De Nieuwe Taalgids. Jaargang 9
(1915)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het isochronisme in het Nederlandse vers.Ga naar voetnoot1)Tweeërlei methode kan toegepast worden bij het analyseren van taalrythmen: de experimentele en de auditieve. Sedert de eerste proefnemingen van Brücke, wiens werkje Die physiologischen Grundlagen der n.h.d. Verskunst in 1871 te Weenen verscheen, heeft de experimentele fonetiek, met haar nuchtere berekeningen en soliede rezultaten heel wat getheoretizeer omvergeworpen, maar ook een vaste basis gelegd voor vèrstrekkende beschouwingen. De methode van het beroete papier vindt steeds meer aanhangers en de lezer van de Revue de Phonétique ontmoet in iedere nieuwe aflevering de beschrijving van fijner instrumenten en ingewikkelder procédé's. De mikroskoop vervangt de loupe, de chronometer de oude Maelzel-metronoom. Op grote schaal kon totnutoe de experimentele methode nog niet bij versanalyse worden toegepast; daarvoor vereist ze te moeilike en ingewikkelde berekeningen. Moge de mechaniese ontleding de ideale zijn voor woorden en losse zinnen, wier delikate samenstelling van toonshoogte, intensiteit en timbre als trillende golfjes is na te speuren op het glanzende papier, voor een aaneengesloten reeks van statige alexandrijnen, ongedwongen voorgedragen met alle nuances welke een goede diktie verlangt, is ze tot dusver minder geschikt. Het is geen geringe taak de meters lange kromme te kondenseren tot enige overzichtelike getallen. Langs experimentele weg zullen, tenminste voorlopig, wel geen statistiese gegevens te verkrijgen zijn omtrent de versbouw van een volledig kunstwerk of een afgesloten tijdperk. Ook beletten eigenaardige, materiële moeilikheden de voordrager zijn gedicht zó te zeggen als hij dat in normale omstandigheden zou doen; de beperkte ruimte waarin hij spreekt, het min of meer onvrije mondstuk en soms het olijfvormig instrument dat in de neus wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geduwd, werken schadelik op de deklamatie. Het ideaal zou ongetwijfeld een toestel zijn dat de spreker volkomen vrijheid van uitdrukking laat en tevens gemakkelik te rezumeren gegevens optekent.Ga naar voetnoot1) ‘C'est absurde!’ verklaarde de beroemde Mounet - Sully, toen Eugène Landry hem voor z'n instrumenten plaatste om enige verzen op te nemen. Deze uitroep is begrijpelik, maar niet billik, want in een foneties laboratorium neemt de esthetika slechts een bescheiden plaats in. Zelfs al beschikt de experimentele versanalyse over de meest volmaakte toestellen, dan zal ze toch altijd moeten aangevuld worden door de auditieve, welke beschikt over het kostbaarste, zij 't dan ook niet altijd het meest gewillige instrument: het oor. En beide methodes kunnen juist dáarom elkaar zo mooi steunen omdat ze principiëel van dezelfde gedachte uitgaan: zowel het mechanisme als het oor nemen het levende woord op. Verzen richten zich in de allereerste plaats tot het gehoor. Al wordt de auditieve indruk vergezeld door een visuële, of ook wel gedeeltelik vervangen door een grafiese, al brengen gelaatsuitdrukking en mimiek het gesprokene tot volmaakter uitdrukking, de klank is en blijft toch hoofdzaak. Nooit zullen we de volle bekoring van een gedicht kunnen genieten, wanneer we niet trachten de harmonie der voortglijdende rythmen in ons oor te doen weerklinken. Nu behoef ik eigenlik in de Nieuwe Taalgids het goed recht van het gesproken woord niet te bepleiten. Anderen hebben hetzelfde thema vóor mij en met meer kompetentie uitgewerkt. Toen Taal en Letteren nog bestond, heeft Dr. de Vooys reeds op de gevaren gewezen welke de Nederlandse versbouwstudie, onder klassieke invloed herleid tot een reeks dode schema's, vooral in hand- en schoolboekjes heeft te duchten.Ga naar voetnoot2) Een frisse adem waait er sedert het verschijnen van Dr. de Vooys' belangrijke studie door de, helaas, los verspreide opmerkingen over onze verstechniek. Dr. van Ginneken's Principes vooral brachten me tot zuiverder inzichtGa naar voetnoot3) en ongetwijfeld zal het volledige Handboek scherp licht doen schijnen op de talrijke problemen die nog op behandeling wachten. Maar ook inleidingen van afzonderlike | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teksten, monografieën over bepaalde dichters en latere schoolboeken doen een ‘nieuw geluid’ horen. Met vrucht leest men de beschouwingen van de heren Buitenrust Hettema, Verwey en Poelhekke, voor wie versmelodie en toongolving levende begrippen zijn. En hoewel de Nederlandsche Versbouw van Pr. van Duyse, ondanks haar vijftigjarige ouderdom nog steeds als de ‘mère-gigogne’ van de orthodoxe metriekverhandelingen moet beschouwd worden, blijkt de papiertaalstudie meer en meer terrein te verliezen. Maar ver zijn we nog verwijderd van de tijd waarin de Nederlandse versleer niet meer een stiefmoederlik plaatsje zal innemen naast andere takken van taalstudie; wanneer schrijver na schrijver en tijdperk na tijdperk systematies zullen onderzocht worden. In vergelijking met wat er in het buitenland gedaan