Taal en Tongval. Jaargang 46
(1994)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doreen Rogier
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Het onderzoekIn het onderzoek waarover hier gerapporteerd wordt, probeer ik na te gaan in welke mate de Gentse huig-R zich verspreid heeft op het Gentse platteland, wie nu precies de huig-R ovemeemt en op welke manier dat gebeurt, wat dus de kanalen zijn voor de verspreiding van de huig-R. Ik ga ervan uit dat de huig-R zich vooral snel uitbreidt onder de jongeren en kinderen die op het platteland rond Gent wonen maar die in Gent zelf of in de onmiddellijke omgeving ervan school lopen. Het onderzoek is dan ook vooral gericht op deze jongeren en kinderen: ik heb er een goeie 600 geïnter- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
viewd, via de matched guise techniek. Gezien de selectie van mijn proefpersonen kan de onderzochte populatie dus niet representatief geacht worden voor de hele bevolking van het platteland rond Gent. In de praktijk heb ik te weinig echte plattelandsscholen bij mijn onderzoek kunnen betrekken. Daardoor komt het contrast met de informanten die in Gent of de onmiddellijke omgeving ervan naar school gaan, wellicht niet genoeg uit de verf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 ResultatenBij mijn onderzoek houd ik rekening met 3 mogelijkheden: ofwel gebruikt de informant de huig-R, ofwel de tongpuntvariant, ofwel beide varianten, dus de huig-R en de tongpunt-r door elkaar. Het percentage informanten dat beide varianten gebruikt, is heel klein. Waarschijnlijk kunnen we iemand die beide varianten gebruikt, beschouwen als iemand die bezig is over te schakelen van de tongpunt-r naar de huig-R. Bij de jongeren die beide varianten gebruiken is de verdeling van die 2 niet afhankelijk van linguïstische, maar wel van buitentalige factoren. Ikzelf heb een huig-R en ik heb gemerkt dat sommige informanten die de 2 varianten gebruiken, meer huig-R begonnen te gebruiken naarmate ze langer met mij gepraat hadden. Ze pasten dus hun r-gebruik aan aan dat van de gesprekspartner. Om meer inzicht te krijgen in het r-gebruik van de informanten zal ik eerst de totaalscore geven van mijn onderzoek en die becommentariëren. Nadien licht ik de 8 parameters toe die ik gebruikt heb. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 De totaalscoreOnder ‘totaalscore’ versta ik het totale aantal informanten met huig-R, met tongpunt-r en met beide varianten. Dat geeft het volgende beeld (n = 626):
Bij deze totaalscore valt onmiddellijk het zeer hoge percentage huig-R-gebruikers op: bijna 70%. Bij deze totaalscore zit ook het gebruik van een groep Gentenaars inbegrepen. Om een beter zicht te krijgen op de situatie buiten Gent, bekijken we apart de scores van de informanten van Gent en die van buiten Gent: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook bij de informanten van buiten Gent zien we dat de huig-R-gebruikers ver in de meerderheid zijn: 67.2%. Dat illustreert inderdaad dat de huig-R zich sterk aan het uitbreiden is op het Gentse platteland. Toch kan niet betwist worden dat het verschil tussen in / buiten Gent ruimschoots significant is wat de proportie consequente R-gebruikers tegenover de anderen betreft:Ga naar voetnoot1 X2= 14.88, p < .001. Om deze scores meer te differentiëren, zullen we nu ingaan op de 8 verschillende parameters die ik in mijn onderzoek gebruikt heb. Achtereenvolgens: sekse (3.2), leeftijd (3.3), woonplaats (3.4), herkomst van de ouders (3.5), lokalisatie van de lagere school (3.6), affiniteit met Gent (3.7), sociale klasse (3.8), en tenslotte: thuistaal (3.9) van de informant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Sekse van de informantenUit veel sociolinguïstisch onderzoek blijkt dat het vooral vrouwen zijn die instaan voor taalvernieuwing (cf. o.a. Trudgill, 1986): vrouwen zouden het eerst nieuwe taalvormen overnemen. Dit wordt gewoonlijk teruggevoerd op het feit dat vrouwen hun sociaal prestige vooral zouden ontlenen aan de manier waarop ze zich voordoen, en taalgebruik is daar een onderdeel van. Als wij aannemen dat die tendens al op heel jonge leeftijd opduikt, dan zou een eenvoudige hypothese kunnen luiden, dat er meer meisjes dan jongens de huig-R zullen gebruiken, dus dat het de meisjes zijn die de koplopers zijn bij het overnemen van de huig-R. De volgende tabel leert ons dat die hypothese als zodanig niet uitkomt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het aantal consequente R-sprekers is in de twee groepen vrijwel even groot. Toch is er in de tabel een opmerkelijk verschil, nl. in de proporties van consequente r-sprekers tegenover (gemengd) R + r-sprekers: die laatste groep is bij de meisjes relatief meer dan dubbel zo groot: 22 van de 84 (26.2%) niet (consequente) R-sprekers bij de meisjes, tegenover 11 van de 97 (11.3%) bij de jongens; het verschil is significant (X2 = 6.79, p < .01). Wij zouden het materiaal zo kunnen interpreteren dat huig-R op de jeugd in haar geheel een heel sterke aantrekkingskracht heeft, zo dat tweederde daarvan zonder verpinken naar die klank overschakelt (voor zover ze die niet al van huis uit gebruikten, natuurlijk). Bij wie daar niet consequent in slaagt, zijn de meisjes kennelijk ‘vasthoudender’ in hun pogingen om het ‘ideale’ stadium te bereiken: ruim een kwart van wie er nog niet helemaal is, blijft proberen; bij de jongens is dat maar een negende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 Leeftijd van de informantenEr zijn 4 leeftijdscategorieën onderscheiden: 6 tot 8 j., 8 tot 12 j., 12 tot 15 j. en 15 t.e.m. 18 j.
