De Nieuwe Taalgids. Jaargang 1
(1907)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 250]
| |
Welluidendheid van taal.Is welluidendheid van taal een begrip waarover men nog op andere wijze kan spreken dan door middel van absolute gezegden die de een zonder bewijs zal aannemen en de ander zonder nadenken zal verwerpen? Hier, is men geneigd te zeggen, heerst het chauvinisme, of teminste het subjektieve oordeel, zonder enige beperking. Allergewoonst is, dat men een taal die men niet verstaat voor geen menselik geluid houdt. Van HerodotusGa naar voetnoot1) af, die van de holbewoners van Afrika verklaart dat zij niet spreken, maar piepen als de vleermuizen, is de gehele Europese, en vermoedelik ook de niet Europese, literatuur vol van uitspraken die een vreemde taal voor ‘vogelgetjilp’, voor ‘papegaaiengekrijs’ uitmaken.Ga naar voetnoot2) De Hottentotten hebben hoogstwaarschijnlik hun naam te danken aan de indruk die hun taal met haar smekkende geluiden op onze voorouders maakte. Zij spreken, zegt een zeventiende-eeuws schrijver, zo onbeholpen, ‘dat d'onzen hen ten opmerke van deze belemmering en ongehoorde hakkeling van tale den naam van Hottentots gegeven hebben, gelijk dat woord in dien zin gemeenlik schimpsgewijze tegen iemand die in het uiten zijner woorden hakkelt en stamelt, hier te lande gebruikt wordt.’Ga naar voetnoot3) De stakkers begrepen niet dat die Hollandse naam een scheldwoord was en noemden zichzelf ten slotte ook Hottentot of Hotnot, maar men behoeft er niet aan te twijfelen, dat zij zich zelven in 't geheel niet slecht ter tale gevoelden Zij zullen veeleer juist zo gedacht hebben als een Basoeto, die aan een zendeling verklaarde dat hem 't Duits als vogelgesnater in de oren klonk. De Duitse geleerde die dit met verontwaardiging vermeldt en aan de kaffers hun ‘tierischen | |
[pagina 251]
| |
Schnalzlauten’ verwijtGa naar voetnoot1), heeft stellig niet veel meer begrip van taal getoond dan zij. Niet veel minder naïef is 't oordeel van verschillende volken dat hun taal een onmiddellike gave van God is, terwijl de andere talen door mensen zijn uitgevonden. Ik zal de lezer niet vermoeien met veel citaten waarin allerlei talen van de aardbodem als zeer welluidend worden geprezen of als wanschapen klankverbasteringen worden gelaakt. Ik herinner er slechts aan hoe Bilderdijk tot groter eer van zijn moedertaal heeft gesmaald op 't Duits, het Engels en vooral op het Frans. Over dit alles moet men tans glimlachen. Liever wil ik eens nagaan of er, te midden van al die tegenstrijdigheid, toch niet enkele punten zijn waarover teminste een grote meerderheid het eens is. Dan vind ik in de eerste plaats, dat men vrij eenstemmig een brevet van buitengewone welluidendheid toekent aan het Grieks, aan het Oudgrieks wel te verstaan. ‘Behalve voor het Grieks,’ zegt meer dan één Duits schrijver van naam, ‘doet de Hoogduitse taal in welluidendheid voor geen enkele andere taal onder.’ En met bijna dezelfde woorden zeggen Engelse schrijvers (b.v. Macaulay) of Franse auteurs ten opzichte van hun taal hetzelfde. Er is iets zeer vermakeliks in dat toekennen van de hoogste prijs der welluidendheid aan een taal waarvan niemand ter wereld de uitspraak in zulke biezonderheden kan kennen dat men zich een enigszins volledige voorstelling van het geluid van een enkele Griekse zin kan vormen. Hoorden die prijsrechters elkander Grieks spreken, met inachtneming van alles wat de wetenschap als vaststaande heeft uitgemaakt, dan zouden zij elkaar niet zonder moeite verstaan. Hun schijnbare eenstemmigheid berust op een gemakkelik te verklaren misverstand: hun bewondering voor de vormen van de taal en vooral voor de inhoud der geschriften, brengen zij over op de halfbekende klanken. Sleur doet het overige. Positiever schijnt mij de oorzaak te zijn waardoor zo algemeen aan de Italiaanse en Spaanse taal welluidendheid wordt toegekend, terwijl men die aan het verwante Portugees ontzegt; ook de roem van het Russies in dit opzicht schijnt mij niet onverklaarbaar. Wat het Italiaans betreft, ik erken dat er genoeg mensen zijn - ik behoor onder dat getal - die niet vinden dat juist deze taal schoner dan elke andere klinkt, maar de meerderheid van hen die weinig of veel studie van 't Italiaans gemaakt hebben is 't geheel eens met Byron's oordeel in Beppo, waar de dichter zegt: | |
[pagina 252]
| |
'k Houd van die lieve bastaard van 't Latijn,
Die taal smelt als een kus op vrouwenlippen,
't Is of men ze moet schrijven op satijn,
Die sylben die een zefier doet ontglippen,
Die vloeib're klanken, klaar als kristallijn!....
