niet-optredende spelers verbergen en verkleeden. Op het gordijn aan de tooneel-zijde hangt een ruit-vormig bordje met de vage aanduiding eener plant, wellicht het embleem eener bescheiden dorps-rederijkerskamer. Om het hoekje van dit gordijn is een kop zichtbaar, die op een papiertje tuurt; ongetwijfeld is dit de souffleur. Een ander manneke reikt aan een der omstanders een drie-pootig krukje; terwijl een derde uit het kleedkamertje op een ladder zijn kop vertoont. Door de menigte belangstellende toeschouwers is van het onderstel des tooneels slechts één ton zichtbaar.
Het merkwaardige dezer authentieke afbeelding eener zestiend'- eeuwsche markt-voorstelling is bovendien, dat het onderwerp der vertoonde klucht ons zoo welbekend is: men herkent immers terstond de cluyte van Playerwater, en wel het moment, dat Werrenbracht, die door zijn vrouw om wonderwater was uitgezonden, door een hem bevrienden hoenderkoopman in diens korf wordt thuisgebracht, en daar zijn vrouw snapt, met den pater aan den gedekten disch in al te zoete vreugde zittend.
Het spreekt van zelf, dat men uit deze enkele afbeelding eener zeer eenvoudige dorps-vertooning geen algemeene conclusies kan trekken voor ‘middeleeuwsche’ tooneel-voorstellingen. Daarom ook niet, maar enkel om den belangstellenden lezer op deze levendige afbeelding eener bekende sotternie opmerkzaam te maken, is er hier een kort woord over gezegd.
v.M.