We zien dat het percentage huig-R-gebruikers daalt vanaf 12 jaar, en dat het aantal consequente tongpunt-r-gebruikers constant toeneemt. Voor dit onverwachte verschil, dat tussen - en + 12-jarigen ruimschoots significant is (X2 = 25.69, p < .001), zijn verschillende verklaringen denkbaar:
Waarom die daling in huig-R nu juist intreedt vanaf 12 jaar is moeilijk te verklaren, maar we zien wel dat de ‘breuk’ tussen de huig-R scores samenvalt met de overgang van het lager naar het middelbaar onderwijs (en dus voor velen: een nieuwe omgeving). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4 Woonplaats van de informantenIk heb het gebied dat ik onderzocht heb ingedeeld in 4 concentrische stroken (zones), met Gent als middelpunt. Zone 1 is het gebied waar men het Gentse stadsdialect spreekt: Gent zelf, Gentbrugge, St.-Amandsberg en Ledeberg. Zone 2 omvat Wondelgem, Mariakerke, Drongen, Afsnee, St.-Denijs-Westrem, Zwijnaarde, Merelbeke, Melle, Heusden, Destelbergen en Oostakker; zone 3: Evergem, Belzele, Doornzele, Sleidinge, Vinderhoute, Lovendegem, Baarle, Deurle, St.-Martens-Latem, De Pinte, Zevergem, Schelderode, Bottelare, Gontrode, Landskouter, Kwatrecht, Laarne, Lochristi en Desteldonk; zone 4: Ertvelde, Waarschoot, Zomergem, Merendree, Hansbeke, Landegem, Bellem, Aalter, Nevele, Vosselare, Leerne, Astene, Nazareth, Eke, Melsen, Vurste, Semmerzake, Gavere, Asper, Dikkelvenne, Munte, Baaigem, Moortsele, Scheldewindeke, Oosterzele, Gijzenzele, Westrem, Massemen, Wetteren, Schellebelle, Kalken, Overmere, Beervelde, Zeveneken, Zaffelare, Mendonk en St.-Kruis-Winkel. De zones 1 tot 4 leverden resp. 74, 255, 173 en 124 informanten op. De scores per zone zijn:
Het verschil tussen zone 1 en 2 is significant (X2 = 5.92, p < .01), dat tussen 3 en 4 nog veel sterker (X2 = 32.78, p < .001).
Hoe verder de informanten van Gent weg wonen, hoe minder huig-R gebruikers er dus bij zijn. Het is wel enkel in zone 4 dat er meer tongpunt-r- dan huig-R-gebruikers zijn. Ik ga hier niet verder in op details i.v.m. elke zone, maar één aspect verdient toch nog aandacht: de onverwacht hoge scores van huig-R in zone 3 komen vooral op rekening van twee lokaliteiten: De Pinte en St.-Martens-Latem.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5 Herkomst van de oudersOnder de herkomst van de ouders moet verstaan worden: de plaats waar ze hun jeugd hebben doorgebracht. Voor de herkomst van de ouders onderscheid ik tussen 2 mogelijkheden: ze komen hetzij uit Gent, hetzij van buiten Gent. Uit de herkomst van de ouders kunnen we niets met zekerheid afleiden i.v.m. hun eigen r-gebruik, maar de kans dat ze een tongpunt-r gebruiken is natuurlijk wel groter als ze van buiten Gent komen. We bekijken de scores:
We zien dat de informanten van wie beide ouders uit Gent komen het hoogst scoren voor de huig-R. Als een van de ouders uit Gent komt, zijn de scores voor de huig-R bijna even hoog, het verschil is niet significant. Bij de informanten van wie beide ouders van buiten Gent zijn, gebruikt echter maar 58% een huig-R, en dat is uiterst significant in vergelijking met de twee vorige groepen tezamen (X2 = 48.49, p < .001). De herkomst van de ouders blijkt dus wel degelijk een invloed te hebben op het r-gebruik van de kinderen. Als beide ouders van buiten Gent komen, zijn er weer verschillende mogelijkheden: ofwel komen ze uit een zone die dicht bij Gent aansluit (zone 2 dus), ofwel komen ze uit een zone die verderaf ligt van Gent. We kunnen nagaan of ook dit een invloed heeft op het r-gebruik van het kind. We vergelijken hiervoor de twee uitersten: de scores van de informanten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wie beide ouders uit zone 2 komen (dus van dicht bij Gent) en van de informanten van wie beide ouders uit zone 4 of van nog verder komen.