wordt op het gebied der metriek, staan we nog zeer tastend en aarzelend aan het begin van een lange weg.Ga naar voetnoot1) In die komende, gulden tijd zullen dan de auditieve en de experimentele methode hand in hand gaan; fonograaf en beroet papier zullen verifiëren wat het gehoor heeft vernomen. Want al moge het oor het meest volmaakte instrument zijn waarover de fonetikus ooit zal kunnen beschikken, het zal nooit geheel kunnen ontsnappen aan het gevaar van een al te subjektieve tekstuitlegging. We vermenen zo licht een zeker rythme, de jambiese dreun bijvoorbeeld, te horen waar ze volstrekt niet bestaat. Hoeveel germaanse metrici hebben zich niet bedrogen in het wezen van het romaanse vers, daar hun gehoor zich niet wist los te maken van hun eigen taalrythmen. Is men zich wèl bewust van de fouten welke de auditieve methode noodzakelik met zich medebrengt, dan ligt in de hoor-analyse tevens een groot voordeel boven de mechaniese. Men zal het oor weten op te voeden tot fijner ontwikkeling, en intuïtief nuances leren voelen waarbij de dode optekening van een nog zo fijne naald steeds ten achter zal staan. De volgende bladzijden geven een proeve van auditieve metriek, toegepast op het intensiteitsaksent van het Nederlandse vers Een plicht van erkentelikheid vervul ik, door reeds op deze plaats de naam te vermelden van de heer Verrier, wiens werken en later ook persoonlike invloed de hoofdgedachten van deze studie geïnspireerd hebben.Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe moeten we een gedicht analyseren? In de eerste plaats moet aan de kunstwaarde ervan volle recht worden gedaan. Het moet worden voorgedragen op de meest natuurlike manier, zonder dat de rythmiese golf kunstmatig mag worden onderbroken. Niets was onrechtvaardiger dan de wijze waarop Mevrouw Dorbeen op Stastok's avondje Borger's bekende gedicht verminkte, terwijl ze bij iedere nieuwe regel haar schaar opendeed en bij 't invallen der cesuur toekneep: ‘Zoo rust dan eindlijk, 't ruwe noorden
Van hageljacht en stormgeloei,
En rolt de Rijn weer langs zijn boorden,
Ontslagen van de winterboei’.
Maar iets van Mevrouw Dorbeen's geest wordt over ons vaardig wanneer we gaan skanderen, dat wil zeggen, ter ‘verklaring’ van de versstruktuur het rythme op de meest onbarmhartige manier op de pijnbank leggen. We ontzien ons dan niet de schoonstvloeiende verzen te verminken tot een monotone dreun en verheugen er ons dan in aan die dreun de naam van jamben-, daktylen- of andere maat te geven. Door 't woud der pijnen kreunt en zucht de wind,
En machtig wuiven de gepluimde toppen,
de aanvangsregels van Perk's Lied des StormsGa naar voetnoot1) worden ongeveer het volgende: Door 't woud der pij nen kreunt en zucht de wind,
En mach tig wui ven de ge pluim de top pen.
Ta tá ta tá ta tá...... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze schijnbaar onschuldige liefhebberij heeft heel wat kwaad gesticht. Met nadruk moet er tegen gewaarschuwd worden. De ‘orthodoxe’ skansie verstompt het rythme-gevoel, daar ze de lettergrepen grof onderscheidt in geaksentueerde en niet-geaksentueerde. Ze rukt het tijdsverband tussen de klanken uiteen en analyseert daardoor niet het vers zelf, maar een surrogaat dat er evenveel van verschilt als het stramienpapier van het borduursel. Ze is de oorzaak van de verwarde begrippen over metrum en rythme, waarbij het metrum als een vaststaand schema wordt opgevat en het rythme als een min of meer persoonlike afwijking. Het is soms nuttig oude waarheden weer eens te memoreren, en zo zou men geneigd kunnen zijn m'n aanval tegen het tatá tatásisteem als een goedbedoelde maar overbodige herhaling te beschouwen van een overbekend feit. Maar het skanderen is nog iets meer dan het schematies voorstellen van een rythmiese golf! Tatá tatá werkt op zich zelf zeer sterk rythmies en dringt zich door z'n monotone stotenreeks tussen het dichtwerk en de metrikus. En ten slotte, en dat is tevens de gevaarlikste eigenschap van het skanderen, het werkt de gedachte in de hand dat poëzie is opgebouwd uit versvoeten, daar het in sterke mate de insnijdingen tussen de lettergrepen vergroot door arbitraire rustpunten. Heeft men een verzameling losse versvoeten verkregen, dan zoekt men natuurlik de stukjes aan elkaar te lassen, en vindt dan geen klassieke termen genoeg om elke voet met een etiketje te versieren: jambe, trochee, anapest, molossus, antibachius!Ga naar voetnoot1) Behoorde dit alles nu maar tot de historie! Maar uit ervaring weet ik welk een moeite het kost zich uit de klassieke methode los te werken. En zelfs weet ik niet inhoeverre m'n rythmegevoel voorgoed geschaad is door dreunschema's. Da Costa's Kan het zijn dat de lier enz. is tenminste geheel afgesleten tot een zuiver ⌣ ⌣ - voorbeeld en ik kan zelfs niet meer bepalen of dit vers ooit een spontaan, rijk genuanceerd rythme gehad heeft. Laten we daarom een gedicht zo eerlik mogelik analyseren, en het eerbiedigen in z'n persoonlike eigenschappen. Hoogstens kan men de terugkeer van het aksent markeren door een bescheiden tikken