Taal en Tongval. Jaargang 54
(2002)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eef Dijkhof, Maaike Mulder en Piet van Reenen
|
1. | Een vidimus van 1292 uit Rijsel (Lille), |
2. | Een tweede vidimus van 1292 uit Den Haag, |
3. | Een transsumpt van 1298 uit Den Haag, |
4. | Een tweede transsumpt van 1298 uit Den Haag. |
1. De teksten
1.1. Het eerste vidimus van 1292 (Rijsel)
In het archief van de Rekenkamer van Rijsel bevindt zich een vidimus dat werd gegeven door Willem/Guillaumes (I van Avesnes), bisschop van Kamerijk, en Bedes, aartsdiaken van Antwerpen, die we ook kennen onder de naam
Betto van Zieriksee, en vier Henegouwse edelen. Het stuk moet dateren uit periode dat Guillaumes bisschop was: 9 mei 1286 - 8 augustus 1296. Het jaar van vervaardiging zal 1292 zijn (zie paragraaf 2). De tekst is waarschijnlijk door een klerk van de bisschop geschreven.
Het vidimus bevat na de Franse aanhef een achttal oorkonden, waarvan er vier in het Nederlands zijn geschreven, twee in het Frans en twee in het Latijn.
Alle stukken zijn opgesteld voor Aleid, resp. Floris van Henegouwen. Het betreft:
1. | Nederlands: een gevidimeerde tekst van een oorkonde van 24 oktober 1268. Het origineel van deze tekst is uitgegeven door Gysseling (Corpus 64). |
2. | Nederlands: een gevidimeerde tekst van een oorkonde eveneens van 24 oktober 1268. De twee originelen van deze tekst zijn uitgegeven door Gysseling (Corpus 65A en 65AA). De hier gevidimeerde tekst volgt 65AA, evenals het eerste transsumpt van 1298 (zie onder). Het tweede vidimus van 1292 (zie onder) bevat een afschrift van 65A. |
3. | Nederlands: een gevidimeerde tekst van een oorkonde van 20 november 1276. Het origineel van deze tekst is niet bewaard. Gysseling geeft deze gevidimeerde tekst in zijn Corpus als nr. 186. |
4. | Frans: een gevidimeerde tekst van een oorkonde van 25 juli 1284. Het origineel van deze tekst is uitgegeven door Kruisheer (1997, 2163). |
5. | Frans: een gevidimeerde tekst van een oorkonde van 18 juni 1283. Het origineel van deze tekst is uitgegeven door Kruisheer (1997, 2118). |
6. | Latijn: een gevidimeerde tekst van een oorkonde van 15 januari 1276. Het origineel van deze tekst is uitgegeven door Kruisheer (1992, 1713). |
7. | Latijn: een gevidimeerde tekst van een oorkonde van 20 september 1264. Het origineel van deze tekst is uitgegeven door Kruisheer (1992, 1367). |
8. | Nederlands: een gevidimeerde tekst van een oorkonde van 18 maart 1272. Het origineel van deze tekst is uitgegeven door Gysseling (Corpus 117A). Het tweede transsumpt van 1298 (zie onder) bevat eveneens een afschrift hiervan. |
Gysseling heeft dit vidimus gekend. Bij ontstentenis van een van de originelen die eraan ten grondslag ligt, nl. dat van 1276, publiceert hij de derde tekst van dit vidimus als nr. 186 en geeft als datering daarvan: 1286-1296. Hij vermeldt daarbij welke oorkonden eveneens zijn gevidimeerd in dit stuk. Het merkwaardige is evenwel dat hij bij de bespreking van de overige drie Middelnederlandse oorkonden zwijgt over het het bestaan van dit vidimus en de tekst ervan ook nergens opneemt, terwijl die toch van vóór 1301 is.
Het Inventaire sommaire des archives départementales antérieures à 1790 beschrijft slechts zeven van de acht oorkonden die in dit vidimus zijn opgenomen en merkwaardigerwijs gebeurt dat op drie plaatsen, nl. onder B 1444, B 1445 en B 1446Ga naar voetnoot2.
1.2. Het tweede vidimus van 1292 (Den Haag)
Tussen 1275 en 1299, vermoedelijk eveneens in 1292, geven Willem, abt van Saint-Denis-en-Broqueroie, en Anselm, deken van Saint-Germain te Bergen, vidimus van een oorkondeGa naar voetnoot3. Dit vidimus bevindt zich in het Algemeen Rijksarchief te Den HaagGa naar voetnoot4.
Dit tweede vidimus begint met twee Latijnse openingszinnen. Daarna volgt de tekst van de oorkonde. Het betreft een Nederlands afschrift van de oorkonde van 24 oktober 1268, dezelfde oorkonde die ten grondslag ligt aan de tweede tekst van het eerste vidimus van 1292. De twee originelen van deze tekst zijn, zoals boven vermeld, uitgegeven door Gysseling (Corpus 65A en 65AA). Dit tweede vidimus volgt 65A. De tekst wordt door ons gepubliceerd samen met de tweede tekst van het eerste vidimus (zie paragraaf 3).
1.3. Het eerste transsumpt van 7 juli 1298 (Den Haag)
Op 7 juli 1298 geeft notaris Jan van Balleray onder meebezegeling van de officiaal van Kamerijk een transsumpt van drie oorkondenGa naar voetnoot5. Het bevindt zich in het Algemeen Rijksarchief te Den HaagGa naar voetnoot6.
Het transsumpt begint met een Latijnse openingszin. Daarna volgen drie teksten:
1. | Nederlands: Een afschrift van de oorkonde van 24 oktober 1268, dezelfde oorkonde die ten grondslag ligt aan de tweede tekst van het vidimus van 1292. De twee originelen van deze tekst zijn, zoals boven vermeld, uitgegeven door Gysseling (Corpus 65A en 65AA). Dit transsumpt volgt de tekst van 65AA. De tekst wordt door ons gepubliceerd samen met de tweede tekst van het eerste vidimus van 1292 (zie paragraaf 3). |
Na een Latijnse overgangszin volgt:
2. | Latijn: Een afschrift van een oorkonde van 15 januari 1276, waarbij graaf Floris V van Holland aan Floris van Henegouwen enige landerijen op Schouwen schenkt. Het origineel is uitgegeven door Kruisheer (1992, 1713). |
Na een volgende Latijnse overgangszin volgt:
3. | Latijn: Een afschrift van een oorkonde van 29 mei 1270 waarbij graaf Floris V van Holland samen met Aleid, weduwe van Jan van Henegouwen, een jaarmarkt te Schiedam instelt, die Aleid van de graaf in leen zal houden. Het origineel is uitgegeven door Kruisheer (1992, 1524). |
Het transsumpt eindigt met enkele Latijnse slotzinnen.
1.4. Het tweede transsumpt van 7 juli 1298 (Den Haag)
Notaris Jan van Balleray geeft onder meebezegeling van de officiaal van Kamerijk eveneens een transsumpt van twee oorkonden. Het bevindt zich in het Algemeen Rijksarchief te Den HaagGa naar voetnoot7.
