Grammatika.
Men heeft in den laatsten tijd veel geschetterd tegen de vormende kracht van het grammatisch onderwijs.... Zou zulk een aktie mogelijk geweest zijn, als onze grammatika steeds in kontakt was gebleven met het leven, het intieme gevoels- en zieleleven in ons binnenste, dat voor elk van ons, rechtmatig of niet, toch altijd wel de helft van het heelal zal blijven? Zou iemand ooit op nutteloosheid of gebrekkige vorming hebben durven smalen, als daar op de klasbanken den leerlingen bij het dóórwerken hunner grammatika voortdurend nieuw licht was opgegaan over de fijne voor hen nog niet ontraadselde kantweefsels van hun eigen voelen en denken dìep daarbinnen, zoodat bij elke taal die zij leerden inderdaad naar het aloude woord van Karel den Vijfden een nieuwe mensch in hen werd wakker gemaakt?
Jac. van Ginneken (Leuvensche Bijdragen IX, 3, 269).