De Nieuwe Taalgids. Jaargang 4
(1910)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Stijl.Er is enige jaren geleden een Frans werk verschenen, dat stijllessen geeft naar aanleiding van handschrift-verbeteringen van grote schrijvers.Ga naar voetnoot1) 't Is een interessant boek om de talrijke voorbeelden van stijl-wijziging die 't bevat, van bekende Fransen: Bossuet, Chateaubriand, Flaubert etc. Die stijl-wijzigingen zijn vooral tweeërlei: de schrijver ziet opnieuw de idee of de situatie, en dikwels - maar niet altijd! - beter, scherper, inniger, en de uitdrukking van zijn vizie wordt mooier; of: hier en daar worden, terwille van ritme of harmonie, woorden verschikt of woorden vervangen door synonymen. De eerste soort van stijl-arbeid is hoogst merkwaardig. We zien hoe Flaubert vijf, zes maal zijn werk herschiep, en het àl vaster, àl saamgedrongener van vorm wist te maken. Een worsteling met 't woord van de allergrootsten. Dikwels is stijl-verandering volkomen idee-verandering, en dat schijnt Albalat niet te begrijpen. Rousseau vergelijkt ergens de wetenschap bij een bodemloze zee, vol klippen; maar in volgende redakties van dezelfde zin wordt de naar wetenschap begerige mens vergeleken bij een kind, dat spelend aan 't strand schelpen zamelt, en er telkens verwerpt voor andere, mooiere, tot het eindelik, moe van 't zoeken, alles wegwerpt, en met lege handen thuis komt. Men kan de tweede zin toch niet, zoals Albalat doet, een ‘ontwikkeling’ van de eerste noemen. De vizie is een geheel nieuwe. 't Betoog dat Albalat aan de voorbeelden verbindt, de moraal van 't schone lied, is zonderling. De voortreffelikste eigenschappen van een goed schrijver, zegt Albalat, zijn saamgedrongenheid, eenvoudigheid, welluidendheid en vooral: oorspronkelikheid, en die eigenschappen, dus ook oorspronkelikheid, moet men trachten te verkrijgen door arbeid. Immers, ook de grote meesters hebben hard gewerkt. Oorspronkelikheid te verkrijgen door arbeid! Wat 'n bedriegelikmooie leugen! De oorspronkelikheid die de biezondere schrijver kenmerkt, is een even innig bestanddeel van zijn wezen als de kleur van z'n ogen of de klank van z'n stem. En ogenkleur of stemmeklank verkrijgt men niet door arbeid. | |
[pagina 51]
| |
Men legt u een bladzijde proza voor. Na enige zinnen gelezen te hebben, roept ge uit: Potgieter! of: Multatuli! of: Van Deyssel! Ge hebt 't beeld, 't geluid herkend, dat van die alléén is. Maar ge zult honderd andere bladzijden lezen van honderd andere schrijvers, die u niets zeggen van de maker. Ze kunnen van Piet zijn of van Paul, maar waarom ook eigenlik niet van Hein? Of ge herkent 't geluid van Van Deyssel of van Multatuli, maar zoals een Wagnerouverture gereproduceerd wordt door een draaiorgel. Vooral dergelijke valse kunst, waardeloze nadoenerij, kweken stijlmeesters als Albalat, die ook in andere boeken de goedgelovige lezer voorspiegelt, dat hij zich een stijl kan vormen ‘naar verkiezing’, een beschrijvende stijl of een ideeënstijl (vermakelik, die onderscheiding!), als hij maar goed afkijkt van de grote dichters en prozaïsten. 't Enige wat m.i. 't voorbeeld van werkelik goede auteurs kan leren aan de duizende jonge mensen, die geen geboren kunstenaar zijn, - en voor die zijn toch dergelijke stijllessen bestemd, de zeldzame anderen zoeken zichzelf wel een weg - is dit: Tracht u altijd zo zuiver mogelik in te denken in 't geval dat ge op papier gaat brengen, wat 't ook is, een eenvoudige mededeling of een schokkende gebeurtenis, 't doet er niet toe, koncentreer uw gedachten zo scherp mogelik dáárop, tracht 't te zien, en dàt alléén, dan zal uw woord misschien onvolkomen, maar toch zeker benaderend, - in ieder geval - en dat is 't belangrijkste - oprecht weergeven wat ge te zeggen hadt. M.i. moet 't leren stellen en stileren - 't hele onderwijs door - daarop gericht zijn. Men behoeft maar enige van onze meest gebruikte stijlboekjes te doorbladeren, om onmiddellik te