met de vinger, terwijl men zo natuurlik mogelik voordraagt, of laat voordragen, maar nog beter is de mentale skansie, maar deze vereist enige oefening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer we op de bovenstaande wijze het gedicht voordragen, dan horen we regelmatig het rythmies aksent terugkeren. De stem geeft, door meerdere kracht, relief aan een reeks bepaalde plaatsen in de woordenstroom. In iedere versifikatie wordt het rythme bepaald door de terugkeer op merkbaar gelijke tijdsafstanden van de ictus.Ga naar voetnoot1 VerrierGa naar voetnoot2) definieert ictus aldus: een plaats in de versregel waar men de maat slaat en die de stem aanduidt door een versterking van intensiteit.Ga naar voetnoot3) Evenals de muziek berust het vers op het isochronisme der rythmiese intervallen. Op het woord merkbaar vestig ik biezonder de aandacht. Een voorgedragen kunstwerk is niet natemeten met een metronoom; het rythmies aksent keert niet terug met de regelmaat van een slingerperiode. Absoluut isochronisme in het vers bestaat niet, absoluut gelijke tijdsintervallen zijn in de objektieve realiteit niet mogelik, evenmin als een absoluut rechte lijn of een volkomen zuivere cirkel. Wij streven ernaar, en een goede uitvoering tracht er ons de illuzie van te geven. Het is gevaarlik - Dr. de Vooys heeft er reeds op gewezenGa naar voetnoot4) - te generaliseren. We moeten ons ten opzichte van het isochronisme op een ruim standpunt plaatsen. Ieder gedicht heeft z'n biezondere eisen. Het tempo verandert onophoudelik. Ontroering doet langzamer, hartstocht sneller spreken, hoon en ingehouden toorn vragen een staccato-voordracht.Ga naar voetnoot5) Het verschil in hoogte, intensiteit en timbre der klanken, de wijze waarop deze zich verbinden, de beelden die ze opwekken, leiden dikwijls onze aandacht van de tijdwaarneming af. De rustpozen - kortere of langere - hetzij ze zich bevinden aan het einde van de versregels of elders - brengen evenzovele tijdsveranderingen teweeg. Maar, temidden van vele fijne nuances, fijner dan ik ze hier in enkele woorden kan aangeven, moet de hoofdzaak niet uit het oog verloren worden: voor ons oor heeft het gedicht maat, keert het rythmies aksent regelmatig terug. Een zekere vrijheid die zich beweegt tussen zeer ruime grenzen, is daarbij niet alleen noodzakelik, maar ook wenselik. Noodzakelik enerzijds, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want de rijke klankmaterie van het gesproken woord kan niet de tijdsruimte waarin het rythme klopt op dezelfde wijze vullen als kleine steentjes een mozaïekfiguur. Maar wenselik is een zekere vrijheid ook, want de diktie wint daardoor aan kunstwaarde. Wil men een muziekterm gebruiken, dan kan men zeggen dat een vers tempo rubato moet worden voorgedragen. Lipps formuleerde deze vrijheid als de wet der esthetiese afwijking van normaalvormen,Ga naar voetnoot1) die zowel in de natuur als in de kunst voorkomt: ongelijkheid van de beide gezichtshelften, onregelmatig lopen, vermijden van geometries zuivere lijnen en cirkels in plastiek en schilderkunst, enz. Die afwijking is niet voor alle gedichten even groot: sommige vragen een strakke lijn, andere een los kleed waarin zich de gedachte ruim kan bewegen. ‘Orchestmaszige’ rythmen zijn sterk gebonden; die welke zich aansluiten bij de spreektaal, zijn vrijer, zo bijvoorbeeld het middelnederlandse vers, kinderrijmpjes, aftelliedjes en sommige spreekwoorden.Ga naar voetnoot2) Overeenkomstig hun eigen temperament en hun eigen esthetiese opvoeding hebben verschillende metrici het ‘absolute’ isochronisme of wel de vrije voordracht gepredikt. H. PaulGa naar voetnoot3) eist gelijkheid van takten, daarbij steunend op de proeven van Brücke die echter de fout beging z'n verzen krachtig te skanderen. MeumannGa naar voetnoot4) verdedigt een ruim opgevatte vrijheid. De tijd zal komen waarin de experimentele fonetiek in honderdsten van sekonden de afstanden zal meten die de rythmiese aksenten in het nederlandse vers scheiden. En zal daarbij dan blijken dat die intervallen niet volkomen overeenstemmen, dan is daarmee het beginsel van het isochronisme niet veroordeeld. Ons oor legt een andere maatstaf aan. Terwijl we luisteren naar een voorgedragen stuk poëzie, nemen we indrukken op van verschillende aard, maar deze beletten ons niet het rythme vast te houden dat de gehele klankenreeks | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
samenbindt. Daar waar het rythme losgelaten of geheel verbroken wordt, bij lange rusten en bij de versregelovergangen, grijpen we het gemakkelik weer aan. Een zekere grens mag hierbij niet overschreden worden. Het ‘giudicio dell' orecchio,’ waarvan de Italianen zo gaarne spreken, moet als maatstaf dienen. Het aantal lettergrepen tussen de rythmiese aksenten kan zó verschillend zijn, dat men zich ‘haasten’ moet door een groot aantal klanken om optijd aan te komen. Ter illustratie van relatief isochronisme noem ik hier het kinderliedje Ach mama, mijn kraai is dood, dat we vroeger aldus zongen:
Ach mama! Mijn kraai is dood!