Het transsumpt begint met een Latijnse openingszin. Daarna volgen twee teksten:
1. | Nederlands: Een afschrift van de oorkonde van 18 maart 1272, dezelfde oorkonde die ten grondslag ligt aan de achtste tekst van het eerste vidimus van 1292. Het origineel van deze tekst is, zoals boven vermeld, uitgegeven door Gysseling (Corpus 117A). Hij vermeldt het bestaan van dit transsumpt en neemt de afwijkingen ten opzichte van het origineel op als 117B. |
Na een Latijnse overgangszin volgt:
2. | Latijn: Een afschrift van een oorkonde van 3 oktober 1272, waarbij graaf Floris V van Holland Aleid van Henegouwen kwijting geeft voor de betaling van de koopsom van zijn ambacht in Schiedam. De tekst van dit afschrift is uitgegeven door Kruisheer (1992, 1615). |
Het transsumpt eindigt met enkele Latijnse slotzinnen.
2. De achtergrond van het ontstaan van de vidimussen en transsumpten
De twee vidimussen en twee transsumpten hebben alle betrekking op de goederen van Floris van Henegouwen. Deze Floris was de jongste zoon van Jan van Avesnes en Aleid, dochter van graaf Floris IV van Holland. Naast deze Floris werd uit hun huwelijk nog een aantal andere kinderen geboren, waaronder Jan, die opvolgt in het graafschap Henegouwen, Bouchard, later bisschop van Metz, Willem, later bisschop van Kamerijk, en Guido, die eerst elect van Luik is geweest en vervolgens bisschop van Utrecht.
Aleid, die vanwege haar huwelijk met Jan van Avesnes in de historiografie ‘van Henegouwen’ wordt genoemd, is tussen 1258 en 1263 de voogdes van de minderjarige graaf Floris V. Tussen 1263 en 1268 is zij enige tijd de invloed op de jonge graaf kwijt. Op 24 oktober 1268 worden hun geschillen, die vermoedelijk betrekking hebben op het erfdeel van Aleid, bijgelegd (zie Corpus 64, 65A en 65AA). Bij de drie oorkonden die op die dag werden uitgevaardigd, ontving niet alleen Aleid, maar ook haar zoon, Floris van Henegouwen, de nodige inkomsten uit goederen in Holland en Zeeland.
Het hernieuwde vertrouwen van graaf Floris V in Aleid en haar zoon Floris biedt met name Floris van Henegouwen de mogelijkheid te werken aan een eigen machtsbasis in Holland en Zeeland. Graaf Floris V heeft vermoedelijk in eerste instantie meer vertrouwen gehad in zijn neef, één jaar jonger dan hijzelf, met wie hij waarschijnlijk gedurende de voogdijschap van Aleid is opgevoed, dan in de kibbelende edelen uit zijn gevolg. Hoe dit ook zij, de bijna schaamteloze wijze waarop Floris van Henegouwen zijn bezittingen uitbreidt en zijn macht vergroot, leidt uiteindelijk tot een breuk met graaf Floris V en tot de verwijdering van de Henegouwers uit het graafschap. Floris van Henegouwen moet zich verder tevreden stellen met de schenking van enige goederen van zijn Henegouwse verwanten, doch veel is dit niet.
Met het overlijden van zijn moeder Aleid in april 1284 zal hij hebben beseft dat slechts weinig hem aan deze streken bindt. Hij maakt zijn testament op en gaat in 1287 op avontuur naar Italië. Daar valt hij bij de toenmalige koning van Napels, Karel II, zo in de smaak dat hij in 1289 in de echt wordt verbonden met Isabel van Villehardouin, enige dochter van Willem, vorst van Achaië in Griekenland, na welk huwelijk hij deze titel ook mag voeren. Deze Isabel is de enige dochter van Willem, vorst van Achaië in Griekenland, welk vorstendom hij in leen heeft gehouden van de koning van Napels. Isabel was eerder gehuwd geweest met Philip, de broer van koning Karel II. Na Philips overlijden in 1277 was Isabel evenwel niet opnieuw gehuwd en voerde koning Karel zelf het bewind over het vorstendom. Na hun huwelijk vestigen Floris
en Isabel zich metterwoon in Griekenland als vorst en vorstin van Achaië. In het voorjaar van 1292 is hij vermoedelijk korte tijd terug in onze streken. Floris van Henegouwen regelt dan enige zaken ten aanzien van zijn bezittingen in Holland, Zeeland en Henegouwen en omgeving. Op 18 maart 1292 regelt hij de vererving van de goederen die hij houdt van zijn achterneef, graaf Hugo van Blois, en op 18 april van dat jaar treft hij een soortgelijke afspraak met graaf Floris V voor zijn bezittingen in Holland en Zeeland. Bij oorkonden uitgevaardigd in april 1292 maakt hij afspraken met zijn broer, graaf Jan II van Henegouwen, enerzijds en met zijn andere broers, Bouchard, bisschop van Metz, Willem, bisschop van Kamerijk, en Guido, dan elect van Luik, anderzijds betreffende de voogdij over zijn eventuele kinderen in geval hij en zijn vrouw vroegtijdig komen te overlijden. Het huwelijk met Isabel is tot op dat moment kinderloos; in oktober 1293 wordt er een dochter, Mathilde, geborenGa naar voetnoot8.
De twee hier beschreven vidimussen omvatten negen oorkondeteksten betreffende de goederen en rechten waarop Floris van Henegouwen en diens nakomelingen aanspraak kunnen maken. Er zijn nog twee andere vidimussen voorhanden. Hieruit hoeven hier geen teksten te worden opgenomen, aangezien zij slechts afschriften geven van oorkonden in het Latijn en het Frans. Die twee vidimussen zijn beide overgeleverd in het Rijksarchief te Bergen in Henegouwen. Het ene is een ongedateerd vidimus op naam van dezelfde zes heren die ook het eerste vidimus uitvaardigden, namelijk bisschop Willem van Kamerijk, meester Betto, aartsdiaken van Antwerpen, en vier Henegouwse ridders en omvat drie gevidimeerde oorkonden. Het andere vidimus staat op naam van Otto van Trazignies en drie andere Henegouwse ridders en omvat eveneens afschriften van drie oorkonden. Dit laatste vidimus is gedateerd, en wel op 2 mei 1292Ga naar voetnoot9.
