Harrie Scholtmeijer
In memoriam Prof. Dr. A. Sassen
Op 21 september 1999 overleed Prof. Dr. A. Sassen, lid van de redactieraad van Taal en Tongval. In deze raad had hij zitting van het moment dat deze raad werd ingesteld, in 1990.
In 1954, een jaar nadat hij zijn dissertatie over het Drents van Ruinen verdedigd had, verscheen zijn eerste bijdrage aan dit tijdschrift. Het ging hier om een lexicografische studie over Nèèzie ‘garneersel’, waarin de intrigerende kwestie van het Franse erfgoed in de noordoostelijke woordenschat aan de orde wordt gesteld. Wie toen benieuwd werd wat Sassen nog meer in Taal en Tongval zou schrijven, heeft wel geduld moeten betrachten. Pas achtentwintig jaar later verscheen zijn volgende bijdrage. Uit de titel (‘Een morfologisch regiolectisme uit Groningen’) wordt al duidelijk dat Sassen met zijn tijd mee was gegaan. Dat tweede artikel was meteen ook zijn laatste artikel in Taal en Tongval. Het mag opmerkelijk heten dat iemand die toch vooral als syntacticus bekend stond, in Taal en Tongval alleen over lexicografie en morfologie publiceerde. Ook het themanummer over dialectsyntaxis bevat geen bijdrage van zijn hand. Sassen was niet iemand die weinig publiceerde, maar hij verdeelde de vruchten van zijn pen over vele tijdschriften, en zo viel de oogst voor Taal en Tongval misschien magerder uit dan men begin jaren vijftig van de pas-gepromoveerde dialectoloog, en latere hoogleraar in Groningen verwacht had.
De plaats in de Redactieraad heeft zijn betrokkenheid bij het tijdschrift wellicht wat vergroot, want begin jaren negentig vinden we van zijn hand twee recensies over dialectologische proefschriften, te weten die van Nijen Twilhaar (jaargang 43) en Veldman (45); dit laatste handelde over het dialect van Sassens geboortestreek, Westerwolde. Het zijn uitvoerige recensies geworden, en het getuigt van de werkkracht van de auteur dat beide recensies nog konden verschijnen in het jaar waarin het proefschrift verdedigd was.
In zijn beoordeling was Sassen zeer nauwgezet, en hij hanteerde het mes met de overtuiging dat zachte heelmeesters slechts stinkende wonden maken. Dat gold niet alleen voor de gepubliceerde oordelen in de vorm van