Waarom heb-je 'm niet wat eten gege.... ven,
Dan was hij misschien in'tleven geble.... ven, enz.
In de derde regel moest dan na misschien een hele reeks spijzen ad libitum ingevoegd worden:
Dan was hij misschien door wat soep met aardappeltjes en spek in 't leven geble...ven
De tussenliggende woorden ratelden we maximaalsnel af, om triomfantelik geble.... ven op tijd te bereiken. Op tijd? Voor ons kinderoor, niet zo veeleisend als een chronometer, zeer zeker. Er zal wel wat aan ontbroken hebben - ik geef dit voorbeeld juist terwille van z'n zeer gebrekkige vorm - maar we streefden onbewust naar isochronisme tussen de rythmiese aksenten.
De tijdsinterval begrepen tussen twee opeenvolgende rythmiese aksenten noemen we voet. Een voet is dus geen onderdeel van de taalmaterie, maar een tijdsduur, welks begin en einde wordt gekenmerkt door een merkbare intensiteitsaanwas. Deze treft meestal het meest sonore gedeelte van de lettergreep, dat wil zeggen de klinker.Ga naar voetnoot1) In navolging van de meeste buitenlandse versbouwverhandelingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
druk ik in vette letters de klinkers die het rythmies aksent dragen: Ik ben met mijn Haat door het leven gegaan.
Hélène Swarth, Mijn Haat.
Deze wijze van noteren is beter dan enig andere. Het plaatsen van een maatstreep (|) doet denken dat de stem op die plaats onderbroken wordt. Een nadruksteken (') brengt verwarring tussen rythmies aksent en taalaksent. Het eerste kan iedere lettergreep treffen welke met een weinig meer intensiteit kan worden uitgesproken dan de omliggende lettergrepen; zelfs is het vaak voldoende dat het mogelik is ze iets krachtiger uittespreken dan de volgende. De taalaksenten - hetzij eenheidsaksenten waarom zich de woorden groeperen tot konstrukties,Ga naar voetnoot1) hetzij waarde- en kontrastaksentenGa naar voetnoot2) - vallen meestal samen met de, veel talrijkere, rythmiese. Niet ieder rythmies aksent echter is taalaksent, en een taalaksent behoeft niet altijd gedragen te worden door een silbe met rythmies aksent, maar kan ook een rythmies zwakke silbe treffen.Ga naar voetnoot3) Doordat we het belangrijke sterker aksentueren dan het minder belangrijke, volgt daaruit dat niet twee rythmiese aksenten dezelfde intensiteit hebben. Een vers bestaat uit een reeks sterker of zwakker geaksentueerde lettergrepen, en deze nuanceren zich tot in 't oneindige. Uit rythmies oogpunt is het voldoende sterke en zwakke lettergrepen te onderscheiden, als we maar onthouden dat deze woorden relatief zijn. Moet men een vers schematizeren, dan kan men de eerste door S, de laatste door z aanduiden.Ga naar voetnoot4)
Boutens, Mijn bleeke denken.
Hier volgen enige voorbeelden van a. Weinig geaksentueerde rythmies sterke lettergrepen (gekursiveerde klinker): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het vinnich stralen van de Son
Ontschuyl ick in 't Bosschage.
Hooft, Granida.
Mouring die de Zee te nauw hiel
Voor zijn zeilen en zijn want
Die de vogelen te gauw viel
Al bezeilde hij maar 't land.
Huygens, Scheepspraat.
Zoo schriklijk klaterde de donder...
Bellamy, Het Onweder.
b. Sterk geaksentueerde, rythmies zwakke lettergrepen (gekursiveerd): Kom mee, er groeit in 't donkre bosch
Droog korstmos op groen vochtig mos.
Verwey, In 't bosch.
Als Jezus zou slapen, 's avonds spâ,
volgden Hem steeds elf engelen na
Pol de Mont, Jezus' slapen gaan.
Toen keken, daar 't zóó prachtig was....
Jan Prins, De Bruid.
Hem toondet gij de striemen uwer boeijen.
Potgieter, Florence.
Het ‘omhooglichten’ van zulk een belangrijke, rythmies zwakke silbe gaat dikwijls gepaard met een biezondere intonatie. Hoe groter het verschil is tussen de sterke en de zwakke lettergrepen, hoe krachtiger het rythme klopt. Hoe regelmatiger de afwisseling tussen sterk en zwak is, hoe gladder de verzen lopen.
