs of de Hebreën zijn geweest die 't 't eerst toepasten. Zeker is wel dat 't is voortgekomen uit de groep van Kananese stammen die met Egypte in dageliks handelsverkeer waren. Gelooft men - en er is veel voor dat geloof te zeggen - dat het alfabet, als alle grote ontdekkingen, zijn oorsprong te danken heeft aan behoeften van 't dageliks leven, aan commerciële behoeften, die een eenvoudig, makkelik toe te passen schrift eisten, dan is er een reden te meer om 't vaderschap toe te kennen aan het handelsvolk der oudheid bij uitnemendheid, de Phoeniciërs. Ook kon het alfabet niet ontstaan bij een volk dat reeds een lange literaire traditie achter zich had; want zo'n volk zou zich bediend hebben en hebben blijven bedienen van zijn oorspronkelike schrijfmethode - zij 't dan ook met modifikaties. En ten slotte moest 't alfabet wel tot ontwikkeling komen juist bij een volk dat klinkers weinig telde en dus geneigd was om een konsonantteken te fabriceren uit een teken dat oorspronkelik een konsonant + een klinker voorstelde. Dat het Phoeniciese alfabet uit de Egyptiese tekens is voortgekomen staat vrijwel vast, al worden er altijd nog verdedigers gevonden van de mening dat het uit de spijkerschrifttekens ontstaan is. Hoe de ontlening heeft plaats gehad is nog niet volkomen opgehelderd, omdat tussenvormen ten enenmale ontbreken. De meest vigerende opvatting van de geleerden die zich met de kwestie bezighouden is deze, dat de Phoeniciërs de vormen van hun 22 letters ontleend hebben aan 't kursieve, dat is 't hiëratiese schrift der Egyptenaren en dat hun alfabet van de oorsprong af dadelik zijn definitieve vormen en vol- | |||||||
[pagina 173]
| |||||||
tooiing heeft gekregen. Wat van dit alles waar zij: dat het ontstaan van alfabet uit hiëroglyfen niet zo ineens gegaan en niet zo eenvoudig is geweest als men lange tijd wel geloofd heeft, lijkt wel zeker. We kennen de Phoeniciese lettertekens in hun oudste vorm uit een inskriptie van het jaar 895 voor Christus. Zoals ze op die inskriptie voorkomen verschillen ze nog al wat van onze hedendaagse, wat te minder te verwonderen is, als men bedenkt dat de Phoeniciërs de tekens net andersom schreven dan wij - waarover later bij 't Grieks. Eerst dient een enkel woord gezegd te worden over de namen die de Phoeniciërs aan de lettertekens gegeven hebben en die iedereen kent uit de 119e en andere psalmen waarvan het eerste vers of een gehele strofe met een letter van het alfabet begint, een letter waarvan de bijbelvertalers de originele benaming in de vertaling hebben behouden: aleph, beth, gimel, daleth enz., en waarvan wij die van de beide eerste letters, in Griekse vertolking, behouden hebben om alle letters gezamenlik aan te duiden: het alpha-beth. Die namen leren ons, zoals men lange tijd wel geloofd heeft, niets omtrent de oorsprong van de letters; het zijn gewilde verklaringen teruggaande op toevallige gelijkenissen. Men heeft eenvoudig de methode gevolgd die nog heden ten dage bij 't onderwijs in de eerste beginselen aan jonge kinderen gegeven, in zwang is: de namen der letters te doen onthouden door ze te verbinden aan de namen van bekende dieren, voorwerpen, enz., die met diezelfde letter beginnen; dus: a is een aapje, b is de bakker, enz., alleen met dit verschil, dat de Phoeniciërs namen van voorwerpen enz. kozen die op de vorm van de letter altans zo ongeveer leken. Zo zat er in de toenmalige vorm van de a wel iets van een ossekop - wat aleph betekent; er was inderdaad wel overeenkomst tussen de d en de deur van een tent, die daleth heette, tussen de l en een angel, in 't Phoenicies lamed, enz. De betekenis van de namen van 6 der 22 letters is verloren gegaan. 