Zoals gezegd is een vidimus een oorkonde waarin degenen die deze uitvaardigen, verklaren een originele oorkonde waarvan de tekst volgt, te ‘hebben gezien’. Op deze wijze verkreeg men een schriftelijk bewijsstuk in het geval het origineel beschadigd of verloren zou raken, of een bewijskrachtig afschrift in het geval men niet met het origineel op reis wilde gaan. Met de
vervaardiging van deze vier vidimussen ontstond in feite een soort schaduwarchief van de rechten en de goederen van Floris van Henegouwen. Ze zullen waarschijnlijk ongeveer rond dezelfde datum zijn vervaardigd, dus omstreeks 2 mei 1292. Slechts één oorkonde ontbreekt, namelijk die waarbij zijn broers Bouchard, Willem en Guido aan Floris in april 1292 beloven toe te zien op een eerlijke voogdij voor zijn kinderen in geval hij en Isabel vroegtijdig komen te overlijdenGa naar voetnoot10. Behalve het laatstgenoemde stuk heeft Floris de originele oorkonden achtergelaten onder het beheer van zijn broer, graaf Jan I van Henegouwen. Dit blijkt uit de vergelijking tussen het origineel van Corpus 65AA, het vidimus uit Rijsel van 1292 en het eerste transsumpt uit 1298. Het transsumpt gaat terug op het origineel en niet op het vidimus.
Volledig vertrouwen in zijn grafelijke broer zal Floris niet hebben gehad, want drie van deze vidimussen heeft Floris van Henegouwen meegenomen naar Griekenland. Het in dit artikel behandelde vidimus op naam van Willem, abt van Saint-Denis-en-Broqueroie, en Anselm, deken van Saint-Germain te Bergen, waarin de tekst van Corpus 65A is opgenomen zal niet van belang zijn geweest, aangezien Floris reeds over een afschrift van Corpus 65A beschikte dat op kleine tekstuele verschillen na dezelfde tekst geeft als Corpus 65AA. Zoals gezegd liet hij van de belofte van zijn bisschoppelijke broers geen vidimus maken, maar nam hij het origineel mee. Blijkbaar had hij in hen meer vertrouwen dan in zijn oudste broer.
In 1305 wordt Mathilde, de enige dochter uit het huwelijk van Isabel en Floris, twaalf jaar en daarmee handelingsbekwaam. Ze is dan inmiddels gehuwd met Guido de la Roche, hertog van AtheneGa naar voetnoot11. Er verschijnt in de loop van 1305 een delegatie uit Griekenland ter regeling van haar erfgoed. Als bewijs van haar rechten neemt deze delegatie drie vidimussen mee, uitgevaardigd op naam van Herus, aartsbisschop van Athene, en zeven Griekse prelaten en edelen. Hierin zijn opgenomen de teksten van de drie vidimussen die Floris had meegenomen en de tekst van het origineel van de belofte van zijn drie geestelijke broersGa naar voetnoot12. Veel later wordt er een regeling getroffen waarbij deze goederen in het bezit blijven van de Henegouwers en waardoor de drie vidimussen en het ene origineel uiteindelijk toch weer in deze streken zijn terecht gekomen. Het voert te ver hier nu op in te gaan.
Na het voorjaar van 1292 zal Floris van Henegouwen definitief naar Griekenland zijn vertrokken. Op 23 maart 1297 komt hij daar te overlijden. Zijn dochter Mathilde, geboren in 1293, is dan nog minderjarig. Conform de getroffen regelingen zal graaf Jan I van Henegouwen als voogd en beheerder van de goederen zijn opgetreden.
In 1297 is in Holland dan graaf Jan I aan de macht. Deze jonge graaf staat geheel onder curatele van Wolfert van Borsele, die de Henegouwse graaf als nauwste verwant van de Hollandse vorst diep zal hebben gewantrouwd. Uit een schrijven van 10 juli 1298 van de baljuw van Schiedam, een stad gesticht door Aleid van Henegouwen en daarmee behorende tot het erfdeel van de Avesnes, blijkt dat graaf Jan I van Holland niet bereid is de rechten van de Henegouwers te erkennen. De baljuw verzoekt de Henegouwse graaf om toezending van de nodige bewijsstukkenGa naar voetnoot13.
Klaarblijkelijk zijn de problemen op dit punt de Henegouwer reeds bekend. De twee in dit artikel opgenomen transsumpten bevatten immers gewaarmerkte afschriften van oorkonden die op het Hollandse en Zeeuwse goederencomplex betrekking hebben. Dit paar wordt gecompleteerd door een derde transsumpt van dezelfde Kamerijkse notaris Jan van Balleray van 7 juli 1298, dat nog slechts in een afschrift uit 1562 voorhanden isGa naar voetnoot14. Graaf Jan van Henegouwen zal het te riskant gevonden hebben de originelen naar Holland te sturen. Een notarieel afschrift, voor de zekerheid ook nog bezegeld door de officiaal van Kamerijk, een geestelijk rechter, moest zorgen voor de nodige schriftelijke bewijzen.
3. Bespreking en uitgave
Drie van de vier Middelnederlandse teksten in het vidimus van 1292 zijn nog nooit uitgegevenGa naar voetnoot15, evenmin als de qua tekst verwante Middelnederlandse teksten van de overige stukken. Om vergelijking van originelen en afschriften te vergemakkelijken hebben wij de teksten parallel afgedrukt. We houden ons daarbij aan de volgorde van de teksten uit het Rijselse vidimus van 1292.
Openingszin van het eerste vidimus van 1292
De openingszin van het vidimus van 1292 is origineel en voor zover wij weten niet eerder gepubliceerd. Omdat Guillames en Bedes in deze Franse openingszin genoemd worden, citeren wij deze zin, ook al is de taal Frans.
Guillaumes (I van Avesnes), bisschop van Kamerijk, en Bedes, aartsdiaken van Antwerpen, verklaren dat zij, in aanwezigheid van (Gilles) Rigaut van Le Roeulx, Thierry, zijn broer, Jean, geheten Sausset, en Baudouin, geheten van Auberchicourt, kennis hebben genomen van de originele stukken die in dit stuk zijn gekopieerd.
Nous Guillames par le grace de diu Eueskes de Cambrai, Maistre Bedes archidiacres danwiers en le glise de Cambrai, Rigaut dou rues, tiriis sen freres, Jehans diis sauset, et Bauduwin dabrichincourt chevaliirs, faisons sauoer as tous chiaus / ki ces lettres verront et oiront, ke nous auons veues et oies les lettres dont che present escrit parole, entires et saines, sans cancellage, sans vice, sans teke, sans defaute, vraies et sans suppechon en leur primeraine figure ensi comme / ches escriit parole chi apres suant:
Het Inventaire sommaire des archives départementales antérieures à 1790 vermeldt deze tekst onder B 1444 (p. 386)Ga naar voetnoot16.
Tekst 1 van het eerste vidimus van 1292
Op 24 oktober 1268 (de zondag na Sint Lucasdag) wordt in Brugge een oorkonde opgesteld waarin Floris (V) verklaart dat hij de onenigheid met zijn tante, Aleid van Henegouwen, weduwe van Jan van Avesnes, heeft bijgelegd. Zij heeft hem haar bezittingen te Koudenhove (bij Delft) afgestaan in ruil voor een rente, tweemaal per jaar te innen uit de tol van Niemandsvriend.
Gysseling publiceert de oorkonde als nr. 64. Hij geeft informatie over het origineel, dat in Den Haag wordt bewaard, en hij deelt mee door wie deze tekst is uitgegeven. Dat er zich in Rijsel een vidimus van deze oorkonde bevindt, vermeldt hij niet.