Dat de ouders uit een zone afkomstig zijn die dicht bij Gent aansluit of die er juist ver van verwijderd ligt, heeft dus een sterke invloed op het r-gebruik van de informanten. Het verschil bij de consequente R-gebruikers tegenover de anderen is significant (X2 = 8.11, p <.01). Het lijkt ook interessant om bij de groep informanten van wie beide ouders van buiten Gent komen, na te gaan hoe de scores liggen per woonzone van de informanten zelf. We kunnen verwachten dat, naarmate we dichter bij het centrum van Gent blijven, meer van die informanten een huig-R zullen hebben. Hieruit zou dus de invloed van de woonzone kunnen blijken. In de volgende tabel neem ik voor elke zone het aandeel op van de informanten van wie beide ouders van buiten Gent komen, en vergelijk die met het tussen liggende streepjes toegevoegde percentage voor alle informanten uit de betreffende zone (cf. tabel bij punt 3.4):
Hoewel alleen het verschil tussen zone 3 en zone 4 sterk significant is (X2 = 17.95, p < .001), blijkt overduidelijk dat de woonzone een behoorlijke invloed heeft op het r-gebruik van de informanten. De informanten van wie beide ouders van buiten Gent komen, maar die zelf in Gent wonen, scoren het hoogst qua huig-R-gebruik: 80%. De informanten die het verst van Gent weg wonen (dus in zone 4) tellen maar 33% huig-R-gebruikers. Dat is dus een verschil van 47%. Toch blijkt ook het taalgebruik van de ouders een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zekere invloed uit te oefenen: vergeleken met de algemene percentages is er wat de huig-R-sprekers betreft in elke zone een vrij behoorlijke daling bij de informanten van wie beide ouders van buiten Gent komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.6 Lagere school: in of buiten GentOm de invloed van de lagere school op het r-gebruik van de informanten te meten vergelijken we de scores van twee groepen informanten van buiten Gent: die die in Gent naar de lagere school gaan/gingen en die die dat buiten Gent doen/deden. We verwachten natuurlijk dat de informanten die in Gent de lagere school volgen/gevolgd hebben hoger R-gebruik zullen laten optekenen dan de informanten die buiten Gent de lagere school bezoeken/bezocht hebben. Op de Gentse lagere scholen komen de kinderen immers veel meer in contact met de huig-R dan op de scholen buiten Gent.