Men onderscheidt gewoonlik stijgend en dalend rythme en rekent dan tot het eerste: jambe, anapest en stijgende spondeus, tot het laatste: trochaeus, dactylus en dalende spondeus. Deze verdeling is zeer gebrekkig, daar niet de versvoeten, maar de woordgroepen in het vers de gang van het rythme bepalen. We moeten dus nagaan op welke wijze de lettergrepen zich om de hoofdaksenten kunnen groeperen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evenals in de muziek kunnen hier de tekens < en > aangewend worden: < = stijgend, > = dalend, >< = dalend-stijgend en <> = stijgend-dalend. In beginsel kan men zeggen dat stijgend rythme flink, vrolik en levendig is, dalend rythme slepend, gracieus, ernstig of kwijnend. Voorbeelden:Ga naar voetnoot2)
a. <
Scharten, Ochtend-gezang.
Verwey, De groote hond en de kleine kat.
Hélène Swarth, Druiventrossen.
Willem Kloos, Ik weet niet wat ik zeggen zal. b. >
René de Clercq, Het Lied der Terwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dr. P.C. Boutens, Goede Dood.
Willem Kloos, Mijn oogen branden.
Uit deze voorbeelden blijkt dat het rythme volstrekt nog niet stijgend of dalend is door het feit alleen dat de versregel met of zonder een voorslag begint. De voorslag leidt dikwijls een stijgende golfbeweging in, maar noodzakelik is dit niet. Omgekeerd kan dalend rythme met een zwakke lettergreep aanvangen.
c. ><
Kerstlied.
J.P. Heye, Recht door zee.
Zwaluwen, zwiept gij mijn venster voorbij. Felix Rutten, Zwaluwen.
d. <>
F. van Eeden, Vierde nachtliedje.
G. Gezelle, Tijdkrans.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De typen (c) en (d) komen niet dikwijls onvermengd voor. In S z S en S z z S domineert meestal een der beide sterke lettergrepen, in de bovenstaande voorbeelden de eerste S. Het rythme is meer dalend dan stijgend. Rutten's vers is dan ook in de derde regel dalend. Het type z S z z S z wijzigt zich gemakkelik in S z z S z z of z z S z z S. Het nadert dan de typen > of <, vooral >.
Naargelang het rythme stijgend of dalend is, past de orthodoxe metriek tweeërlei skansie toe. Wanneer de versregel in beginsel aanvangt met een sterke silbe, laat men de versvoeten beginnen met de ictus (a). Begint de versregel daarentegen met een voorslag, dan bestaat de voet uit een zwak plus een sterk deel (b). a.
De Genestet, De heidenapostel. b.
Vondel, Vertroostïng aan Gerard Vossius.
Hélène Swarth, Sterren.
Hierboven hebben we echter gezien dat de voorslag fakultatief is, en dus moet de orthodoxe metriek in hetzelfde vers een reeks ‘jamben’ en ‘anapesten’ voegen bij een reeks ‘trochaeën’ en ‘daktylen’, hoewel het rythme niet is gewijzigd:
Deze notatie geeft een verkeerd beeld van het rythme. Logies ware hier: De | klokken | luien | luien mij | uit,
Heffende | handen | rekken
ge | strekt....
De enige rationele skansie is die welke de voeten meet van rythmies aksent tot rythmies aksent. In de voorbeelden onder b, die met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorslag beginnen, wordt de voet middendoor gesneden. We verdelen daarom aldus: Wat | treurt gij | hoogge | leerde | Vos.
O de | heilige on | sterflijke | sterren.
We hebben dan voor alle verzen een uniforme wijze van meten, die begint met de sterke lettergreep en waaraan zich de zwakke vasthechtenGa naar voetnoot1): S (zonder z), S z, S z z, S z z z:Ga naar voetnoot2)
W.L. Penning, Verpoozing.
De tijdsafstanden tussen oe, ee, e en e vormen dus de versvoeten.Ga naar voetnoot3)
We kunnen tans de versvoeten naar hun aantal lettergrepen onderscheiden in een-, twee-, drie- en meer lettergrepigeGa naar voetnoot4): S, S z, S z z, enz. Gemakshalve noemen we eerst het Type S z Een witte spree
ligt overal....
G. Gezelle, Winterstilte.
Dit type komt het meest voor, in het nederlandse vers. De versvoeten kunnen zich samenbinden tot een hogere eenheid, met één hoofdaksent als centrum: (z) S z S, (z) S z S z S, enz. (dipodieën, tripodieën): Constantijntje, 't zalig kyntje....
J.v.d. Vondel, Kinder-lijk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het daghet in den Oosten. Type S z z Dieuwertjen! heugt je nog de avond voor Paasch?
E.J. Potgieter, Dieuwertjen.
Als van kindren, die aalmoezen vragen.
Hélène Swarth, Weeën.
De beide zwakke silben hebben niet steeds hetzelfde gewicht. In ‘heugt je nog de avond voor Paasch?’ zijn de gekursiveerde klinkers iets zwaarder dan die van je en vond. In een reeks uniforme versvoeten veroorzaken voeten met groter aantal lettergrepen versnelling (a), van kleiner aantal daarentegen vertraging van tempo (b). a.
W. Kloos, Ik weet niet wat ik zeggen zal.
Van twee conincskinderen.
P.C. Boutens, Mijn bleeke denken.
A. Rodenbach, Minnezingers Meilied. b. Dat zijn geen verschrikkingsgeluiden
Maar vrienden in kerkerwee.