Het Inventaire sommaire des archives départementales antérieures à 1790 vermeldt deze tekst 1 onder B 1444 (p. 386)Ga naar voetnoot17.
Gysseling 64 | Rijsel 1292, gevidimeerde tekst 1 |
---|---|
Wj Florens Graue van holland ende van zeland makent cont alle den ghenen die dese lettren sullen sien ofte horen. | Wi florens Graue van hollant ende van zeland, Maken cont alle den ghenen die dese lettren Sullen sien ofte hoeren, |
Dat wi van alle dien tuiste dat wi hadden ieghen onser / moyen vrowen aleyden van henengouwe ser.. Johans wif van Auennis wilen was. van dien Erue dat hare toe comende soude wesen van haren vorderen hebben gheeffent in derre / maniren. | dat wi van alle dien tuiste dat wi hadden jeghen onser Moien vrowen / aleyden van henengowe, tser jhans wif van auennis wilen was, van dien Erue dat hare toe comende soude wesen van haren vorderen, hebben gheeffent in derre maniren, |
Dat si ons heft ghegheuen dat goed te Coudenhoue dat si cochte ieghen didericke van wermonde sonder tuellef morghen die si dar af uercocht heft den moneken van bethlehem: / Ende hare woninghe ter nuwer scie. ende al dat lant dat si daer ghecocht heft in rechten eighendome. | dat si ons heft ghegheuen dat goet te coudenhoue dat sij / cochte ieghen diederike van wermonde, sonder tuelef morghen die sij daer af uercocht heft den Moneken van bethlehem, ende hare woninghe ter nuwer scie, ende al dat land dat sij daer ghecocht heft in rechten eighendoeme,, / |
Hir bi so hebbe wi hare weder ghegheuen ouer dit voregheseghede lant ende wonin/ghe. ende ouer al dat recht, dat si ons eisscende was; van haren Erfnisse, dat hare toe Comende was van haren vordren; ende van heren Florense onsen oem. Ende van harre moyen joncvro/we Ricarden. virehondert pont hollanscer peninghe, ende virewerftuintech pont goet ende ghen[gh]e te nemenne in die tolle te niemensvrint te tue tiden binnen den jare. dat es te wetene te / pascen naeste die comt tuehondert pont ende virtech hollansscer peninghe Ende sente martins misse dar naest in den herfst oec tuehondert pont ende virtech voregheseghder penninghe. Ende / al dus vort ewelike si ende hare oer. | Hiir bi so hebbe wi hare weder ghegheuen ouer dit voregheseghede lant ende woninghe, ende ouer al dat rech dat sij ons eisscende was van haren erfnesse dat hare toe comende was van haren vordren ende van heren florense on/sen oem, ende van harre Moyen joncfrowe Ricarden virehondert pont hollanscer penninghe, ende virewerftuintech pont goet ende geiter te nemene in die tolle te niemens vrint te tuen tiden binnen den jaren, dat es / te wetene te passcen naeste die comt tue hondert pont ende virtech hollanscer peninghe, ende sente Martins messe daer naest in den herfst oec tuehondert pont ende virtech voreghesegheder peninghe, [e]nde [ald]us voert / ewelikiGa naar voetnoot18 sij ende hare oer, |
Ende hir bi sal hare bode comen tesen voregheseghden daghen in dese | Ende hiir bi sal hare bode comen tesen voregheseiden daghen in dese |
voregheseghede tolle tontfane dit voregheseghede paiement in onsen coste. ende alsoe / dat daer niemen iet ne sal in nemen sonder hare bode tote dien tiden dat si vergouden e[s] | voregheseide tolle tontfane dit vorseide paiment in onsen coste, ende alsoe dat daer niman iet in sal nemen sonder hare bode to[te] / dien tiden dat sij vergouden es, |
Ende hir bi so moghewi loessen alse wi willen wi ende onse oer ieghen hare ende hare oer de / helft van virehondert ponden ende virewerftuintech die hir voregheseghet sin; om tue dusent pont hollanscer peninghe ende virehondert pont. Ende dander helft om al soe vele. | ende hiir bi So moghewi loessen alse wi willen wi ende onse oer jeghen hare ende hare oer de helft van virehondert ponden ende virewerftuintech die hiir voregheseghet siin om tue d[u]/ sentech pont hollanscer peninghe ende virehondert pont, ende dander helft om also vele, |
Ende vm / dat wi willen dat dese dinc si ghehouden ende ghestade. so hebbe wi dit gheseghelt met onsen seghele. Ende ghebeden minen here Guiden graue van vlandren,, ende marchi van namur. / den abbet van middelburgh. heren Raes van lidekercke. Den heren van vorn herren alebrechte. Den heren van theilinghen herren diderike. Dern philippse van den poleGa naar voetnoot19. dern Boudewin Rufin / dern Didericke van brederode ridders Ende anders onse man die alle hir ouer waren dat si hir ane hanghen hare seghelle metten onsen. | Ende omme dat wi willen dat dese ding sij ghehouden ende ghestade, So hebbe wi dit gheseghelt met onsen seghele, ende ghebe/den minen her Guiden Graue van vlandren, ende Marchi van namur, den abbet van Middelborch, heren Rase van Liedekerke den heren van vornheren, alebrechte, den heren van teilinghen heren diederike / dern philipse van den pole, dern Boudewiin rufiin, dern diederike van brederode, ridders, ende anders onse man die alle hiir ouer waren, dat sij hiir ane hanghen hare seghele metten onsen, |
Dese vorewerde was ghemaket ende be/screuen te brugghe scoensdachs na sente lukes dach ewangeliste Van ons heren iaren dusent tuehondert ende achte endesestech. | Dese vorwerde / was ghemaect ende bescreuen te brugghe sconsdaghes na sente lukes dach ewangeliste, van ons heren jaren dusent tuehondert ende achte ende seschtech - |
Tekst 2 van het eerste vidimus van 1292
Eveneens op 24 oktober wordt vastgelegd dat Floris (V) zijn neef (Floris van Henegouwen) een huis in Schiedam te leen geeft en al het land dat hij bezit tussen Overschie en Schiedam, met als voorwaarde dat zijn moeder, Aleid van Henegouwen, het vruchtgebruik daarvan zal hebben.
Er zijn twee originelen van deze oorkonde die door Gysseling in zijn Corpus worden afgedrukt als 65A en 65AA (deel I, p. 125-127). Hij geeft informatie over de originelen, die in Den Haag worden bewaard, en hij deelt mee door wie de tekst in druk is uitgegeven.
