Taal en Tongval. Jaargang 45
(1993)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||
[pagina 203]
| |||||
Mieke Leroy
| |||||
[pagina 204]
| |||||
worden de oorkonden gegroepeerd en bestudeerd. Dè vraag hierbij is: waar ontstonden deze teksten en wie was verantwoordelijk voor de redactie en scriptio? De oorkondende instantie, de destinataris, de handelende partij of misschien een zelfstandig scribent? Toen we oorkonde SJA51 vonden, probeerden we die te relateren met al eerder samengestelde oorkondengroepjes. De paleografische vergelijking leverde al meteen iets op: SJA51 werd door precies dezelfde hand geschreven als de oorkonden 165, 169, 169a, 180, 183, 219, 220, 231, 238, 245, 285, 305, 313, 481, 498 en 517.Ga naar voetnoot4 De 16 oorkonden van deze hand werden geschreven tussen 1275 en 1284 (voor de jaren 1277, 1281 en 1282 zijn er geen oorkonden voorhanden). Dit wil zeggen dat SJA51 vier jaar vóór de andere oorkonden van deze hand werd geschreven. Op zich niet verontrustend. De actieve loopbaan van deze scribent kan alleen maar een aantal jaartjes vervroegd worden. Hij schreef voor zeven verschillende oorkonders: de schepenbanken van het Maandagse (165), van de stad Brugge (169, 169a, 180, 183, 231, 238, 481), van het Brugse Vrije (305, 517), van het Aardenburgse Moer (219, 220), van het Sijseelse (245, 285); de baljuw en de schepenen van Brugge (313) en de abt en het convent van de Eekhoutabdij (498). De oorkonden waren bestemd voor twee Brugse stedelijke instellingen (het Sint-Janshospitaal (180, 285) en het Heilige Geesthuis (169)); twee begijnhoven (het begijnhof van de Wijngaard (245) en het Sint-Obrechtsbegijnhof (238)); de Begarden (498); twee kerken (Sint-Salvator (165, 219, 220) en Sint-Donaas (238)Ga naar voetnoot5) en een abdij (de Eekhoutabdij (517)).Ga naar voetnoot6 Een zestal oorkonden hadden een privaat persoon als destinataris (169a, 183, 231, 238, 305, 481).Ga naar voetnoot7 Op het eerste zicht lijkt de scribent van SJA51 niet in vast dienstverband te werken bij één bepaalde oorkondende instantie of bij één van de boven genoemde instellingen.
Eén van de bovengeciteerde oorkonden verdient onze speciale aandacht: nl. 183. Opmerkelijk is dat net als in SJA51 meester Symoene de Ersatre de | |||||
[pagina 205]
| |||||
destinataris is van de rechtshandeling.Ga naar voetnoot8 Misschien waren de destinataris en de scribent geen onbekenden voor elkaar.Ga naar voetnoot9
Als men het formulier in de verschillende tekstdelen van de bovengenoemde oorkonden gaat vergelijken, kan men moeilijker dan bij collega-scribenten systematische gelijkenissen aantonen. Deze scribent lijkt minder formuliervast dan vele van zijn collega's. Een standaardoorkonde opstellen met dè typische formules van deze scribent is vrijwel onmogelijk. Het aantal volledig gelijke formules is immers beperkt.Ga naar voetnoot10 Op het vlak van de spelling zijn er wel meer overeenkomsten aan te tonen. Er bestaat geen aantoonbaar verband tussen een bepaalde formule-combinatie en de oorkonder of destinataris van de oorkonde.Ga naar voetnoot11 Dit kan op twee zaken wijzen:
| |||||
[pagina 206]
| |||||
We vergelijken hier enkele formules van SJA51 met die van de andere oorkonden van deze hand. Enkele nuanceringen vooraf. We wezen er reeds op dat deze hand niet zo formuliervast is. Men mag ook niet vergeten dat SJA51 vier jaar voor de andere oorkonden van hand10 werd geschreven. In die tussentijd kan het formulier van een scribent grondig gewijzigd of beïnvloed zijn zonder dat wij de mogelijke overgangen kunnen waarnemen. Een vergelijking met de oorkonden van de schepenen van het Sijseelse heeft weinig zin daar onderzoek reeds uitwees dat een ‘Sijseelse oorkondingsstijl’ niet lijkt te bestaan.