W.L. Penning, Geluiden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boele van Hensbroek, Domine, quo vadis?
Van deze tempoveranderingen weet de dichter op verrassende wijze partij te trekken. Een uniform rythme draagt gelijkmatige gedachte, of schildert regelmatige beweging. Tempowijziging vormt kontrast met de omgeving: weinig gevulde versvoeten vragen meer de aandacht en verhoging van het aantal klanken in de versvoet leent zich tot het weergeven van sneller beweging.
Op de bovenstaande versregels van Dr. Boutens' Mijn bleeke denken moet ik nog even wat nader ingaan: Zij maken wit den nacht met schemerblanke vachten,
Weidend de duisternis van 't weligdonkre dal.
De verandering in de aanvang van de tweede regelGa naar voetnoot2) wordt dikwijls, mijns inziens ten onrechte, uitgelegd als een synkope. Borinski, Deutsche Poetik, blz. 78, noteert een dergelijke regel uit Schiller op de volgende wijze: Leest men de eerste woorden overluid, tevens met de vinger twee achtsten aftellend voor ster en voor ben ist ieder een achtste, dan voelt men onmiddellik hoe eindeloos lang ster wordt ten opzichte van ben ist. Wil men deze regel in notenschrift weergeven - hoewel die methode niet aan te bevelen is vanwege de voortdurend wisselende lengte der sterke en zwakke lettergrepen - dan is de onderstaande schrijfwijze beter: Een kwart noot voor ster is te lang, een achtste te kort, daarom neem ik het gemiddelde: drie zestiende, waardoor voor ben ist tezamen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het overige van de maat, drie zestiende dus, beschikbaar blijft, en die daarom in een duool verdeeld worden. Maar ook deze notatie is gebrekkig, daar de beide zwakke lettergrepen volstrekt niet even lang behoeven te zijn. Een andere oplossing geeft wat de Duitse metrici de ‘schwebende betonung’ noemen: door de ictus over de twee eerste lettergrepen heen te laten zweven, en aldus het verschil tussen sterk en zwak voorzichtig te nivelleren, wordt het ‘kwaad’ zo veel mogelik verholpen: Weidend de duisternis.
Een nieuwere opvatting, die eveneens van ‘schwebende betonung’ spreekt, laat dend het volle aksent behouden, en verbergt het manke van weidend door een biezondere intonatie van wei.Ga naar voetnoot1) Deze beide theorieën gaan uit van de gedachte dat het bedoelde verschijnsel een storing teweegbrengt in een vaststaand metries schema en trachten daarom dit schema door een kunstmatige aksentverplaatsing te redden.Ga naar voetnoot2) In de nieuwere ‘schwebende betonung’ ligt zeer zeker iets waars: onwillekeurig buigt de stem naar boven in de eerste lettergreep. Maar 't is toch nog wat anders dan het ‘omhooglichten’ van een zwakke lettergreep, waarvan ik enige voorbeelden gaf.Ga naar voetnoot3) Wanneer we met de vinger de ictus markeren, dan treft de slag bij een natuurlike voordracht, die zich niet bekommert om een bestaande jambiese dreun, de eerste, en niet de tweede silbe: Weidend de duisternis.
En daar de versvoeten in de vorige regel ook tweesilbig waren, zal men, om het isochronisme zoveel mogelik te behouden, S z z | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sneller moeten uitspreken. Tenminste, er zal een streven bestaan om S z z te assimileren aan de voorafgaande S z-reeks. Dit kan theoreties alleen wanneer de vorige regel zeer breed uitgesproken was en daardoor de rythmiese aksenten zeer ver van elkaar stonden. En zelfs in dat geval moeten de klanken van S zz zó gekombineerd zijn, dat ze een vlugge uitspraak mogelik maken. Deze gunstige kombinatie zal zich zeer zelden voordoen: gewoonlik duurt de S zz-voet, ondanks sneller uitspraak, langer dan de voorafgaande S z-voeten. Wat is daarvan het gevolg? Die breede voet opent een nieuwe reeks S z-voeten, wier rythmiese afstanden nu slechts gevuld behoeven te worden door één zwakke lettergreep. Het tempo in de tweede versregel wordt na de S zz-voet trager dan in de eerste. Schematies aldus:
Men leze nu nog eens de beide versregels van Dr. Boutens over om duidelik die tempowijziging: eerst versnelling en dan vertraging, te gevoelen. Deze variatie in het tweelettergrepig alternerend rythme, die zich ook binnenin de regel kan voordoen, maar dan niet zulk een insnijdende werking heeft, is een belangrijk hulpmiddel voor de dichters om verschillend effekt te bereiken. Dr. Boutens b.v. maakt er een veelvuldig en zeer gelukkig gebruik van Tot mijn spijt kan ik hier niet dieper op dit belangwekkende verschijnsel ingaan.
Het type S komt zelden onvermengd voor. Onze taal leent zich slecht tot het monotoon opeenvolgen van zware lettergrepen. Voorbeelden zijn vooral te zoeken in spelrijmpjes, aftelliedjes, spreekwoorden enz. Hik spik sprauw
'k Geef de hik aan jouw enz.
Kleine, kleine, moederke alleen,
Douw douw douw derideine!...
René de Clercq, Moederken alleen.
Oost West thuis best.
