Taal en Tongval. Jaargang 52
(2000)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johan Taeldeman
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingIn de traditionele dialecten word je vaak geconfronteerd met gevallen van ruimtelijke taalvariatie die hun ratio essendi pas prijsgeven als je ze in een heel ruime context gaat benaderen. Met ‘ruim’ bedoel ik hier niet alleen het letterlijke geografische aspect maar ook allerlei andere elementen die de geobserveerde (variërende) taalfeiten relateren aan de materiële en geestelijke/attitudinele leefwereld van de taalgebruiker. Omdat Jo Daan tijdens haar rijke wetenschappelijke carrière altijd zo graag de ruimtelijke distributie van variërende taalfeiten nauw betrokken heeft op functionele en psychische aspecten van de talige mens, wil ik het hier hebben over een bepaald type van ruimtelijke variatie in de traditionele dialecten dat ik polarisering noem. Al eerder (o.a. Taeldeman 1987 en 1992) heb ik zulke gevallen van ‘polarisering’ ter sprake gebracht maar nog nooit zo systematisch, met zoveel illustratief materiaal en vanuit zoveel invalshoeken.
Gevallen van ruimtelijke taalvariatie die het etiket ‘polarisering’ meekrijgen, vallen op door een aantal typische kenmerken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierbij spreekt het vanzelf dat het ene kenmerk het andere helpt verklaren. Hieronder bespreek ik allereerst (paragraaf 2) enkele mooie gevallen van polarisering in onze traditionele (vooral Vlaamse) dialecten. In paragraaf (3) bediscussiëren we een aantal achtergrondaspecten van polariseringsfenomenen en in (4) ronden we ons verhaal af. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Enkele gevallen van polarisering2.1. OverdiftongeringEen van de bekendste fonologische karakteristieken van het West-Vlaams is het niet-diftongeren van Mnl. ii (<Wgm. î) en uu (<Wgm. û). Door latere verkorting werden ze zelfs van spontane / inheemse diftongering uitgesloten (wat niet hoeft te beletten dat verkorte ii en uu onder externe druk nog vervangen konden worden door een allochtone diftong, resp. van het ei- en ui-type).Ga naar voetnoot1 We hebben dus in het moderne West-Vlaams:
Daartegenover staan de Oost-Vlaamse dialecten met zwak gediftongeerde (en vaak zelfs secundair weer gemonoftongeerde) ei/èè (uit Mnl. ii < Wgm î) en ui/oeu (uit Mnl. uu < Wgm. û). Dus: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tussen beide gebieden echter is er een smalle, naar het zuiden wat breder uitlopende overgangszone die in het noorden begint bij Ruiselede (I 223) en zo via o.a. Waregem (O 80) tot Avelgem (O 187) afdaalt (zie kaart 1). Daar zijn Mnl. ii en uu vaak door heel zware diftongen gerepresenteerd. Zo vermeldt Biebuyck (1983) voor het ‘platte’ Waregems: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met andere woorden, net waar het niet-diftongerende West-Vlaams en het matig diftongerende Oost-Vlaams op elkaar stoten, heeft er zich een soort (Oost-Vlaamse) ‘frontlijn’ met overdiftongering ontwikkeld. Die overdiftongering komt echter niet alleen tot uiting in een sterkere graad van diftongering, maar - in hetzelfde gebied - ook in een bredere scope/omvang van (de) diftongering, dus bij (etymologische groepen van) woorden die elders in Oost- en West-Vlaanderen niet gediftongeerd zijn. Wij noemen hier nog:
Zelfs nu nog is dit polariserende overgangsgebied zeker naar het westen toe heel scherp afbakenbaar. Naar het oostelijke Oost-Vlaamse gebied-met-(minder)-diftongering toe is die polarisering niet nodig en dus minder scherp af te bakenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Polarisering van apertureEen andere bekende fonologische tegenstelling in het zuidelijke dialectlandschap is het apertureverschil bij niet-open korte vocalen tussen de Vlaamse (d.w.z. West- en Oost-Vlaamse) en de Zuid-Brabantse dialecten. Zoals uit onderstaand schema blijkt, zijn die in Vlaanderen duidelijk opener dan in Zuid-Brabant.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De twee gebieden raken elkaar in het (zuid)oosten van Oost-Vlaanderen, in de Denderstreek. In de klassiek opgevatte klankgeografische studie van De Swaef (1981) over dat gebied waren mij m.b.t. de aperture van de korte palatale vocalen twee markante feiten opgevallen:
Gedreven door mijn nieuwsgierigheid heb ik kort daarna een grondig aanvullend onderzoek verricht in de dorpjes Vlekkem (O 52) en Ottergem (O 55), die amper op 2 km afstand van elkaar liggen en op de kaarten van De Swaef door die ene onverbiddelijke isoglosse gescheiden waren (Vlekkem met [ɛ] / [œ] en Ottergem met [i] / [y]). Bij dat sociolinguïstisch onderzoek (met leeftijd, sekse en sociale klasse als parameters)Ga naar voetnoot4 stelde ik vier soorten vragen: (1) Hoe spreekt u zelf de worden vis, put e.d. uit? (2) Spreken ze die woorden op dezelfde manier uit in Ottergem/resp. Vlekkem? (3) Indien niet, hoe klinkt dat dan in het andere dorp? (4) Wat vindt u van die andere uitspraak? De antwoorden waren verbluffend: (1) In Ottergem scoorde [i] / [y] 100% en in Vlekkem was dat ook het geval met [ɛ] / [œ]. (2) Ongeveer iedereen kon de tegenstelling signaleren en (re)produceren en (3) in beide dorpen was men het er roerend eens over dat die van het andere dorp toch maar ‘lelijk’ praatten. Hier zijn dus alle genoemde ingrediënten van polarisering aanwezig: een scherpe / abrupte ruimtelijke overgang, een uitgediepte tegenstelling, een bijzonder hoog bewustzijn van die tegenstelling die een sterk identiteitsmarkerend karakter heeft, en een duidelijke stigmatisering van de niet-eigen variant. Kaart 2 visualiseert dit geval van polarisering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Palatalisering vs. depalataliseringIn een aantal boeiende artikels heeft Keymeulen de aard, de conditionering, de implicaties en de verspreiding van de Aalsterse of Zuid-West-Brabantse mouillering beschreven (zie Keymeulen 1983, 1986 en 1993). Bondig samengevat komt het - overigens erg complexe - verschijnsel hierop neer:
Er zijn ook nog enkele grammaticale condities. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(o) Sterke mouillering gaat bovendien gepaard met verkorting en depalatalisering van de voorafgaande vocaal:
Het gaat hier om een erg opvallend kenmerk van de meest zuidwestelijke Brabantse dialecten, waarvan men zich zowel binnen dat gebied als in het aanpalende Oost-Vlaamse dialectgebied (b.v. de Oost-Vlaamse steden Gent/ I 241, Wetteren/I 255 en Zottegem/O 117) ten zeerste bewust is en dat attitudineel erg ‘beladen’ is (sterke stigmatisering) in het Oost-Vlaamse gebied). In de aangrenzende Oost-Vlaamse dialecten valt niet alleen de afwezigheid van zulke gemouilleerde/sterk gepalataliseerde consonantverbindingen op maar ook - en nog meer - de aanwezigheid van het spiegelfenomeen, nl. depalatalisering. De heel authentieke/‘platte(re)’ variëteiten van de al genoemde Oost-Vlaamse steden en van het tussenliggende Oost-Vlaamse platteland (b.v. Balegem/O 38, de woonplaats van ondergetekende) hebben geen palatale sibilanten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder valt op dat in heel wat Franse (leen)woorden de Franse l-mouillé en n-mouillé - zeker in een archaïserend register - gedepalataliseerd zijn tot de clusters -ld- en -nd-:
Tavernier (1970) bevat een rijke waaier aan gegevens over deze typische (maar ook ietwat archaïsche) bisegmentele gedepalataliseerde representatie van Franse [n̥] en [l̥]. Het is duidelijk dat we hier weer te maken hebben met een geval van polarisering: er is een diepe tegenstelling en een scherpe overgang en dat gaat gepaard met een hoog lectisch bewustzijn en een gepolariseerde (positieve of negatieve) attitude. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. Verzwakking vs. versterking van velaire consonant(verbinding)enAl eerder (cf. Taeldeman 1996: 153-155) heb ik erop gewezen dat verzwakking van velaire medeklinkers een van de meest pertinente fonologische kenmerken van de zuidwestelijke (Zeeuwse + Vlaamse) dialecten is. Het gaat hier meer bepaald om de volgende ontwikkelingen, waarvan ik de ruimtelijke spreiding approximatief op kaart 4 heb weergegeven aan de hand van rnd- en gtp-materiaal:Ga naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is vooral deze laatste overgang die ons hier interesseert. Tegenover bovenstaande [ŋ]-loze vormen op het westelijke Oost-Vlaamse platteland staan in het ‘platte’ Stadsgents (cf. Bouchery 1907: 41, De Gruyter s.d.: 58 en Taeldeman 1985: 231) realisaties met versterkte cluster [ŋɣ]: b.v. [zɛ.iŋɣə] = zingen, [aŋɣə] = hangen, [ju˕ŋɣə] = jonge. In het Burgergents net als in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oostelijker Oost-Vlaams wordt gewoon [ŋ] gerealiseerd (b.v. [zɛiŋə] = zingen). Met die intervocalische -[ŋɣ]-cluster neemt het platte Stadsgents een unieke plaats in het Vlaamse dialectlandschap in. In het algemeen mogen we stellen dat het authentieke/‘platte’ Stadsgents zich (vooral op fonologisch gebied) wel vaker van