Op zijn eigen houtje.
In plaats van de overbekende verklaring van deze uitdrukking stelt Dr. H.J. Eymael (Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterk. XXXIII, blz. 198) de volgende, die wij hier verkort weergeven: Hout was in de zeventiende eeuw een algemeen gangbare uitdrukking voor schip. (Zie b.v. Trijntje Cornelis, vs. 262 en Ndl. Wdb. VI, 1176). ‘Nu is het van algemeene bekendheid, welk een groot gezag de bestuurder van een schip uitoefent. Is hij echter slechts de kapitein of schipper, dan moet hij dat gezag nog deelen met zijn reeders of principalen, maar behoort het schip hem zelven toe, staat hij op zijn eigen houtje, dan is zijn gezag nagenoeg onbeperkt, kan hij geheel op eigen verantwoordelijkheid handelen. Mij dunkt, dat zich hieruit gevoeglijk de beteekenis op zijn eigen gezag laat verklaren.’ Daaruit ontwikkelt zich de betekenis op eigen risico, voor eigen verantwoording of rekening.