We zien dat er, zoals verwacht, meer huig-R-gebruikers zijn onder de informanten die in Gent naar de lagere school gaan/gingen dan onder de anderen. Het verschil is bovendien hoogst significant (X2 = 27.31, p < .001). We bekijken ook even de score van zone 4 apart. Zone 4 is het gebied dat het verst van Gent verwijderd ligt en waar de huig-R het minst voorkomt. Aangezien de informanten uit die zone de huig-R niet zo vaak te horen krijgen in hun woonplaats, zal de school bij het al dan niet overnemen van de huig-R een grotere rol spelen dan in de zones waar de huig-R wel veel voorkomt. We bekijken de scores voor zone 4:
We zien dat het verschil tussen de informanten in zone 4 naargelang van de plaats waar lager onderwijs genoten wordt/werd, erg groot is en bovendien ook sterk significant (X2 = 10.87, p < .01). De groep informanten die in Gent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar de lagere school gaan/gingen telt tweemaal zoveel huig-R gebruikers als de groep die dat buiten Gent doet/deed. Het is dus wel heel duidelijk dat de Gentse scholen in belangrijke mate als doorgeefluik van de huig-R fungeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.7 Affiniteit met GentBij deze parameter proberen we na te gaan in welke mate contact met Gent, buiten de school om, het r-gebruik van de informanten beïnvloedt. We verwachten dat, hoe meer contact iemand heeft met Gent, hoe groter de kans wordt dat hij/zij de Gentse huig-R zal overnemen. Ik heb onderzocht waar de informanten hun sociale en sportieve activiteiten uitoefenen, waar hun vrienden meestal wonen en of ze familie hebben in Gent. Hieruit heb ik hun affiniteit met Gent afgeleid, en dat leidt tot het afbakenen van drie nogal los gedefinieerde groepen:
De scores beantwoorden inderdaad aan onze verwachtingen: hoe meer contact met Gent, hoe meer het percentage huig-R-gebruikers stijgt. Zowel het verschil tussen de groepen met ‘weinig’ en ‘geregeld’ contact als dat tussen de groepen met ‘geregeld’ en ‘veel’ contact is significant op het .05-niveau: X2 = resp. 5.39 en 4.97. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.8 Sociale klasse van het gezinDe Gruyter heeft er in 1909, dus toen de huig-R in het Gents pas begon door te dringen, al op gewezen dat het vooral vrouwen uit de hogere klasse waren die de huig-R gebruikten. Het vervangen van de tongpunt-r door de huig-R in het Gents zou dus een ‘change from above’ zijn. Verwonderlijk is dat trouwens niet: de huig-R werd in het Gents overgenomen uit het Frans (de Gentse burgerij was in grote mate Franstalig), en had dus een prestigieus karakter. De lagere klassen imiteerden dan op hun beurt de prestigieuze hoogste klasse en zo raakte de huig-R in het Gents verspreid. Nu wordt de huig-R in Gent zelf door iedereen gebruikt, ongeacht de sociale klasse. Wij kunnen ons natuurlijk de vraag stellen of ook bij het overnameproces buiten Gent, sociale klasse nog een doorslaggevende rol speelt. Cf. de volgende resultaten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hogere klasse telt het hoogste percentage huig-R-gebruikers, en de laagste klasse het laagste percentage, maar enkel het verschil tussen lagere en middenklasse is significant (X2 = 6.18, p < .01). Het percentage huig-R gebruikers van de middenklasse verschilt nauwelijks van dat van de hogere klasse. Dat wijst er natuurlijk wel op dat de middenklasse ernaar streeft de karakteristieken van de hogere klasse zo grondig en zo snel mogelijk over te nemen en er hetzelfde prestige mee te verwerven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.9 Thuistaal van de informantHier gaan we na of het feit dat de informant thuis dialect spreekt of AN, een invloed heeft op zijn r-gebruik. In de dialecten uit de gebieden rond Gent wordt doorgaans een tongpunt-r gebruikt (zie R.N.D.). We kunnen dan wellicht ook stellen dat de dialectsprekers uit de zones rond Gent, van huize uit, een tongpunt-r gebruiken. Die ‘natuurlijke’ dialectfactor zou dan een barrière kunnen vormen tegen overname van de huig-R. De scores van alle informanten van buiten Gent zijn:
De informanten met thuistaal AN (of een vorm van tussentaal) tellen 70.4% huig-R-gebruikers, de dialectsprekende informanten maar 40%. Het verschil is sterk significant (X2 = 15.88, p < .001). We zien dat het spreken van een niet-Gents dialect een belemmerende uitwerking heeft op het overnemen van de huig-R. Tevens blijkt dat, hoe verder de informanten van Gent weg wonen, hoe sterker de belemmerende invloed van het spreken van een niet-Gents dialect op het overnemen van de huig-R wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 ConclusieSamenvattend kunnen we zeggen dat het onderzoek duidelijk aantoont dat de huig-R zich aan het verspreiden is over de niet-stedelijke omgeving van Gent, dat Gent dus voor dit fenomeen de functie van verspreidingshaard vervult. Er zijn nogal wat factoren die het overnemen van de huig-R sterk in de hand werken. Dat zijn vooral de woonplaats van de informant (m.n. de nabijheid t.o.v. het centrum), de omstandigheid dat hij/zij in Gent de lagere school bezoekt/bezocht heeft, het feit dat de ouders uit (de onmiddellijke nabijheid van) de stad afkomstig zijn, en de sociaal-culturele affiniteit met Gent. Het spreken van een niet-Gents dialect heeft dan weer een remmende werking op het overnemen van de huig-R. Dit onderzoek zou nog meer uitgediept kunnen worden. Door meer echte plattelandsscholen te bezoeken zal het contrast met de informanten die in Gent of de onmiddellijke omgeving ervan naar school gaan, zeker beter uit de verfkomen. Voor de wat ouderen lijkt het ook aangewezen een opsplitsing te maken tussen het doorstromingsonderwijs en het technisch en beroepsonderwijs, wat in dit onderzoek niet gebeurd is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|