rurale Oost-Vlaamse dialectverschijnselen distancieert en daardoor in tal van opzichten binnen het Oost-Vlaamse dialectgebied zelfs een eilandpositie inneemt. In Taeldeman 1998: 284 heb ik in dat verband de volgende hypothese geopperd: de nu sterk rurale Oost-Vlaamse dialectverschijnselen zijn ooit in en ook uit het Gents ontstaan, maar toen het omringende platteland die aanvankelijk Gentse kenmerken eenmaal overgenomen had, ging (het) Gent(s) zich daar weer van distanciëren, vaak door de oude toestand te herstellen. In het geval van - [ŋ] - deletie werd de consonant zelfs ‘overdreven’ hypercorrect als [ŋɣ]-cluster hersteld. In beperkte mate kan het geschreven woordbeeld hierbij een rol gespeeld hebben (spelling - ng -) maar m.i. is de cluster vooral het product van een ‘bewuste’ polarisering: tegenover geen consonant in het Plattelands-Oost-Vlaams een consonantencluster in het authentieke Stadgents. Onder an - invloed wordt de laatste decennia in de stad en op het platteland wel een eenheids - [ŋ] - hersteld, maar in het traditionele dialect is de polarisering rurale - ø - vs. urbane - [ŋɣ] - nog heel mooi zichtbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een toemaatjeIn een eerdere bijdrage over consonantische parallellen tussen het Afrikaans en de Nederlandse dialecten (Taeldeman 1996: 154-155) heb ik de hypothese geuit dat ook de Hollandse dialecten ooit de tendens tot verzwakken van velaire en laryngale fricatieven hebben gekend. Aanwijzingen daarvoor bieden m.i. de h-loze eilandjes in de traditionele Hollandse dialecten (zie o.a. Weijnen 1991: 125) en ook het feit dat in het Afrikaans, dat toch zeer schatplichtig is aan het Zuid-Hollands, intervocalische - g - erg zwak staat (cf. Afr. eie = eigen, buie = buigen, maer = mager, gereeld = geregeld). In datzelfde Hollandse / randstedelijke gebied constateren we enkele eeuwen later de aanwezigheid van een versterkte/verscherpte/geschraapte ch als in chaan (= gaan), chroen (=groen). Aan een (approximatieve) datering wagen we ons hier niet. Wel vonden we er een leuke verwijzing naar in Winklers voorbericht tot z'n Nederduitsch en Friesch Dialecticon (1874: XIII), waarin hij rapporteert over een treingesprek met twee jonge Hollanders, van wie hij de g- systematisch met een ch- weergeeft (chesproke = gesproken, cheleze = gelezen, choed = goed, bechrepen = begrepen).Ga naar voetnoot6 Zwaardemaker-Eijkman | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1928: 195-196) en Blancquaert (1934: 120) maken er ook al volop melding van. Van de Velde (1996: 108) heeft de ‘schraap’ ook al geregeld gehoord in z'n materiaal van 1935. In alle geval heb ik meer dan ooit de indruk dat die Hollandse geschraapte ch toe te schrijven is aan een conserverende, hypercorrecte en tegelijk polariserende reactie op een eeuwenoude westelijke (ingeveoonseGa naar voetnoot7?) tendens tot verzwakking van de velaire fricatieven. Met dit toemaatje heb ik proberen duidelijk te maken dat polarisering, net zoals zovele andere dialectverschijnselen, zich niet noodzakelijk alleen in het ‘räumliche Nebeneinander’ maar (binnen hetzelfde dialect) ook in het ‘zeitliche Nacheinander’ kan manifesteren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. DiscussieHierboven hebben we vooral uit de Vlaamse dialecten een aantal duidelijke gevallen van polarisering bijeengebracht. Daarbij zijn de al eerder genoemde basiskenmerken van gepolariseerde tegenstellingen de revue gepasseerd: scherpe overgangen, uitgediepte verschillen, een hoog lectisch bewustzijn en zeer uitgesproken (positieve of negatieve) attitudes tegenover de gepolariseerde varianten. Hoe deze kenmerken ten opzichte van elkaar te hiërarchiseren zijn in een causale keten, valt moeilijk uit te maken. Zowat alles lijkt tegelijk oorzaak en gevolg van alles te (kunnen) zijn. Toch dient m.i. in eerste instantie vertrokken te worden van een reëel, ook ruimtelijk percipieerbaar dialectverschil. In de betrokken sprekersgemeenschappen moet men zich bovendien sterk van dat verschil bewust zijn en dient zich in de ruimtelijk afbakenbare gebieden een divergerende / polariserende attitude tegenover de varianten te ontwikkelen. Die ligt dan op haar beurt aan de basis van een verdere uitbouw van de bestaande tegenstelling, zowel in de diepte (de linguïstische / evt. fonetische afstand tussen de betrokken varianten) als in de breedte (de scope van de bij de tegenstelling betrokken taalelementen) en leidt ook tot een ruimtelijke verscherping ervan.
