en Cats. Heinsius is de grote geleerde, die in zich en om zich het nationaal bewustzijn voelt rijpen, en zich geeft aan een litteratuur, die de steun van de besten des volks behoeft om in kracht en gloed te winnen. Hem strekt zijn initiatief tot groter roem dan zijn kunst.’ Het artikel eindigt met een parallel tussen Heinsius en zijn neef Zevecote, die ‘de schaduw van Heinsius’ genoemd wordt, maar die niettemin als dichter hoger stond, al bleef zijn werk een belofte. - In de rubriek Boeken, Menschen en Stroomingen bespreekt Verwey uitvoerig en krities de verzen-bundel De getooide Doolhof van P.N. van Eyck.
Okt. Albert Verwey geeft een korte karakteristiek van J.A. Alberdingk Thijm. Hij houdt al de novellen van deze schrijver voor ‘dilettante-werk: alleraardigst en door zijn vele gegevens dikwijls bruikbaar, niet zonder hier en daar een bevallige bladzijde, maar in de behandeling van de werkelijkheid al te klein en in de verdichting al te kinderlijk.’ Daarom meent hij dat Thijm's nagedachtenis beter door een keuze dan door een volledige uitgave van zijn werk geëerd zou zijn. - Interessant is ook Verwey's beschouwing over de kunst van het toneel, over de werking van de kleur en van het woord op de verbeelding van de toeschouwer in enige bladzijden over De Macbeth van de Hagespelers.
De Nieuwe Gids. Sept. De Literaire Kroniek van Kloos, naar aanleiding van Van Hulzen, is grotendeels een causerie over oudere letterkunde, waarin o.a. de mening uitgesproken wordt, dat Wiselius als dramadichter in onze letterkundige geschiedenis naar voren verdient te worden gebracht.
Okt. In de Literaire Kroniek schrijft Kloos waarderend over Prinsen's studie Multatuli en de Romantiek. Zijn bezwaar is dat de schrijver niet de ‘ware’ romantiek, de ‘negentiende-eeuwsche romantiek in den eersten graad’ op 't oog heeft, maar alleen ‘de tweedehands-romantiek’. Als inleiding prijst hij de tegenwoordige letterkundige kritiek tegenover de oudere, en meent dat de oudere, zelfs van Potgieter en Huet, teveel op de gedachten-inhoud, te weinig op het ‘psychisch-aesthetisch talent’ lette.
Groot-Nederland. Sept. L. Simons geeft Tooneelbespiegelingen, een causerie over hedendaagse toneeltoestanden. - W.G. van Nouhuijs trekt in de rubriek Literatuur een parallel tussen Boutens' Beatrijs en het Middeleeuwse gedicht. Van het laatste schat hij de dichterlike waarde hoger dan van de moderne bewerking.
Oktober. L. Simons besluit zijn Tooneelbespiegelingen.