| |
| |
| |
Boekbespreking
Rik Castelain en Luc Van Durme, Het pacht- en cijnsboek, bekend als het Vorwaerden bouck van het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal te Oudenaarde (1385-1411), Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent 2002, p. I-XXI, 1-125. Reeks Bouwstenen op het gebied van de Nederlandse Naamkunde, Dialectologie en Filologie, nr. 6. ISSN 1374-2094, ISBN 90-72474-48-1, Wettelijk Depot nr.: D/2002/0228/7. 13.50 ČŠ.
De bezorgers van de uitgave van het Vorwaerden bouck beginnen hun Inleiding met de opmerking: ‘Het Oudenaardse Onze-Lieve-Vrouwhospitaal, nu het stedelijke OCMW (dat voorheen de COO) heette, bewaart een archief dat in menig opzicht een schatkamer mag worden genoemd.’ Voor wat betreft de 13de eeuw was dat al gebleken uit het Corpus van Middelnederlandse teksten van Maurits Gysseling en Van Durme 2002. Van de 14de-eeuwse schatten is echter nog maar een klein gedeelte ontsloten. De uitgave die hier besproken wordt brengt daar enige verandering in. Het Vorwaerden bouck is niet alleen interessant voor de kennis van de middeleeuwse landbouweconomie, maar vooral taalkundig van groot belang: puur taalkundig en daarnaast ook antroponymisch en toponymisch. Het is vrijwel zeker een representant van twee idiolecten van het dialect van Oudenaarde: hand A en hand B.
De uitgave bestaat uit een Inleiding en de Tekst van Hosp. 441 (de code waaronder het Vorwaerden bouck in het archief geklassificeerd is), gevolgd door een Glossarium, Index van plaats- en persoonsnamen, Bronnen en literatuur en de Inhoudsopgave. De Inleiding bestaat uit zeven paragrafen: 1. Verantwoording van de uitgave, 2. Beschrijving van het handschrift, 3. De handen en hun spelling, 4. Samenstelling, opbouw en inhoud van het handschrift, 5. Plaats en historische betekenis van het document, 6. Het Hospitaal en zijn domeinen en 7. Wijze van Uitgeven. Hoewel de uitgevers dat niet vermelden, bestaat van de tekst ook een electronische versie. Op mijn verzoek heeft de tweede auteur
| |
| |
mij die toegezonden, met de mededeling dat ik ermee mocht doen wat ik wilde. Die electronische versie heb ik beschikbaar gesteld aan de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
De uitgave is goed verzorgd. (Twee storende drukfouten zijn: v: wulle pacht, wulle vromen in plaats van v: wlle pacht, wlle vromen (p. X) en: <scc> in plaats van <ssc> (p. XII)). Tussen de Inleiding en de Tekst staan foto's van twee pagina's van het handschrift: een van hand A en een van hand B. Vergelijking van de twee foto's met de relevante stukken van de transcriptie leert dat deze geheel correct is.
Hand A heeft geschreven van 1385 tot 1394 en is nagenoeg zeker van een zekere cleerc van Zinghem (p. VII). Zingem ligt 7 km ten noordoosten van Oudenaarde. Hand B heeft geschreven van 1394 tot 1411 en is van Inghel van Maerke (p. VIII). Dat had Hoebeke 1968 al vastgesteld. R. Castelain heeft het bewijs geleverd dat Inghel van Maerke van vaders kant uit Maarke-Kerkem afkomstig moet zijn, en niet, zoals Hoebeke dacht, uit Marke bij Kortrijk. Maarke-Kerkem ligt 7 km ten zuidoosten van Oudenaarde. Aan moederszijde had Inghel Oudenaardse wortels. Hij is in 1436 overleden, en zal daarom in 1394 vrij jong zijn geweest. Beide handen komen dus met een zeer hoge graad van waarschijnlijkheid uit Oudenaarde en/of directe omgeving. Volgens het criterium dat een hand de taal schrijft van zijn plaats van herkomst is de taal van het Vorwaerden bouck dus per definitie Oudenaards. Het is dan opmerkelijk hoezeer beide handen verschillen.
Opmerkelijk is verder dat hand B lijkt blijk te geven van een vorm van dyslexie. Hij schrijft geregeld bij voorbeeld gelst in plaats van gelts, een unieke genitief voor ‘geld’, lanst in plaats van lants, een bijna unieke genitief voor ‘lands’: bijna uniek, want in een oorkonde van 1347 uit P012 Perk, afkomstig uit het archief Sint Goedele te Brussel en opgenomen in het oorkondencorpus 14de-eeuws Middelnederlands van Van Reenen-Mulder, zie van Reenen (2000), komt hij ook een keer voor. Een vorm als noyaal voor loyaal, altijd voorafgegaan door een vorm eindigend op n, is ook geen blijk van gevoel voor de vaste woordvorm. Een keer schrijft hand B zelfs nolayen (34 vo). Noyaal wordt overigens ook een keer aangetroffen in een oorkonde van 1360 uit H036 Brugge of omgeving.