De tekst van deze originelen is in de dertiende eeuw driemaal overgeschreven.
a. | Ten eerste in het eerste vidimus van 1292, met 65AA als origineel. |
b. | Vervolgens in het tweede vidimus van 1292, geschreven in opdracht van Willem, abt van Saint-Denis-en-Broqueroie, en Anselm, deken van Saint-Germain te Bergen. Deze tekst volgt 65A. Dit vidimus wordt hier parallel aan 65A gepubliceerd. |
c. | Als derde heeft Jan van Balleray, notaris te Cambrai, op 7 juli 1298 de tekst overgeschreven, eveneens met 65AA als origineel. Dit transsumpt wordt hier naast Gysseling 65AA en de tekst uit het eerste vidimus van 1292 gepubliceerd. |
Het bovengenoemde Inventaire vermeldt de in 1292 gevidimeerde oorkonde eveneens onder B 1444, p. 386Ga naar voetnoot20.
Gysseling 65AA | Rijsel 1292, gevidimeerde tekst 2 | Eerste transsumpt van 1298Ga naar voetnoot21 |
---|---|---|
Wj.. Florens Graue van holland ende van zelant, maken Cont alle den ghenen die dese lettren sullen sien, ende horen. Dat / Wi hebben ghegheuen Florense onsen neue Onser moyen sone veren Aleyden van henengouwe ser johans wif van auennis wilen was / onse woninghe ter nuwerscie die hare was, ende al dat lant dat wi daer hebben ligghende tusscer der ouderscie, ende nuwenscie / damme. hofsteden. ende al dat gherechte, Ende visscerie. ende sluse. die ons toe bestaen; dat hijt van ons houdet te lene. | Wi florens Graue van hollant ende van / zelant, Maken cont alle den ghenen die dese lettren Selen sien ende hoeren, dat wi hebben ghegheuen florense onsen neue, onser Moyen zone veren aleyden van henengowe, ser jhans wif van auennis wilen / was, onse woninghe ter nuwer scie die hare was, ende al dat lant dat wi daer hebben ligghende tusscer der ouder scie ende nuwen sciedamme, hofsteden, enda al dat gherechte ende vischerie ende sluse die ons toe bestae[n] / dat hiit van ons houdett te lene, | Wi florens Graue van holland ende van zel[ant], Maken cont alle deghenen die dese lettre, Sullen sien ende / horen, dat wi hebben ghegheuen florense onse neuen, onser moyen sone, Veren aleyden [van] hennegowe, ser johans / wif van auennis wilen was onse woninghe ter nuwerscie die hare was, ende al dat lant dat wi daer hebben / lighende tusscer der ouderscie ende nuewenscie damme. hofsteden. ende al dat gherechte, ende visscerie, ende sluse. die onsen / toe bestaen. dat hiit van ons houdet te lene |
Ende in / derre maniren; dat gheuile dat florens storue sonder kint, dat het quame vp sinen ousten broeder naest hem, ende aldus soe ghaet / nederwert van broedere te broedre. Ende ghebraket van desen; so quamet vp johanne den ousten; of hi leuende ware. | ende in derre Maniren dat gheuiele dat florens storue sonder kint, dat het quame vp sinen ousten bruder naest hem, ende aldus so gaet nederwert van brudere te brudere, ende / ghebraket van desen so quamet vp jhanne den outsten of hi leuende ware, | Ende in derre maniere. dat gheuile dat florens storue sonder kint dat / het quame vp sinen ousten broeder naest hem, ende aldus sie ghaet nederwert van broedre te broedre. Ende ghebraket / van desen, son quamet vp johanne den ousten. of hi leuende ware. |
Ende / hir bi so sal dese voregheseghede vrowe. vrowe aleyd onse moye florens moeder besittende | ende hiir bi so sal dese vorghesiede vrowe, vrowe aleit onse Moye florens moeder besittende | Ende hir bi so sal dese voregheseghede vrowe. vrowe / aelyd onse moye florens moeder besittende |
sin ende ghebrukende gheheilike al d[it] vore / gheseghede goed, met al den gherechte ende vroemen die daer toe bestaen; also langhe alse si leuet. sonder eneghe calengiringhe / van florense of van anders iemanne. | siin ende ghebrukende ghehelliic al dat / voreghesegede goet, met alle den gherechte ende vromen die daer toe bestaen, also langhe alse sij leuet sonder eineghe calengiringhe van florense of van iemanne, | sin ende ghebrukende gheheilike al dat vore gheseghede goed, met al / den gherecte ende vroemen die daer toe bestaen; al so langhe alse si leuet. sonder eneghe calengiringhen van florense / of van anders iemanne. |
Ende om dat wi willen dat dese dinc si ghehouden ende ghestade so hebbe wi dit gheseghelt / met onsen seghele. Ende ghebeden minen here. Guiden graue van vlandren ende marchi van namur. den abbet van middelburgh / heren.. Raesse van lidekercke. Den here van vorn herren alebrechte. Den here van theilinghen herren diderike. dern philipse van den / poele. dern boudewin Rufin. dern dideric van brederode ridders ende anders onse man, die alle hir ouer waren dat si hir ane / hanghen hare seghelle metten onsen. | Ende om dat wi willen dat dese dinghe / siin ghehouden ende ghestade, so hebe wi dit gheseghelt met onsen seghele, ende bidden de here Guiden graue van vlandrent ende marchi van namur, den abbet van middelborch, heren.. Rassen van liedekerke, den here / van vorn herren alebrechte, den here van theilinghen herrin diderike dern philipse van den pole, dern boudewin rufin. derren diederiic van brederode, ridders ende anders onse man die alle hiir ouer / waren dat sij hiir anne hanghen hare seghele met den onsen, | Ende om dat wi wilen dat dese dinc si ghehouden ende ghestade, so hebbe wi dit ghesegelt / met onsen seghele. Ende ghebeden minen here. Guiden graue van vlandren, ende marchi van namur. den .. abbet / van Milledebourch heren rasse van liedekerke. den heren van vorn, herren Albrecte, den heren van theilinghen. here / diderike. dern philipse van den poele, dern bouduwin Rufin. dern dideric van brederode ridders ende anders onsen / man, die alle hir ouer waren dat si hir ane hanghen haren seghelen met onsen. |
Dese vorewarde was ghemaket ende bescreuen te brugghe scoensdachs na sente lukes dach / ewangeliste. van ons heren iaren dusent tuehondert ende achte ende sestech --- | Dese vorwarde was ghemaect ende bescreuen, te brugghe scoendaghes na sente lukes dach ewangeliste, van ons heren jaren dusent tuehondert / ende achte ende Sestech - - | Dese vorewarde was ghemaket / ende bescreuen te Brugghe scoendachs na sente lukes. ewangeliste. van onse heren iaren dusent, tuehondert ende achte / ende sestech. |
Gysseling 65A | Tweede vidimus van 1292Ga naar voetnoot22 |
---|---|