Geen grove toon kan hier de tong ontglippen,
Als in ons Noords rauw, roch'lend keeluitduwen,
Waarin wij alles sissen, krijsen, spuwen.
Het Spaans is in West-Europa minder bekend dan het Italiaans, en men vindt dan ook niet zulk een groot aantal aanprijzingen van de buitengewone zoetvloeiendheid van die taal. Laat ik er een enkele aanhalen, een bekend Spaans gezegde: ‘toen de slang Eva bedriegen wilde heeft hij, om zeer verleidelik te wezen, Spaans tegen haar gesproken.’Ga naar voetnoot1) Heel anders is 't oordeel over 't Portugees. Keizer Maximiliaan van Oostenrijk placht te zeggen: ‘wie nooit Portugees gehoord heeft, weet niet hoe de duivel met zijn grootje spreekt.’ 't Enige wat hij goedvond in deze taal, die zo rijk is aan neusklanken, was, zeide hij, de gelegenheid die ze aanbood om, terwijl men haar door de neus sprak, een andere, fatsoenlike taal, met de mond te spreken. Ik behoef U niet te zeggen, dat de Portugezen hun taal de schoonste op aarde noemen, maar naar 't schijnt delen vreemdelingen die bewondering zelden. Ik geloof nu dat de oorzaak van de vrij grote eenstemmigheid omtrent 't Italiaans en 't Spaans tegenover het Portugees hierin gezocht moet worden, dat die taal het welluidendst wordt gevonden, waarin eigenschappen die bij 't zingen van gewicht zijn het meest de aandacht trekken, waarin b.v. de medeklinkers niet al te sterk het getal der klinkers overtreffen. Nu is het Italiaans zeer rijk aan vokalen, die daarbij een zeer afwisselend timbre hebben; het telt weinig spiranten, en de medeklinkers, die daarvoor vatbaar zijn, hebben veel ‘stem.’ Om dit te bewijzen kan men de statistiek te hulp roepen. Een Fransman heeft in een filosofiese dissertatie over de wijze ‘waarop in de taal onze gevoelens en neigingen worden uitgedrukt’, lange tabellen gegevenGa naar voetnoot2) waaruit men o.a. kan zien hoe de verhouding van 't aantal klinkers tot dat der medeklinkers is in verschillende talen van Europa. Ik heb de moed niet gehad om hem na te rekenen, | |
[pagina 253]
| |
wat niet slechts een tijdrovend maar ook een lastig werk zou wezen, daar men zich bij het tellen zo gemakkelik van de wijs laat brengen door het schrift, dat dikwels medeklinkers en klinkers weergeeft die niet gehoord worden. Voor die fout heeft de schrijver zich, naar hij verzekert, zorgvuldig in acht willen nemen, doch of dit hem steeds gelukt is zou alleen een herhaald onderzoek kunnen leren. Ik deel dus zijn resultaten onder zeker voorbehoud mee; voor 't gemak heb ik de getallen anders gegroepeerd dan hij, en ik bepaal mij ook tot de cijfers omtrent een vijftal talen gegeven. Dan vind ik dat in 't Duits tegenover 100 medeklinkers 53 klinkers staan, in 't Russies 66, in 't Frans 77, in 't Spaans 79 en in 't Italiaans 81.Ga naar voetnoot1) Bij een kleine, en dus niet zeer betrouwbare, proef op een stuk eenvoudig Hollands proza genomen, kreeg ik voor onze taal het cijfer 65 voor 't aantal klinkers dat tegenover elke honderd medeklinkers voorkomt. De statistiek toont derhalve aan dat het Italiaans zeer veel vokalen heeft en dat het Spaans het daarin nabijkomt. Omtrent het Portugees heeft mijn zegsman geen onderzoekingen gepubliceerd, maar al mag die taal ook een groot aantal klinkers bezitten, zij heeft toch iets dat ons, als wij met onze wijze van zingen te rade gaan, minder aangenaam kan wezen. Het Portugees heeft namelik een groot aantal nasale klinkers en bij ons zingen heeft de neusholte een zeer ondergeschikte rol. 