Interessant zou zijn de twee Oudenaardse handen te lokaliseren volgens de methode beschreven in Rem 2003. Het is verleidelijk daar al een beetje op vooruit te lopen en enige aspecten van het taalgebruik van beide handen te ver- | |
| |
gelijken met elkaar en met het al even genoemde oorkondencorpus Van Reenen-Mulder. Dat doe ik in de volgende tabel.
|
Hand A |
Hand B |
Brabant |
Ovla. |
Wvla. |
overig |
referentie |
Bouf |
2 |
2 |
|
x |
x |
|
Rem 163 |
Ghe(zeghelt) |
2 |
1 |
|
x |
(x) |
|
Rem 166 |
Be(zeghelt) |
2 |
1 |
|
x |
x |
x |
Rem 166 |
Broeder |
6 |
5 |
(x) |
x |
x |
|
Rem 172, Rem 173 |
Couent |
2 |
1 |
(x) |
x |
(x) |
(x) |
Rem 175 |
Lieden |
P |
P |
(x) |
x |
x |
|
Rem 198 |
s/zelen |
0 |
4 |
x |
|
Rem 242, R93 |
sullen |
1 |
5 |
|
x |
x |
x |
Rem 242, R93 |
telw.-tech |
9 |
0 |
x |
|
(x) |
R95 |
telw.-tich |
7 |
5 |
x |
x |
x |
|
R95 |
vich(tich) |
0 |
3 |
|
x |
|
R95 |
vijf(ti/ech) |
0 |
1 |
x |
x |
|
x |
R95 |
zente |
2 |
13 |
|
(x) |
x |
(x) |
R03 |
sente |
0 |
34 |
x |
x |
x |
x |
ReMu |
vp |
P |
P |
x |
x |
x |
x |
ReMu |
up |
0 |
0 |
(x) |
(x) |
(x) |
(x) |
ReMu |
jn |
P |
P |
x |
x |
x |
x |
ReMu |
in |
P |
P |
x |
x |
x |
x |
ReMu |
an |
21 |
115 |
|
x |
x |
x |
R97 |
ane |
61 |
4 |
|
x |
(x) |
|
R97 |
Tabel 1. Voorkomens (absolute aantallen: alleen zeer grote aantallen zijn aangegeven met de P van ‘passim’) van woordspellingen in het Vorwaerden bouck kenmerkend voor Brabant, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en overig Middelnederlands, vergeleken met de kaarten in Rem = Rem 2003. ReMu = corpus van Reenen-Mulder, zie van Reenen 2000, R93 = van Reenen & Mulder 1993, R95 = van Reenen et al. 1995, R97 = van Reenen & van den Heuvel 1997, R03 = van Reenen & Jongkind 2003. Tenslotte, x = frequent, (x) = minder frequent.
Tabel 1 (voorzover representatief: we zouden minstens tweemaal zoveel vormen moeten onderzoeken) laat zien dat de taal van Oudenaarde hoofdzakelijk thuishoort in Oost-Vlaanderen, zoals te verwachten. Verder kunnen we vaststellen dat als een Oudenaardse vorm niet Oost-Vlaams is, dan is hij of Brabants of West-Vlaams en dat de niet Oost-Vlaamse vormen bij beide handen voorkomen.
| |
| |
Wat niet direct is op te maken uit de tabel is dat een taalverandering kan worden betrapt. Bij vergelijking van hand A (de cleerc van Zinghem) en hand B (Inghel van Maerke) heeft hand A namelijk voor het voorzetsel ‘aan’ overwegend ane, zelden an, terwijl hand B overwegend an heeft, slechts vier maal ane. Dat loopt parallel met de afname van het ane-gebied ten koste van an gedurende de 14de eeuw, zie van Reenen & van den Heuvel 1997.