Wi Florens graue van holland, ende van zelant maken cont alle den ghenen die dese lettren / sullen sien ende horen, Dat wi hebben ghegheuen Florense onsen neue onser moyen [sone] / veren aleyden van henengowe, ser .. Johans wif van Auennis wilen was, onse woninghe, [die] / hare was, ende al dat lant dat wi daer hebben ligghende tusscen der ouder scie, en[de] / nuwen sciedamme. hofstaden, ende al dat gherechte ende visscerie ende sluse, die ons to[e] / bestaen, dat hijt van ons hout te lene. | Wi florens graue van hollande en van selant, maken cont allen den / genen die dese littren Sullen sien ende horen, dat wi hebben gegheuen florense onsen Neue onser / moyen Sone veren aleyden uan henengowe ser johans wif uan auennis wilen was, onse wonenge die / hare was. inde al dat lant dat wi dar hebben liginde tussoen der ouder Scie en nuwen Scie damme, hof/steden, ende al dat gerechte, ende viscerie, ende sluse, die ons toe bestain, dat hijt van ons holt te lene / |
ende in derre maniren dat gheuile dat floren[s] / storue sonder kint dat het quame vp sinen ousten broeder naest hem, ende al dus so g[ae]/tet nederwert van brodere te brodere, ende ghebraket van desen, so quamet vp johanne / den ousten of hi leuende ware. | [ende en derr]e maneren. d[.t gh......] dat florens storue sonder kint, dat het quame op sinen olsten broder / naest hem. ende aldus so [...... .....rt] van brodere te brodere, Jnde ghebraket van desen, so quamet / op jehanne den ousten [of] hi leu[.... ware.] |
ende hir bi so sal dese vorghesegt vrowe aleyd onse moye / Florens moeder besittende sin ende ghebrukende gheheilike, al dit vorgheseghede goed / met al den gherechte ende vroemen die dar toe bestaen also langhe alse si leuet, sond[er] / eneghe calengiringhen van Florense of van anders iemenne, | ende her bi so sal diese vorgeseght vrowe aleyd onse moye / florens moder besittende sin ende gebrukende gehelike al dit vorgheseghede goed, met al den gerech/te ende vroemen die dar toe bestaen also lange alse si leuet, sonder enige calengiringhen van florense / of uan ander iemenne. |
Ende om dat wi w[il]/len dat dese dinc si ghehouden ende ghestade so hebbe wi dit gheseghel met onsen s[eghe]/le; ende ghebeden minen here Guiden graue van vlandren, ende marchi van namur, den a[bbet] / van middelborgh. heren Rase van lidekercke. den here van vorn. den here van telinghen / heren philipse van den poele. heren boudewin | Ende om dat wi willen dat diese dinc Si gehouden inde gestade So hebbe wi dit / gesegelt, met onsen seghele, Jnde gebidden minen here Guiden grauen van vlandren ende marchi / van namur. den abbit van middelborgh, heren Rassen van Lidekireke. den here van vorn. den heren /
van telingen. heren philipse van den |
Rufin. heren dideric van brederode, ridders / ende anders onse man van zelant die alle hir ouer waren; dat si hir ane hanghen hare / seghele metten onsen, | poele, heren bodewin Rufin, heren dederic van brederode Rid/dres, ende anders onse man van zelant, die alle hie ouer waren dat si hir ane hangen hare Sighele / mitten onsen. |
dit was ghemaket ende bescreuen, te brugghe, van ons heren jaren / ..mo .cco .achteendesestech sconsdags na sente lukes dach ewangeliste. | Dat was gemaket ende bescreuen te Brugghe van ons heren jaren. Mo. CoCo. ach/te[..] sestich, Scondags na sente lukes dach ewangeliste. |
Tekst 3 van het eerste vidimus van 1292
Op 20 november 1276 geeft Diederik van Tellingen aan Floris (van Henegouwen) zijn huis in Warmond en krijgt het van hem in leen terug.
Aangezien er geen origineel voorhanden is, publiceert Gysseling deze gevidimeerde tekst als nr. 186. Hij geeft summiere informatie over het vidimus en vermeldt daarbij de data van de oorkonden die in dit dokument zijn gevidimeerd.
Het origineel van deze oorkonde heeft zich in Bergen (Henegouwen) bevonden en is bij de brand op 14 mei 1940 verloren gegaan. Obreen heeft in 1926 de tekst van het origineel in druk uitgegevenGa naar voetnoot23. Lacunes in de tekst heeft hij aangevuld uit een vidimus van 1305 dat eveneens in Bergen werd bewaardGa naar voetnoot24. Gysseling heeft deze uitgave waarschijnlijk niet gekend, want hij spreekt er niet over.
Het bovengenoemde Inventaire vermeldt deze tekst onder B 1445, p. 387.
Tekst 4 van het eerste vidimus van 1292
Op 25 juli 1284 (de dag van Sint Jacob en Sint Christofoor) schenkt Bouchas van Henegouwen, elect van Metz, aan Floris van Henegouwen de inkomsten van de tol van Niemandsvriend.
Het (Franse) origineel van deze tekst bevindt zich in Bergen (Henegouwen) en is in druk uitgegeven door Kruisheer (1997, 2163). Een Vorlage voor de tekst vinden we eveneens bij Kruisheer opgenomen (1997, 2157).
Het bovengenoemde Inventaire vermeldt de tekst onder B 1446, p. 388Ga naar voetnoot25.
Tekst 5 van het eerste vidimus van 1292
Op 18 juni 1283 (de vrijdag na Triniteitszondag) schenkt Jan van Henegouwen zijn broer Floris het land van Estroem en belooft hem de goederen van Holland die in het bezit zijn van hun moeder, na haar overlijden op zekere voorwaarden.
Het (Franse) origineel van deze tekst bevindt zich in Rijsel en is in druk uitgegeven door Kruisheer (1997, 2118).
In het bovengenoemde Inventaire hebben we geen enkele verwijzing naar dit stuk kunnen vinden.
Tekst 6 van het eerste vidimus van 1292
Op 15 januari 1276 claimt Floris (V), graaf van Holland, van zijn neef Floris van Henegouwen inkomsten uit in te polderen land aan de Schelde.
Het (Latijnse) origineel van deze tekst bevindt zich in het Rijksarchief te Den Haag en is uitgegeven in Kruisheer (1992, 1713).
Het bovengenoemde Inventaire vermeldt de tekst onder B 1445, p. 387.
Tekst 7 van het eerste vidimus van 1292
Op 20 september 1264 (Sint Mattheusavond) draagt Wisso van Coudekerke zijn stenen huis of versterking te Oud-Vlissingen op aan zijn tante, Aleid van Henegouwen, weduwe van Jan van Avesnes.
Het (Latijnse) origineel van deze tekst bevindt zich in het Rijksarchief te Den Haag en is uitgegeven in Kruisheer (1992, 1367).
Het bovengenoemde Inventaire vermeldt de tekst onder B 1444, p. 386.
Tekst 8 van het eerste vidimus van 1292
Op 18 maart 1272 (de dag na Sint Gertrudendag) verkoopt Diederik van Wassenaar Aleid van Henegouwen zijn ambacht, gerecht en visserij te Schiedam voor een bedrag van 100 pond.