22 letters. Daar waren er bij die ons alfabet nu niet meer heeft, b.v. het aparte teken voor de th, daar waren er niet bij, die ons alfabet nu wèl heeft. Uit deze 22 tekens zijn alle alfabetten voortgekomen, hoe verschillend tans ook in uiterlik, die over de hele wereld verspreid zijn. Dit feit - in 't algemeen al wel lang bekend, altans vermoed - is tegenwoordig voldingend bewezen, niet alleen voor 't Grieks-Italiese schrift, dat 't aanzijn heeft gegeven aan alle Europese alfabetten, maar ook voor alle Semitiese schrifturen, van 't Aramees en Hebreeuws af tot aan 't Syries en Arabies toe. Ja ook 't Himyarities, 't schrift | |||||||
[pagina 174]
| |||||||
van 't voormalige rijk van Saba, ten zuiden van Arabië, en 't Ethiopies, zo goed als alle schriften van Centraal-Azië, het Zend en Pehlvi, danken, met het schrift van Voor-Indië, het Devanagari, waaruit weer alle schrijfmethodes van Zuid-Azië zijn voortgekomen, hun oorsprong aan 't Phoenicies. Het spreekt vanzelf dat er niet aan te denken valt over al deze alfabetten te spreken. De namen werden slechts genoemd om u een denkbeeld te geven van de grote uitgestrektheid van 't terrein, dat het Phoeniciese alfabet voor zich heeft opgeëist. Zelfs over de Hebreeuwse vormen, hoe interessant ook, moet gezwegen en mijn taak voor afgelopen beschouwd worden als ik u nog gewezen heb op de modifikaties die de Grieken in het Phoeniciese alfabet hebben gebracht, en op die, welke de Latijnen weer in 't Griekse maakten. Heeft 't dan eindelik bij en door de Latijnen zijn definitieve afwerking gekregen, dan wordt 't door geheel West-Europa overgenomen en is en blijft het alfabet zoals wij 't in z'n tegenwoordige gedaante kennen.
Drie wezenlike veranderingen hebben de Grieken in de Phoeniciese lettertekens aangebracht. Ze hebben ze ten eerste omgekeerd, ten tweede een beter model gegeven, 'k zou willen zeggen: de vormen gefatsoeneerd en recht gezet, ten derde de klinkers er uit los en er bij gemaakt. De redenen voor deze drievoudige transformatie moet men zoeken in de artistieke zin van de Grieken enerzijds en anderzijds in hun zucht naar duidelikheid, die zich niet kon tevreden stellen met een schrift dat uitsluitend bestond uit aanduidingen voor medeklinkers. De Grieken hebben 't alfabet omgekeerd. Bij de Phoeniciërs en in de oudste Griekse teksten vindt men b.v. de beide rondingen van de hoofdletter B niet rechts maar links van het staafje, de beide poten van de K eveneens niet rechts, maar links ervan, enz. Hun zin voor regelmaat bracht de Grieken er vervolgens toe niet meer hun opschriften op monumenten met de omtrekken van het monument te doen meegaan, waardoor natuurlik een golvend schrift ontstond, maar in evenwijdige rijen onder elkaar neer te schrijven. Oorspronkelik hebben zij ook, als de Phoeniciërs en de Joden nog altijd, van rechts naar links geschreven. De tweede phase was het schrijven van rechts naar links op de eerste regel, van links naar rechts op de tweede, weer van rechts naar links op de derde enz. Men noemt deze methode boustrophèdon, d.w.z. te werk gaan als een os bij 't ploegen. Deze manier heeft vrij lang bestaan. Eindelik | |||||||
[pagina 175]
| |||||||