Ook de auteurs maken een aantal opmerkingen over de taal en de spellingen van Oudenaarde. Dat klopt meestal wel maar niet altijd helemaal. Zij oordelen bijvoorbeeld dat de volgende spellingen typisch zijn voor Oudenaardse scriptoria van de 13de tot de 15de eeuw (p. IX-X):
< j > voor i: Djt (fo 1 ro), jn (passim), jnghel (passim), jnghelande (fo 43 vo). (Let op: i en j kunnen niet altijd haarscherp van elkaar worden onderscheiden). |
< u > voor v: algemeen |
< v > voor u: vp (fo 51 vo) |
< w > voor wu: wlghen (fo 12 ro) |
voor v: wulle pacht, wulle vromen (fo 7 ro) (NB. Zie correctie boven, PvR) |
voor uu: twn (fo 19 vo, naast tuun). Bij hand B komt dat gebruik niet voor. |
Echter, <j> voor i is geenszins uitzonderlijk. Een vorm als jn is zeer algemeen in het Middelnederlands, naast in, zie ook tabel 1. Daarentegen is djt uitzonderlijk (ook in Hosp. 441 zelf), overigens komt djt ook wel eens in regio Brugge en Aksel voor. Een vorm als vp voor up is zelfs typisch voor het 14de-eeuws Middelnederlands: up komt slecht in een kleine minderheid voor, in nog geen 10% van de gevallen, en dan kan het ook nog om genormaliseerde spelling gaan, zie ook tabel 1. De regel voor het Middelnederlands is veeleer: j en v aan woordbegin (j ook aan woordeinde), i et u elders. Avond bijvoorbeeld wordt vrijwel altijd met u gespeld en niet met v.
Hand A heeft 6 x wlghen, 20x wlle, 3 x twn 12x tuun (tuuns, tuune). Wlghen voor wulgen is inderdaad uniek. En ook wlle voor vulle komt zelden buiten Oudenaarde voor. Daarentegen is twn (3x), naast tvun, de meest gangbare notatie in het Middelnederlands: tuun (tuuns, tuune), tuin, t(h)un(e), tuen komen veel minder voor. Bij hand A is dus tuun (tuuns, tuune), en niet twn, het uitzonderlijke gebruik.
De bovengemaakte opmerkingen zijn echter maar kleine minpuntjes in het geheel van de uitgave. Het is zeer goed dat de uitgave er nu ligt, dat we
| |
| |
met bijna zekerheid weten waar de taal van de twee handen vandaan komt en dat er ook een electronische versie van de tekst beschikbaar is. Wij kunnen de auteurs zeer dankbaar zijn voor deze uitgave van het 14de- begin 15de-eeuwse Oudenaards, en hopen dat er in de nabije toekomst nog veel meer schatten uit de schatkamer van het archief van Oudenaarde voor de wetenschap beschikbaar mogen komen.
| |
Bibliografie
Hoebeke M. |
|
1968, |
De middeleeuwse oorkondentaal te Oudenaarde: 13e eeuw - ca. 1500. Spelling en Klankleer (Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Lenonard Willemsfonds, 3), Gent. |
|
Reenen Pieter van & Mulder Maaike |
|
1993, |
‘Een gegevensbank van 14de-eeuwse Middelnederlandse dialecten op computer’, Lexikos 3, 259-281. |
|
Reenen Pieter van, Rijnvis Marleen & Wijck Iris van |
|
1995, |
‘Waarom vijchteg niet bestaat, De reductievokaal in vijftig en negentig’, Taal & Tongval, 179-186. |
|
Reenen Pieter van & Heuvel Wilco van den |
|
1997, |
‘Aen/an/ane Cor van Bree: een vroege apocope’, in A. van Santen en M. van der Wal (red.), Taal in tijd en ruimte, Leiden: SNL, 257-265. |
|
Reenen Pieter van |
|
2000, |
‘“Goed” en “uit” in de 14de-eeuwse Nederlandse dialecten’. In: Veronique de Tier, Magda Devos, Jacques van Keymeulen (red.), Huldealbum Hugo Ryckeboer, Universiteit Gent: Vakgroep Nederlandse Taalkunde, 485-500. |
|
Reenen Pieter van & Jongkind Anke |
|
2004, |
‘One or two Phonemes: /ø/ - /u/ in Old French, /s/ - /z/ in Dutch and Frisian, New solutions to an Old problem’, in: Yuji Kawaguchi, Susumu Zaima, Toshitiro Takagaki, Kohji Shibano, Mayumi Usami, The first International Conference on Linguistics Informatics - State of the Art and the Future, Linguistic Informatics III, Tokyo University of Foreign Studies (TUFS), p. 9-28. (Ook uitgegeven als: Linguistic Informatics - State of the Art and the Future, The first international conference on Linguistics Informatics, Usage-Based Linguistic Informatics1, Amsterdam: Benjamins, 2005.) |
| |
| |
Rem Margit |
|
2003, |
De taal van de klerken uit de Hollandse grafelijke kanselarij (1300-1340). Naar een lokaliseringsprocedure voor het veertiende-eeuws Middelnederlands. Stichting Neerlandistiek VU Amsterdam, Proefschrift Vrije Universiteit. |
|
Van Durme Luc |
|
2002, |
‘Twee dertiende-eeuwse Middelnederlandse documenten uit het archief van het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal van Oudenaarde’, Taal & Tongval, 54, 68-71. |
Piet van Reenen
|
|