Al gaet in den helschen pit,
Eist blaeu, graeu, swart of wit.Ga naar voetnoot1)
Eerste Martijn, vs. 21.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.... Koekemarellen
zonder bellen,
pief, poef, paf
gij zijt af.
Henr. Roland Holst-van der Schalk, De Nieuwe Geboort.
P.C. Boutens, De hooge Zon.
Ook bij versregel-overgangen kunnen twee zware slagen elkaar opvolgen:
F. van Eeden, Ellen, Eerste Zang.
Hierop kom ik nog nader terug.
In sommige moderne gedichten staan de verschillende typen, S, Sz, S zz en S zzz bont gemengd naast elkaar. De enige wijze zulke verzen goed voor te dragen, bestaat in het duidelik markeren van het rythmies aksent, dat regelmatig terugkeert. Dit isochronisme bestaat evenzo voor middelnederlandse gesproken verzen waarin versvoeten van een tot vijf lettergrepen voorkomen. Ook deze verzen moeten we hardop lezen; we zullen dan verrast zijn in deze schijnbare verwarring een sterke rythmiese draad te vinden. Ons ideaal van ‘goede’ verzen moeten we dan echter ruim opvatten en ons oor moet terdege geoefend worden. Hierbij moet vooral rekening gehouden worden met de terugkeer op merkbaar gelijke afstanden van de ictus. Maar is er dan in mnl. verzen geen voet die overheersend optreedt? Voorzover het mij mogelik is een konkluzie te trekken uit de analyse van plus minus tweeduizend regels, meen ik te mogen konstateren dat mnl. verzenGa naar voetnoot1) een geprononceerde voorkeur hebben voor de tweelettergrepige versvoet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter gelegener tijd en plaats hoop ik uitvoerig uiteentezetten op welke wijze ik tot deze konkluzie ben gekomen.Ga naar voetnoot1)
Het begin en het einde van de versregel vragen nu een korte bespreking. Ik behandel ze samen daar er tussen hen beide een nauw verband bestaat. Een versregel kan beginnen met een sterke lettergreep of met een voorslag (auftakt, anacrusis). De voorslag kan zijn enkel of dubbel, zelden drie- of meer lettergrepig.
Gerard Brand, Michiel de Ruyter. Als de aard nog nat is....
Boutens, Als de aard nog nat is.
Over de drie- en meerlettergrepige voorslag die volgens de Geyter zou voorkomen in mnl. verzen, durf ik mij niet uittespreken. Het lijkt me gevaarlik toe, terwille van een aksentvers van vier heffingen, een voorslag te zien in de gekursiveerde woorden:
Sente Martins vogel, ende quam gevloghen.
Ende wroeghede hem selven, door den noot.Ga naar voetnoot2)
Reeds de tweelettergrepige voorslag wordt zoo licht verzwaard door een rythmies aksent, waardoor er een voet wordt toegevoegd aan de regel. En mijn ster luikt haar stralende wimpers toe
En 'k weet niet wat ik nu met mijn leven doe.
Hélène Swarth, Stervend Jaar,
verandert dan in 't volgende:
En mijn ster....
En 'k weet niet enz.
Zo zullen ook wel in de bovenstaande mnl. verzen de beginwoorden zich verdelen in een rythmiese voet. Zonder de samenhangende regels is het rythme echter niet precies te bepalen.
De versregel kan eindigen met een sterke, of wel met een of meer zwakke lettergrepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. Jac. Thomson, De Dag..
G. Gezelle, Het Meezennestje.
Glijdend: Kind, als het lente is
En wij weer samen zijn
Al wat nu droevig is
Waait in de zonneschijn....
A. Roland Holst, Verlangen's Blijdschap.
Hoe meten we de zwakke silben ná het laatste rythmies aksent? Nemen we een losse versregel:
De vier rythmiese aksenten begrenzen drie isochrone intervallen, die we versvoeten hebben genoemd. De laatste S vormt het begin van een nieuwe tijdsruimte, voortgezet in een zwakke klank ven en uitlopend in een rust. Aan één zijde dus is deze ruimte slechts begrensd. Maar door de inertie assimileren we ze min of meer met de voorafgaande versvoeten. Markeren we het rythme met de vinger, dan kunnen we nog een slag laten volgen ná geven: Moeiliker is het, de lengte van de voorslag te meten. Wanneer we beginnen met Ik, dan kennen we nog niet het rythme, dat bepaald wordt door de tijdsafstand der aksenten en het aantal tussenliggende lettergrepen. De voorslag is dan ook niets meer dan de overgang van rust tot beweging, en wordt slechts aan één zijde begrensd:Ga naar voetnoot1) Deze beschouwing zou zuiver theoreties zijn wanneer iedere versregel, aan weerszijden begrensd door diepe insnijdingen, geïsoleerd voorkwam. Maar dikwijls is ze een onderdeel van een langere ryth- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
miese golfbeweging, waarin het einde van een regel doorloopt in het begin van een volgende. Zonder onderbreking kunnen we dan de versvoeten doortellen: de voorslag van de tweede regel behoort geheel of gedeeltelik bij de laatste versvoet van de eerste: O die wereld van stralenden bloeienden schijn
en die afgrond zoo donker daaronder.
H. Swarth, En die afgrond....
Als de aard nog nat is
van zomerregen....