Noot: Misschien had ik dit polariseringsscenario wel in de verleden tijd moeten schrijven want het veronderstelt / impliceert nog een hoge mate van autonomie en vitaliteit van onze dialecten die eigenlijk al een tijdje voorbij is, zelfs in Vlaanderen. De greep van de standaardtaal op de dialecten is zo sterk aan het worden dat de dialecten uiteindelijk alle vitaliteit zullen verlie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zen - ook die die nodig is om polariseringsprocessen in leven te houden. We mogen dan ook verwachten dat ook gepolariseerde tegenstellingen tussen dialecten mettertijd genivelleerd zullen worden onder invloed én in de richting van de standaardtaal.
Over het hierboven behandelde fenomeen polarisering valt m.i. nu nog één vraag te stellen (en uiteraard ook te beantwoorden): wanneer (d.w.z. in welke omstandigheden / onder welke voorwaarden) doet / deed polarisering zich voor? Voor een antwoord moeten we terug naar de zopas geschetst causale keten: rond een zich (ook) ruimtelijke aftekende dialecttegenstelling ontwikkelt zich een bewustzijn van lokale identiteit-via-taal en dat gaat gepaard met een sterke stigmatisering van de niet-eigen variant. Het gaat dus om opvallende kenmerken die tot markeerders van een lokale identiteit (kunnen) uitgroeien. Zulke dialectkenmerken hebben in kringen van dialectologen al lang een naam: het gaat om zgn. ‘primaire’ dialectkenmerken.Ga naar voetnoot8 Die worden door Hoppenbrouwers (1990: 41) als volgt omschreven: ‘... opvallende kenmerken met beperkte ruimtelijke verbreiding’. Nu lijkt me het tweede element minder essentieel te zijn dan het eerste: het moet om opvallende kenmerken gaan waarvan de sprekersgemeenschappen zich erg bewust zijn en die fungeren als markeerders van een lokale / ruimtelijke identiteit. Dat laatste hoeft m.i. niet noodzakelijk voort te vloeien uit een ‘beperkte ruimtelijke verbreiding’. Met dit alles zijn we nog niet veel verder geraakt, zeker niet als we in aanmerking nemen dat primaire dialectkenmerken door zowat alle auteurs die met die notie werken, als de minst vitale en (bijgevolg) de meest kwetsbare beschouwd worden. Hoppenbrouwers (ibidem) ziet en zegt het zo: ‘Primaire kenmerken zullen door hun opvallendheid de onderlinge verstaanbaarheid van de dialecten belemmeren en daarom worden losgelaten’. Ik wil zeker niet beweren dat dit scenario zich niet kan voordoen, maar het hóeft zich zeker niet per se voor te doen. Als een ‘opvallende’ tegenstelling met een duidelijke ruimtelijke afbakening ook attitudineel gemarkeerd raakt, dan kan die attitudinele component aanleiding geven tot twee diametraal tegenover elkaar staande ontwikkelingen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom nu in onze hierboven beschreven gevallen van polarisering de laatste ontwikkeling plaatsgevonden heeft en niet de eerste, zal wel grotendeels en wellicht zelfs op de eerste plaats met sociaal-psychologische factoren samengehangen hebben die we nu niet meer kunnen reconstrueren en die waarschijnlijk ook een idiosyncratisch aspect gehad zullen hebben. Daarnaast kunnen / zullen ook wel systematisch-linguïstische factoren hun zegje gehad hebben m.b.t. de (on)mogelijkheid of (on)waarschijnlijkheid van polarisering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. SlotOnze conclusie aan het einde van de vorige paragraaf lijkt misschien mager maar ze is ten minste eerlijk. Het is duidelijk dat in geval van polarisering naast linguïstische ook sociaal-psychologische factoren aan het werk geweest zijn. De interesse voor de studie van de nauwe interactie tussen die twee soorten van factoren is in de Nederlandstalige variatielinguïstiek sterk aangezwengeld door Jo Daan en dat was voor mij een goede reden om in dit huldenummer een dialectfenomeen ter discussie te brengen waarbij die twee types van factoren sterk op elkaar ingewerkt moeten hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|