roman gebouwd is, nagegaan, nl. de positieve, die ‘de geestelike groei in de eminentste geesten dier dagen volgt’, en de negatieve, die ‘de kerk zoekt bloot te leggen in haar toenemende decadentie.’ Achter de verbeeldingen van de schrijfster zien we dan telkens haar eigen gedachten- en gevoelsleven.
Okt. In de nieuwe rubriek Kunst en Geest in Literatuur, geeft P.N. van Eyck een uitvoerige kritiese beschouwing over Boutens' Carmina. Hij acht deze bundel, vergeleken met Stemmen een achteruitgang, voornamelik om ‘het gebrek aan ziel en liefde, dat het grootste gedeelte dezer verzen in hun wezen kenmerkt, vergeleken met het aanzienlijk aantal malen, dat ziel en liefde hun aanleiding en hun onderwerp werden.’ Hij spreekt zelfs van ‘dit noodwendige, noodlottige boek, waarin wij het groene hout van Boutens'dichtkunst zien verdorren.’ Voor hem is Boutens ‘de typische dichter eener tusschenperiode.’ Van een jong geslacht hoopt en verwacht hij een nieuwe dichtkunst.
De Nieuwe Gids. Sept. W. Kloos wijst in enkele bladzijden (Mevrouw Bosboom - Toussaint herdacht) op de betekenis van deze schrijfster. Daarna wordt een weinig bekende brochure (Fantasiën in December 1848) herdrukt, die haar politieke denkbeelden in het revolutiejaar weergeeft.
Okt. In de Literaire Kroniek van W. Kloos wordt de prozabundel Idealen en Ironieën van R. van Genderen Stort besproken.
Onze Eeuw. Sept. J. Bosboom Nz. geeft in een artikel Over mevrouw Bosboom - Toussaint al zijn herinneringen aan zijn tante en de schilder Bosboom, voornamelik wat hun uiterlik leven gedurende hun latere huwelijksjaren betreft.
Groot-Nederland. Sept. In de rubriek Literatuur beoordeelt J. Walch met grote ingenomenheid Querido's Jordaan, waarin hij de zelfbeheersing prijst, al zijn er nog overblijfsels van vroegere buitensporigheid in het taalgebruik. - H. van der Wal bespreekt Een kleine wereld van Frans Hulleman.
Okt. J. Walch beoordeelt een reeks Nieuwe Verzenbundels, nl. van Jan Prins en Réné de Clercq, samen besproken als ‘vernieuwers en verdiepers’, van A. Roland Holst, Alex Gutteling en P.N. van Eyck, als verdienstelike dichters geprezen.
Ons Tijdschrift. Sept. J. van der Valk bespreekt Ten Bruggencate's proefschrift over Rhijnvis Feith. Zijn bezwaar, is ‘dat het