ontwikkelde zich hieruit de gewoonte om elke regel van links naar rechts te schrijven, een gewoonte die in alle Europese alfabetten is overgegaan en is blijven bestaan. Als tweede belangrijke wijziging noemde ik u 't feit dat de Grieken aan de letters een beter model gegeven hebben, ze recht gezet en gelijk gemaakt hebben. Voordat ik hiervan een paar voorbeelden geef mag ik wel eerst een vraag beantwoorden die mogelik reeds hier en daar gerezen is: die Phoeniciese en Griekse letters waren dat nu onze hedendaagse kleine of hoofd-schrijfletters of de kleine of hoofd-drukletters? Het waren wat tegenwoordig onze hoofdletters zijn in onze gedrukte stukken. Uit die hoofdletters zijn onze kleine drukletters voortgekomen niet alleen, maar ook onze schrijfletters, zowel kleine als grote, ook de schrijfletters die de Duitsers gebruiken, ook de zogenaamde Gotiese letters van hun boeken. Deze processen, alle voortgekomen uit het Latijnse alfabet in de M.E., laat ik hier verder rusten. Zij zouden een verhandeling eisen op zichzelf. De A van de Phoeniciërs was een, wat wij zouden noemen, op zij gevallen A, waarvan de beide, ook niet geheel gelijke, poten naar rechts uitstaken en de dwarsstreep vertikaal liep. De Grieken zetten de letter op zijn beide benen stevig overeind en maakten van de vertikale streep vanzelf daardoor een horizontale. De Phoeniciese L die ongeveer de vorm had van onze kleine schrijfletter l, met dit verschil dat hij van onderen niet rond maar hoekig was, keerden ze eerst helemaal onderste boven en maakten toen de poten gelijk, zodat de Griekse kapitale L de vorm kreeg van een A waaraan de dwarsstreep ontbreekt, enz. Maar de allerbelangrijkste schepping was die van de klinkers. Het Phoeniciese alfabet had ze niet, zeide ik al. Het helder vernuft der Grieken kon zich niet tevreden stellen met zo'n schrijverij van ten naasten bij. Om zich nu van afbeeldingen voor klinkers te voorzien, namen de Grieken een paar tekens voor keelklanken en halve klinkers die in hun taal toch niet voorkwamen. Zo werd het teken van de geaspireerde Phoeniciese ha bij de Grieken dat voor de a, dat voor hé werd voor e bestemd, de j werd i, de aïn o. Van het v-teken dat ze konden missen omdat er al een ander voor was - op dezelfde manier als voor onze behoeften (behalve dan in de verbinding ch) de c geheel gemist kon worden omdat de beide funkties van dit teken volmaakt weergegeven worden door de k en de s - maakten ze het teken voor de u. In later tijd kwamen de lange e en de lange o daar nog bij, en toen was het klinkerstel kompleet. Een paar veranderingen van minder gewicht in het medeklinker- | |||||||
[pagina 176]
| |||||||
stelsel - sommige Phoeniciese tekens waren voor de behoeften van de Griekse taal overbodig, en in andere behoeften van 't Grieks werd door 't Phoenicies niet voorzien - kwamen daar nog bij. Ik bespreek ze niet alle en bepaal mij tot de mededeling dat 't Grieks uit de bloeitijd 24 tekens had, waarvan er 19 kloppen met tekens in 't onze, 4 aan 't onze vreemd zijn en 7 ontbreken die wij wel hebben, nl. de c, f, j, q, v, w, y. Zo ging 't Griekse alfabet naar Sicilië, naar Beneden-Italië, zo kwam 't in 't hart van Italië en werd 't alfabet van de Latijnse bevolking. Of 't regelrecht van de Grieken uit Zuid-Italië kwam of door 't Etruskies heen, is nog een open vraag, die hier nu minder ter zake doet, Ons rest nu nog na te gaan hoe 't alfabet aan zijn ‘endgültige’ vorm gekomen is. Zodra 't Griekse alfabet op Latijnse grond kwam, gingen al dadelik de ph, ch, th en ps er uit, als afzonderlike tekens, wel te verstaan. Toen kwam als aanduiding van de k-klank de c er in, ± 300 voor Chr., omdat de g - bij de uitspraak waarvan men niet denke aan onze Hollandse g, maar aan de Franse, Duitse, Engelse - bezwaarlik langer kon dienen als aanduiding zowel van scherpe als zachte g, nam zijn plaats in na de b, terwijl de g, die aanvankelik op de derde plaats stond, werd ingelast tussen f en h. De f die in 't Attiese Grieks ontbrak, maar in andere Griekse dialekten wel voorkwam, werd in 't Latijnse alfabet in ere hersteld, evenals de q. De z, in 't Griekse alfabet aanwezig, kwam in 't oudste Latijnse niet voor. Dat hield oorspronkelik op bij de x. Pas in de tijd van Cicero, toen zoveel Griekse woorden 't Latijn overstelpten, werden y en z opgenomen en aan 't eind geplaatst. Ongeveer bij 't begin van onze jaartelling had 't Latijnse alfabet zijn definitieve voltooiing bereikt en was 't getal van zijn tekens 23. Om tot de 26 van ons alfabet te komen moet men er de j, de v en de w bijvoegen. Tussen i en j enerzijds en u en v anderzijds maakte men geen onderscheid; de w eindelik is een Germaans invoegsel van veel later datum. Dit Latijnse alfabet nu is door alle volken van Latijnse en van Germaanse stam overgenomen. Het Griekse alfabet waaruit 't ontstaan is, is na deze grote produktie niet gestorven, maar blijven leven en voorziet nog in de behoeften van het Grieks van deze tijd, dat de oude vormen volkomen bewaard heeft. Maar in die niet alleen; 't heeft bovendien nog het aanzijn gegeven aan twee nieuwe alfabetten, het Koptiese en het Russiese, | |||||||
[pagina 177]
| |||||||
waardoor 't voor Egypte en Oost-Europa geworden is wat 't Latijnse voor West-Europa werd. Na de verbreiding van het Christendom in Egypte hebben de Kopten, de afstammelingen der oude Egyptenaren, voor hun taal, met toevoeging van enkele, aan 't demotiese schrift ontleende tekens, het Griekse alfabet overgenomen. En in de 9de eeuw na Christus hebben de predikers Cyrillus en Methodius, volgens een dergelijke methode, uit het Byzantijnse het oude Slaviese alfabet gemaakt, waaruit het hedendaagse Russiese ontstaan is. Hoe uit de Latijnse tekens de verschillende vormen van druk- en schrijfletters zich in Europa vóór, gedurende en na de middeleeuwen door nieuwe en nieuwste geschiedenis heen ontwikkeld hebben, de behandeling daarvan - ik zeide 't al - zou stof genoeg opleveren voor een verhandeling op zich zelf. U zult mij geloven als ik u zeg dat daarbij dikwels nog de wonderlikste komplikaties hebben plaats gehad. Samenvattend noem ik u nu nog eenmaal alle soorten van schrift die uit 't Phoeniciese zijn voortgekomen. Het is de moeder geweest van het Aramees-Syriese, van het Hebreeuws-Arabiese, van het Himyaritiese schrift. Uit 't Arabiese is voortgekomen 't Afghaniese, 't Perziese, 't Hindostaanse alfabet en uit het latere Syriese het schrift van de Uiguriese Turken, waaruit zich weer de alfabetten van Mandsjoerije en van Mongolië ontwikkeld hebben. Aan 't Himyaritiese schrift danken hun oorsprong het Ethiopiese, het Lybiese en andere Semietiese alfabetten van Noord-Afrika. Uit een oudere vorm van 't Aramees-Syriese schrift ontwikkelde zich het alfabet van Iran en vermoedelik ook 't Sanskrt-schrift, welk laatste op zijn beurt weer de moeder werd van nagenoeg alle schrijfwijzen in geheel Indië in gebruik. Ja, de afstammelingen van de Phoeniciese letters kwamen met 't Buddhisme naar Tibet, Korea en naar de eilanden en het vasteland van Achter-Indië. Uit het Phoeniciese alfabet kwam 't Griekse voort, dat op zijn beurt 't aanzijn schonk aan de Italiaanse schriften, en verder aan 't Gotiese, Armeniese, Georgiese, Koptiese, Slaviese, ja eindelik ook aan 't Runenschrift der Germanen.
Den Haag. J.A. Vor der Hake. |
|