zien, hoe 't geheel anders gebeurt. Men begrijpe mij wel. Ik vind 't uitstekend de stijl van allerlei auteurs, ook slechte, te bespreken met de leerlingen, maar dat moet niet gebeuren met de bedoeling van 'n Albalat. De enige praktiese bedoeling, naast 't esthetiese genot, mag zijn, de leerling de overtuiging bij te brengen, dat èchtheid, innig-zuivere overeenstemming tussen gedachte of vizie en de uitdrukking daarvan, 't eerste kriterium is bij 't waarde bepalen van stijl, en dat stijl die die toets niet kan doorstaan, zijn veroordeling in zich draagt. Vooral bij 't beschouwen van Hollands proza zal 't dan dikwels blijken, hoe dat lijdt aan overtolligheid, aan overdaad, die de vizie van de auteur verslapt en verduisterd tot ons doet komen. We vragen: was zijn vizie werkelik zo onvolkomen? Misschien. Was ze | |
[pagina 52]
| |
't niet, dan is zijn kunstenaarsvermogen niet sterk genoeg geweest om de essentiële keus te doen, die nodig is bij 't scheppen van kunst. Men vergelijke de woordenroes waarin Querido zwelgt, een roes die ook ons benevelt en duizelig maakt als een slechtwerkende flikkerende kinematograaf, bij de sobere tot de eenvoudigste vorm gekondenseerde, maar voor-altijd de verbeelding treffende, beschrijvingen van 'n Flaubert of 'n Maupassant. Door zulk vergelijkend beschouwen zal vanzelf de bewondering komen voor hen die hun eigenaardige kijk tot een zuivere - en daardoor schone - uitdrukking hebben weten te verbeelden. Dan zal ook de gevoelige leerling begrijpen wat 't verschil is tussen hem en de kunstenaar. Dat dichtēr-zijn niet altijd is ànders-zien dan anderen. Maar wèl: inniger zien. En vooral: kunnen weergeven in klank en beeld wat ook anderen wel gevoelen, maar dat weergeven met innige hevigheid, zodat 't bekende zeldzaam wordt door 't persoonlik genie. En dat niet alleen in verzen, maar ook in muziek, en in kleuren. 't Stijlveranderen dat bestaat in 't harmonieuzer rangschikken van de woorden, 't vermijden van herhalingen, och, dat is maar een bijkomstig, onbelangrijk versieren, wat ook Albalat en z'n geestverwanten mogen zeggen. Eigenlik is die vrees voor herhalingen, en dat zoeken naar synonymen, om de stijl door afwisseling zogenaamd mooier te maken, vrij belachelik. We hebben hier weer te doen met het traditionele rhetoriek-begrip, dat in de geschreven taal de eigenschappen van de gesprokene niet duldt. Is ‘van de zoon van de moeder’ heus geschreven altijd minder mooi dan ‘van de zoon der moeder’? M.i. hangt 't gebruiken van 't zelfde woord geheel af van 't moment van uiting, en daardoor ook van 't ritme van de zin. En synonymen moeten werkelik overeenstemmen met de nuances van ons denken en voorstellen. Anders zijn 't hinderlike versierselen van klatergoud, getuigen eer van armoe dan van rijkdom. Il y a des lieux où il faut appeler Paris, Paris, et d'autres où il la faut appeler capitale du royaume, zegt Pascal in een beroemd geworden zin, en hij verdedigt de herhalingen, als 't vervangen van een woord door een ander de zin zou schadenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 53]
| |
Dat was ook de mening van de grote stylist Renan, die volgens mededelingen van zijn schoonzoon Jean PsichariGa naar voetnoot1), 't ‘zoeken’ van synonymen, 't vervangen van pourtant door cependant, als 't woord in de zin al voorkomt, van fonder door établir enz., dwaas vond, omdat dat toch nog herhaling bleef: de lezer zou niet dupe worden van dit kleine bedrog; juist door de herhaling te willen vermijden, vestigt men er de aandacht op. Maar, wanneer 't nodig scheen, een herhaling weg te nemen, ‘zocht’ hij niet naar synonymen, hij trachtte de dingen weer opnieuw te zien. ‘De stijl bestond eigenlik niet voor hem, 't voornaamste was de idee.’ Wat Renan deed, moeten ook wij doen, als we vrezen ons onduidelik te hebben uitgedrukt, en we moeten 't ook onze leerlingen leren: de dingen weer innig trachten te zien, revenir voir au fond des choses. P. Valkhoff. |
|