't Zou mij niet verwonderen indien de Grieken, die teminste in hun kerkelike liederen veel meer wat men noemt ‘door de neus zingen,’ het Portugees in 't geheel geen onwelluidende taal vonden. Er komt echter nog iets anders dan de klanken in aanmerking bij 't bepalen der welluidendheid: de klemtoon. Sommige talen hebben een zeer sterke klemtoon op een vaste lettergreep van 't woord, bij andere is daarentegen de klemtoon vrij zwak en niet aan een bepaalde sylbe gebonden. Het is duidelik dat talen van de laatste soort bij vergelijking met zang in een gunstiger konditie zijn; zij voegen zich lichter naar een melodie dan een idioom waar de regelmatig terugkerende voorkeur aan een bepaalde lettergreep gegeven, de lenigheid van de voordracht benadeelt Aan de bewegelikheid van 't aksent schijnt mij het Russies de roep van grote zangerigheid te danken te hebben. De Polen, die toch zeker niet van vooringenomenheid tenopzichte van de Russen verdacht zullen worden, vinden dat de taal van hun onderdrukkers buitengewoon welluidend is Gelijk alle Slaviese talen zeer nauw verwant zijn, gelijkt ook het | |
[pagina 254]
| |
Pools sterk op het Russies, maar het onderscheidt zich daarvan in één belangrijk punt: het heeft een vast aksent op de voorlaatste lettergreep, en ik twijfel niet of daarin schuilt de reden van de verschillende appreciatie. Ik heb geen ogenblik gemeend door het maken van deze enkele opmerkingen een afdoende verklaring te geven van het verschijnsel dat de klankschoonheid der talen zo verschillend wordt beoordeeld. Hoofdzaak is dat nooit te ontleden gevoel dat het ene schoon en het andere lelik doet vinden, en dat voor zulk een belangrijk deel subjektief moet blijven. Alleen kunnen we hier en daar associatie met oorspronkelik ongelijksoortige voorstellingen aanwijzen die suggestief werken. Bij 't oordeel over de beweerde zangerigheid van 't Oudgrieks wees ik daar reeds op; ik zie evenzoo in de, vooral vroeger, veelverbreide mening dat het Duits een bij uitstek voor de zang geschikte taal is, een gevolg van de voortreffelikheid der Duitse lyriese poezie en der Duitse komponisten. Ook de Italiaanse musici hebben veel bijgedragen om aan het Italiaans een reputatie te geven die van de gezongen taal op de gesproken taal is overgegaan. Bij de beoordeling van de welluidendheid van een gedicht beslist, vooral in de moedertaal, het rythme, 't element van welluidendheid dat veel meer dan de klank der woorden inherent aan 't gedicht is verbonden. Het rythme blijft, ook als de uitspraak verandert; daardoor kan men nu nog een Nederlands gedicht schoon van geluid vinden uit een tijd toen vele klanken verschilden van de hedendaagse uitspraak, toen de lange i nog niet tot ij was geworden, toen ou nog niet als au klonk, toen sch nog sk luidde enz.Ga naar voetnoot1) Op gelijkheid van rythme berust ook onze eenstemmigheid | |
[pagina 255]
| |
over de welluidendheid van een gedicht al spreken wij dat gedicht, onder invloed van onze vaderlandse dialekten, zeer verschillend uit. Een bewoner van Zwolle, van Groningen, van Maastricht of Middelburg kan verrukt worden door verzen die de dichter zelf in een zeer sterk afwijkende uitspraak gehoord heeft. Hoort later b v. een Zwollenaar de dichter zijn verzen voordragen, en konstateert hij daarbij een sterk Amsterdams of Rotterdams aksent, dan zal hij wel teleurgesteld zijn, maar hij blijft het rythme genieten. D.C. Hesseling. |
|