P.C. Boutens, Als de aard nog nat is.
Een lichte rust bij de oversprong schaadt dan volstrekt niet het isochronisme, zelfs niet wanneer een woord gesplitst wordt: En Zefirus zat nog in 't struikgewas.
Daar liep ze heen, hij oefende zijn bas-
stem, maar hield in, toen hij haar zag.
H. Gorter, Mei.
Een kleine pauze zal hier altijd even het rythme vertragen, al was 't slechts de tijd, nodig om met de ogen van rechts naar links te gaan. Maar zelfs al sluiten we de ogen en herhalen dezelfde drie regels, dan voelen we behoefte om de tweede als een eenheid te waarderen, door de dichter afgesloten met het rijmwoord bas. Ook om de homofonie met was te verduideliken, rusten we even. Maar deze rust belet ons niet bas-stem als een versvoet mee te tellen.Ga naar voetnoot1) Natuurlijk mag de insnijdïng niet te diep zijn: de beide versregels vallen dan uiteen in twee groepen: Uw' vonkelende ooge, uw' rooden kam,
een laaiend beeld van vier en vlam.
G. Gezelle, Canteclaar.
Een kortere of langere rust wordt dan dikwijls aangegeven door een komma, punt-komma of punt.Ga naar voetnoot1) De lengte van zulke rusten is in voordrachtspoëzie niet nauwkeurig te meten. In zangverzen en ook gedichten met scherp omlijnd rythme vult de rust vaak het overige van de voet:Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.... Zij dragen hoeden van tarlatan.
Wie zal 'm wezen
Ik of gij
Steek je neus in de
Rijst en brij.Ga naar voetnoot1)
(Tussen gij en steek ligt een volle voet).
Zulke stemrusten spelen een belangrijke rol ten opzichte van het versisochronisme. Bij de meting der rythmiese intervallen tellen ze daarom even goed mee als de rusten in de muziek. Dit geldt eveneens van sommige rusten binnen in de versregel. Daarbij denk ik nog eens niet in de eerste plaats aan de traditionele caesuur en de fakultatieve stemrusten in het halfvers! We moeten uitgaan van de gedachte dat een gedicht een weefsel is van grotere en kleinere konstrukties, aan weerszijden afgesloten door kortere of langere rusten Zulke rusten kan men in en tussen alle versvoeten vinden. Dáár waar ze het isochronisme merkbaar storen, behoren ze in het schema genoteerd te worden; zeer geschikt zijn daarvoor de gewone leestekens,; en., mits oordeelkundig toegepast. Kleine rusten kunnen door de auditieve - niet door de experimentele - metriek verwaarloosd worden: okkluzie van medeklinkers, snelle vernieuwing van de luchtvoorraad (in de zang door het bekende' aangeduid), stakkatovoordracht die de silben scherp van elkaar scheidt, enz.
Ten slotte nog enkele opmerkingen. Bij het verifiëren der voorbeelden is er een zekere teleurstelling bij me opgekomen. Hoe nuchter staan daar die losse zinnetjes, waarmee m'n gehele betoog staat of valt, en hoe weinig overtuigend soms! Ze hebben de glans verloren van hun rijk rythme-leven, nu ze daar geïsoleerd worden ‘aangehaald’ om techniese feiten te staven. Men beoordele ze niet onbillik. Vele van hen heb ik lang rondgedragen en dikwijls gereciteerd, tot ik meende de bedoeling van de dichter gevat te hebben. En toen ik ze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hier opschreef, had ik ze gaarne overgeplant mèt hun omgeving waarin ze gegroeid zijn: hele stukken levende poëzie. Elk vers heeft z'n eigen persoonlikheid. Maar hoe weinig komt die persoonlikheid in een versleer tot z'n recht! Eerst dàn wanneer ieder geval zorgvuldig geanalyseerd is, zal een zuivere synthese mogelik zijn. Deze studie heeft slechts een bepaald onderdeel uitgewerkt: belangrijke vraagstukken blijven er nog te beantwoorden. A priori moest ik de intonatie terzijde stellen, hoewel deze - een enkele keer is er op gewezen - in nauw verband staat met de terugkeer van het rythmies aksent. Ook de caesuur en het verschil in stijgend en dalend rythme hangen samen met de melodie. Sommige punten moeten noodzakelik uitgewerkt worden: het beginsel der inertieGa naar voetnoot1) en z'n verhouding tot het isochronisme; de taak van de voorslag, en dan vooral het onderlinge verband tussen taalaksent en rythme. In m'n analyse heb ik me geplaatst op het rythmies standpunt, maar een andere verdeling dan in versvoeten is die in konstrukties, zoals Dr. van Ginneken er enkele aangeeft,Ga naar voetnoot2) en in hoeverre er een hoger isochronisme bestaat, dat der eenheidsaksenten, durf ik nog niet te beantwoorden. Doktrinaire metriek leidt dikwijls tot het verminken van goede verzen. Moge het beginsel der merkbaar isochrone tijdsafstanden, in z'n ruimste opvatting gehuldigd, nooit misbruikt worden voor de verdediging van Mevrouw Dorbeen's voordrachttechniek, maar steeds worden aangepast bij de biezondere eisen welke een natuurlike diktie stelt. Groningen, November 1914. J. van der Elst. |
|