herdruk, en over dat van Eigenhuis (Groei), waarin hij achteruitgang konstateert.
Den Gulden Winckel. Sept. D. Fuldauer bespreekt Zuid-Afrikaansche Geschriften. Gerard van Eckeren beoordeelt enige verzenbundels o.a. van Boutens en A. Salomons. - André de Ridder bespreekt De Vroolijke Tocht, door Cyriel Buysse. - De Lexicografische Mededeelingen betreffen Fiore della Neve en Joh. Steketee.
Okt. Behalve het vervolg van Bezemer's artikel De oudste Volksliedjes van het Nut, brengt deze afl. een prijzende beoordeling van de Emile-vertaling van Is. Querido, door H. Smeets, die de vertaler in bescherming neemt tegen de aanval van H.J. Stomp (zie beneden: De Nieuwe School).
Van onzen tijd No. 47-50. H.J.E. Endepols publiceert een belangrijke studie over Poirters' Masker van de Wereldt afgetrocken. Hij prijst dit ‘kunsteloos proza,’ waarvan de natuurlikheid en echtheid zo scherp staat tegenover het verlatiniseerde schrijven van zijn tijd. ‘Zijn stijl is werkelijk een snedig mes gelijk en zijn zinnen staan, wat Vondel van de verzen verlangt, wakker op hun voeten.’ Zijn werk is een schatkamer voor de gesproken taal van de 17de eeuw. Zijn gebreken - de geringe waarde van de berijmde verhalen, de wansmaak - worden door Endepols niet vergoelikt. Maar ondanks deze blijft zijn werk literair-histories waardevol.
XII, No. i. J.F.M. Sterck publiceert Kleinigheden over Vondel, n.l. een verbeterde tekst van een gedichtje dat Van Lennep (X, 486) niet kon verklaren.
De Tijdspiegel. Sept. Jan Greshoff beoordeelt de poëzie van de Vlaming Adolf Herckenrath (Dichter's Lentetijd).
Okt. J. Speelman schrijft, onder het opschrift Tendenzkunst een artikel over de werken van W.A. Paap.
Volkskunde. Afl. 9-10. Th. Peeters vervolgt de Oude Kempische Liederen, A. de Cock de Spreekwoorden, zegswijzen en uitdrukkingen op volksgeloof berustend (handelende over de vogels), G.J. Boekenoogen zijn mededelingen Waar de kinderen vandaan komen. Dezelfde schr. geeft proeven van Volkshumor in geestelijke zaken, aansluitende bij vroeger afgedrukte geparodieerde sermoenen.
Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterk. XXX, afl. 4. E. Haslinghuis behandelt de zelfverwensingen die in de M.E. gewoonlik de inhoud uitmaken van Het lied van de hel. - P. Bonaventura Kruit-