Gysseling publiceert de tekst van de oorkonde als nr. 117A en deelt mee dat er op 7 juli 1298 een transsumpt van deze tekst is vervaardigd door Jan van Balleray, notaris te Cambrai. Van dit transsumpt, dat 117A volgt, vermeldt Gysseling alleen de afwijkingen t.o.v. het origineel. Hij deelt verder mee dat oorkonde en transsumpt zich beide in Den Haag bevinden, en hij vertelt door wie de tekst in druk is uitgegeven. Ook hier spreekt hij niet over een afschrift in het vidimus van Rijsel.
Het bovengenoemde Inventaire vermeldt de tekst onder B 1445, p. 386Ga naar voetnoot26.
Gysseling 117A | Rijsel 1292, gevidimeerde tekst 8 | Tweede transsumpt van 1298Ga naar voetnoot27 |
---|---|---|
Jc diederic here van wassenare riddre make cont allen den ghenen die dese lettren sien / ofte hoeren sullen | Jc diederic van wassenare riddre make cont alle den ghenen die dese letren Selen sien ofte hoeren | Jc diederic here van wassenare riddre make cont allen den ghenen / die dese lettren sien ofte hoeren sullen |
dat jc hebbe vorkoecht mire vrouen vor aleyden van henegouen / die miens har jans wief was uan auennis ombe hundert pont hollanser penninghe / al mien ambuecht ende mien gherechte dat jc hebbe ten Niewendamme van der / west ziden den moelenwerue die be west den niewendamme staet an die nort side / van der schie Oestwart tot an sgrauen ambucht. ende zuetwart tot der haluer / schie. ende nortwart tot an dien diec scloete die bi norden den dike gaet. | dat ic hebbe vercocht mire vrowen ver aleyden van henengowe die mins her jhans wif was uan / auennes omme hondert pont hollanscer peninghe al mien ambuach ende mien gherechte dat ic hebbe ten Niewen damme van der west ziden den molen werue die be west den Niewen damme staet an die noert side / van der scie oest wert tote ans grauen ambucht ende zutwert tote der haluer scie, ende noertwert tote an dien diec sclote die bi norden den dike gaet, | dat jc hebbe vorkoech mire vrowen vor aleyden van Henegowen die miens har jans / wief was van auennis ombe hundert pont hollanser penninghe al mien ambuecht ende mien gherechte dat jc hebbe ten / Niewenclamme van der west ziclen den moelenwerue die be west den nieweclamme stae[t an die n]ort side van der schie oest / wart tot an sgrauen [a]mbucht. ende auetwarta tot der hasuerschie. ende nortwart tot an dien diet scloete die bi norden / den dike gaet. |
ende jc sal / behouden die scouinghe van des drussaten lande. vort hebbic hore vorkoecht / omme die vorghenomede penninghe al die visscerie die jc hadde uan den Ouden / damme tot. vet. in die maze. al soe verre als zoe mien was. | ende ic sabGa naar voetnoot28 behouden die scouinghe van des drussaten lande, / voert hebbic hare verkoecht omme die vore ghenomede peninghe al de visscerie die ic hadde van den ouden damme tot vet in die maze also verre alsoe mijn was, | ende jc sal behouden die scouinghe van des drussates lande. vort hebbic hore vorkoecht omme die vor/ghenomede penninghe al die visscerie die jc hadde van den ouden damme. tot. vet. in die maze. al soe verre als / soe mien was. |
vort sal mien / vroue hebben dat ambucht al soe | voert Sal miin vrowe hebben dat ambucht also | vort sal mien vrowen hebben dat ambucht al soe |
verre buten den dike als siet heuet up den dike. / ende het mien es. | ver/re buten den dike als siet heuet vp den dike ende het miin es, | verre buten den dike als siet heuet vp den dike, / ende het mien es. |
omme dat dese koep ende dese vorworde ghestade bliue endese niement / wedersegghen ene moghe hier na soe hebbic mienre vrouen desen brief ghegheuen / gheuest met minen seghel. | Omme dat dese coep ende dese vorwarde ghestade bliue ende se niement wedersegghen en moghe hiir na so hebic mire vrowen desen brief ghegheuen / gheuest met minen seghele, | omme dat dese koep ende dese vorworde ghestade bliue ende se niement wedersegen ene moghen hir / na soe hebbic mienre vrowe desen. brief ghegheuen gewest met minne segel. |
Dese brief was ghegheuen jn ons heren jaren .mo .cco . / lxxio . des naesten daghes na sinte ghertruden daghe | Dese brief was ghegheuen in ons heren jaren Mo coc lxoxj des naestes daghes na sente gertruden daghe | Dese brief was ghegheuen, jn / onse here jare. Mo. CCo. Lxxio des naesten daghes na sente gertruden daghe. |
Met dank aan: Mario Damen en Marijke de Visser-van Terwisga. In het bijzonder gaat onze dank uit naar de Archives départementales du Nord, waar wij alle medewerking hebben gehad van Henri Guy voor het opsporen van het stuk, waarvan Jean-Luc Thieffry voor ons een foto heeft vervaardigd.