inscriptio:
Te alle den ghenen die dese lettren zullen zien Jof horen
Zeven maal een inscriptio in de oorkonden van hand10. De formule evolueert evenwel op vlak van spelling en woordkeuze. De formule uit SJA51 is sterk gelijkend, maar niet helemaal dezelfde.
notificatio:
Doen tewetene ende teverstane Hand10: vijf maal: doen teverstane, tien maal: doen tewetene. De combinatie van de twee notificatio-formules werd na SJA51 niet meer gebruikt door hand10.
intitulatio:
wie N. Schepen vanden zieseelschen
Dezelfde structuur als in de oorkonden van hand10 (met uitzondering van 305).
narratio:
Dat N. quamen voer ons tewetten ende verlieden
Net dezelfde structuur ziet men ook bij oorkonden van hand10. De toevoeging ‘tewetten’ is uniek voor hand10; ‘ende verlieden’ staat ook in 169. | |||||
[pagina 207]
| |||||
dispositio:
Geen vergelijkbare formules
corroboratio:
Ende in euweleker ghedinckenesse van deser dinc wie voerzeide Schepene voer wien dese dinc ghedaen was wettelike willen dat ze ghestadich bliue ende vast.
Deze inleiding is totaal verschillend van die van de andere oorkonden van hand10. Enkel in 165 nog eens ‘ghestadich’. De woordgroep: ‘euweleker ghedinckenesse’ komt ook voor in 238, 305 en 498.
zo hebben wie dese lettren ghezeghelt met onze zeglen.
Zelfde structuur als in 169a.
datatio:
Dit was ghedaen inde buergh voer thuis dat was wouters stoch clerchs inde vierscarne jnt jaer der jncarnatie ons heren alsmen scriift .mo.cco. & lxxo. Dinxens daegh voer palme Soendach. Jnde maent van marte
Zo goed als dezelfde formule in de nummers: 165, 169, 183, 231, 238, 245, 285, 305, 481, 498 en 517. In de meeste oorkonden van hand10 wordt de naam van de maand vermeld en dat is ook hier het geval.
De reeds vermoede relatie tussen SJA51 en de andere oorkonden van hand10 worden hier, na dit korte diplomatische overzicht nog eens bevestigd. Dat het formulier niet steeds gelijkend is aan dat van de andere oorkonden van hand10 hoeft ons, zoals boven reeds werd aangetoond, niet te verbazen.
Wie was echter de scribent van deze oorkonden? Zeven oorkonden van zijn hand werden verleden voor de Brugse schepenen. Daarnaast werd ook een stedelijke verordening (313) van de baljuw en de Brugse schepenen uit het woelige 1280 door deze hand geschreven. Blijkbaar had deze scribent - voor zover we zijn loopbaan kunnen reconstrueren - goede relaties met de Brugse schepenen. Van de eerste (nog voorhanden zijnde) Middelnederlandse oorkonden van vrijwillige rechtspraak, | |||||
[pagina 208]
| |||||
verleden voor deze schepenen, werd bijna de helft door hand10 geschreven.Ga naar voetnoot12 Vermoedelijk hebben we hier te doen met een ‘free-lance-scribent’ die zijn diensten en zijn vaardigheden ter beschikking stelde van wie er hem om vroeg en in dit geval vooral de Brugse schepenen. Hij was zeer waarschijnlijk zelf verantwoordelijk, eventueel met behulp van een ‘spiekbriefje’, voor de tekst en de scriptio van de oorkonden - zij het dan met een minder sterk gelijkend formulier dan de meeste van zijn collega's. Oorkonden van vrijwillige rechtspraak zijn vrij eenvoudige en korte documenten met een eigen stereotiepe vorm. Het was dan ook niet nodig dat er bij elke transactie door twee verschillende personen én een klad- én een netversie van eenzelfde oorkonde werd opgesteld. Eenmaal men zo'n typisch formulier had aangeleerd (aan de hand van een schriftelijk of mondeling model) was men perfect in staat om zelfstandig dit type oorkonden op te stellen. De ene scribent was wat consequenter dan de andere in het gebruik van een bepaald formulier. We wezen er reeds op dat er bij de totstandkoming van stedelijke officiële documenten, zoals 313, zeer waarschijnlijk twee verschillende personen, redacteur en scribent, aan het werk waren. Dergelijke oorkonden zijn te specifiek van aard en vragen een apart formulier.