Referenties
Bergh, L.Ph.C. van den | ||
1866-1873, | Oorkondenboek van Holland en Zeeland uitgegeven van wege de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Eerste afdeling tot het einde van het Hollandsche huis. Amsterdam/'s-Gravenhage. | |
Berlière, U. | ||
1890-1897, | Monasticon Belge, I, Provinces de Namur et de Hainaut. Abbaye de Maredsous. | |
Bon, A. | ||
1969, | La Morée Franque. Recherches historiques, topographiques et archéologiques sur la principauté d'Achaïe (1205-1430). Parijs. | |
Burgers, J.W.J. | ||
1993, | ‘Enkele nieuwe aanvullingen op het ‘Corpus Gysseling’, TT 45, 184-202. | |
Cordfunke, E.H.P. | ||
1996, | ‘Familierelaties en dynastieke belangen’, in: D.E.H. de Boer, E.H.P. Cordfunke, H. Sarfatij (red.), Wi Florens... De Hollandse graaf Floris V in de samenleving van de dertiende eeuw, 20-37. z.p. | |
Cordfunke, E.H.P. | ||
2000, | ‘Eén graaf, drie graafschappen’, in: D.E.H. de Boer, E.H.P. Cordfunke, H. Sarfatij (red.), 1299. Eén graaf, drie graafschappen. De vereniging van Holland, Zeeland en Henegouwen, 9-22. Hilversum. |
Corpus, | ||
zie Gysseling, 1977. | ||
Croenen, G. | ||
1999, | ‘Dertig nieuwe Middelnederlandse teksten uit de dertiende eeuw’, TT 51, 34-41. | |
Dehaisnes, l'abbé et Jules Finot | ||
1906, | Inventaire sommaire des archives départementales antérieures à 1790, Nord, Archives civiles - Série B Tome I, 2e partie, Lille. | |
Geirnaert, Noël en Marijke Mooijaart | ||
1992, | ‘Een onbekende middelnederlandse oorkonde van 1265 van de schepenen van het Brugse vrije’, TT 44, 71-75. | |
Gysseling, M. | ||
1977, | Corpus van Middelnederlandse Teksten (tot en met het jaar 1300), reeks I: Ambtelijke bescheiden, Den Haag. | |
Inventaire, | ||
zie Dehaisnes et Finot, 1906. | ||
Kruisheer, J.G. | ||
1992, | Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, III, 1256 tot 1278. Assen/Maastricht. | |
Kruisheer, J.G. | ||
1997, | Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, IV, 1278 tot 1291. Assen. | |
Leroy, Mieke | ||
1993, | ‘Een nieuwe onbekende Middelnederlandse oorkonde uit 1271’, TT 45, 203-210. | |
Meulen, J. van | ||
2000, | ‘Avesnes en Dampierre of “De kunst der liefde”. Over boeken, bisschoppen en Henegouwse ambities’, in: D.E.H. de Boer, E.H.P. Cordfunke, H. Sarfatij (red.), 1299. Eén graaf, drie graafschappen. De vereniging van Holland, Zeeland en Henegouwen, 47-72. Hilversum. | |
Obreen, H. | ||
1926, | ‘Bijdragen tot de kennis der middeleeuwsche geslachten van Holland en Zeeland. De heeren van Teylingen en van Brederode’. De Nederlandsche Leeuw 44: kol. 193-207, 234-243, 258-266, 290-299, 353-361. | |
Rombout, H., M. Leroy en G. Declercq | ||
1988, | ‘Acht nieuwe teksten in het Middelnederlands uit de 13de eeuw’, TT 40, 1-13. | |
Waha, M. de en J. Dugnoille. | ||
2000, | ‘de Avesnes en Holland vóór 1299’, in: D.E.H. de Boer, E.H.P. Cordfunke, H. Sarfatij (red.), 1299. Eén graaf, drie graafschappen. De vereniging van Holland, Zeeland en Henegouwen, 23-35. Hilversum. | |
Wymans, G. | ||
1985, | Inventaire analytique du chartrier de la Trésorerie des comtes de Hainaut. Bruxelles. |
- voetnoot1
- Een vidimus is een oorkonde waarin de uitvaardigers verklaren dat zij de tekst van de oorkonde die volgt, ‘hebben gezien’. Een transsumpt is een door een notaris gewaarmerkt afschrift van een oorkonde.
- voetnoot2
- Uit de beschrijvingen van het Inventaire (op p. 386 en 388) wordt niet duidelijk dat het hier om één document gaat.
- voetnoot3
- Het vidimus is ongedateerd. De termini zijn die van het abbatiaat van abt Willem van Saint-Denis-en-Broqueroie (Berlière 1890-1897: 235). Zie voor de datering paragraaf 2.
- voetnoot4
- Algemeen Rijksarchief, archief graven van Holland nr. 2164. Perkament (H 155 + plica 19, B 202 mm); beschadigd; de uithangende zegels verloren.
- voetnoot5
- De beide transsumpten van Jan van Balleray van 1298 (hier: tekst 3 en tekst 4) zijn geschreven door dezelfde hand. Het eigenhandig aangebrachte notarissignet en het eigenhandig onderschrift van de notaris vormen de authenticiteitskenmerken van dergelijke oorkonden. Aangezien ook de notariële onderschriften van deze hand zijn, betekent dit dat deze transsumpten door notaris Jan van Balleray zelf zijn geschreven. Balleray ligt in de Bourgogne, iets boven Nevers; de schrijver was dus van franstalige oorsprong. De notaris heeft op diezelfde dag overigens nog een afschrift gemaakt van oorkonden die ook betrekking hebben op de rechten en bezittingen van Floris van Henegouwen. Dit laatste transsumpt, dat geschreven is in het Latijn, blijft hier verder buiten beschouwing. Zie noot 14.
- voetnoot6
- Algemeen Rijksarchief, archief graven van Holland nr. 2179. Perkament (H 550 + plica 20, B 338 mm); met fragment van een uithangende zegel in bruine was.
- voetnoot7
- Algemeen Rijksarchief, archief graven van Holland nr. 2167. Perkament (H 319 + plica 14, B 368 mm); beschadigd; het uithangende zegel verloren.
- voetnoot8
- De voorafgaande alinea's zijn gebaseerd op Cordfunke 1996 en 2000, De Waha en Dugnoille 2000, Van de Meulen 2000. Zie ook Bon 1969, appendices B1, B2 en B16.
- voetnoot9
- Het eerstgenoemde vidimus bevindt zich in Rijksarchief Bergen (Henegouwen), charters graven van Henegouwen nr. 258 (zie Wymans 1985: 65), het andere vidimus, waarvan het origineel verloren is gegaan (Wymans 1985: 55), is opgenomen in een vidimus op naam van Herus, aartsbisschop van Athene, en zeven Griekse prelaten en edelen d.d. januari 1305 (Rijksarchief Bergen, charters graven van Henegouwen nr. 392; Wymans 1985: 90).
- voetnoot10
- Origineel in Rijksarchief Bergen (Henegouwen), charters graven van Henegouwen nr. 205 (zie Wymans 1985: 55).
- voetnoot11
- Bon 1969, appendix B 16.
- voetnoot12
- Originelen in Rijksarchief Bergen (Henegouwen), charters graven van Henegouwen nrs. 390-392 (zie Wymans 1985: 89-90).
- voetnoot13
- Van den Bergh (1866-1873) II, 1036.
- voetnoot14
- AdN Rijsel, archief Rekenkamer te Rijsel (= B) nr. 1585, f. 226 of (nieuw) 228, nr. 339.
- voetnoot15
- De vierde Middelnederlandse tekst van dit vidimus is, zoals boven vermeld, door Gysseling opgenomen als nr. 186 van zijn Corpus.
- voetnoot16
- Het Inventaire bevat een aantal transcriptiefouten.
- voetnoot17
- Ook hier bevat het Inventaire een aantal transcriptiefouten.
- voetnoot18
- Sic
- voetnoot19
- Boven de o staat een kleine e geschreven.
- voetnoot20
- Het Inventaire bevat een aantal transcriptiefouten.
- voetnoot21
- De beschadigde passages in het eerste transsumpt van 1298 zijn hieronder tussen teksthaken aangevuld naar een foto ervan uit de collectie van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.
- voetnoot22
- De beschadigde passages in het tweede vidimus van 1292 zijn hieronder tussen teksthaken aangevuld naar een foto ervan uit de collectie van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.
- voetnoot23
- Obreen, 1926, kolom 299.
- voetnoot24
- Helaas geeft Obreen niet aan welke tekst uit het origineel afkomstig is en welke uit het vidimus.
- voetnoot25
- Het Inventaire dateert de tekst 19 juli 1284.
- voetnoot26
- Het Inventaire dateert de tekst 18 maart 1272. Het citeert hier passages uit een Franse versie van dit vidimus.
- voetnoot27
- De beschadigde passages in het transsumpt zijn hieronder tussen teksthaken aangevuld naar een foto ervan uit de collectie van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.
- voetnoot28
- Sic