Voor we oorkonde SJA51 gevonden hadden, dreigde ook hand10 weg te glijden in die grote anonieme massa van dertiende eeuwse niet te identificeren Brugse scribenten. Deze scribenten ondertekenden hun teksten niet en ook in andere bronnen (rekeningen,...) lieten ze in die tijd weinig sporen na. Het is bijgevolg bijzonder moeilijk om over deze mensen iets meer te weten te komen. Misschien kunnen we toch, precies door de vondst van SJA51, voor wat hand10 betreft een klein tipje van die allesbedekkende sluier optillen. De plaatsaanduiding in SJA51 is vrij uitgebreid (een plaatsvermelding in de datatio is niet typisch voor hand10, tenzij in 183 en 481Ga naar voetnoot13): | |||||
[pagina 209]
| |||||
inde buergh voer thuis dat was wouters stock clerchs inde vierscarne
Wie was die Wouter Stoch uit deze datatio-formule? In het ‘Corpus-Gysseling’ kunnen we deze naam niet terug vinden.Ga naar voetnoot14 De genoemde ‘buergh’ is in elk geval de Brugse Burg. De schepenen van het Sijseelse hadden er immers hun zetel.Ga naar voetnoot15 Wat wordt er echter bedoeld met: ‘voer thuis dat was’? Op de Brugse Burg stonden wel enkele huisjesGa naar voetnoot16 en het is dus mogelijk dat er hier naar het huis, het kantoor van een klerk verwezen wordt. Helemaal mooi wordt het als we gaan veronderstellen dat die klerk wel eens Wouter Stoch zelf zou kunnen zijn. Het is grammaticaal correct de zin als volgt te interpreteren: dit was gedaan, op de Burg, voor het huis van Wouter Stoch, de klerk, in de vierschaar. In de Brugse stadsrekeningen vonden we geen gegevens die erop zouden kunnen wijzen dat Wouter Stoch een klerk was. Toch blijkt uit die zelfde rekeningen dat een Wouter Stoch, en vermoedelijk wordt hier naar dezelfde persoon verwezen, vlakbij of op de Brugse Burg woonde.Ga naar voetnoot17 | |||||
[pagina 210]
| |||||
Hoger vermeldden we reeds dat deze hand opvallend veel werkte voor de Brugse schepenen. Zij zetelden aanvankelijk in het Brugse belfort - vlakbij de Burg, maar na de brand in 1280 verhuisden ze naar het ‘Ghiselhuus’ op de Burg.Ga naar voetnoot18 De klerken van de Vierschaar waren bevoegd om autentieke schepenakten op te stellen. Het is dan ook niet onmogelijk dat deze klerk, die vooral werkte voor de Brugse schepenen, precies door de locatie van zijn kantoor(tje) ook opdrachten kreeg van andere instanties, die ook hun zetel hadden op die Brugse Burg.Ga naar voetnoot19 Onomstootbare bewijzen om hard te maken dat de scribent van SJA51 (en dus ook van de andere oorkonden van deze hand) Wouter Stoch zou kunnen zijn, zijn er niet. Toch is het een meer dan bemoedigende gedachte dat we die ene scribent, met een aan de zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uit die grote grijze scribentenanonimiteit konden halen.Ga naar voetnoot20 | |||||
[pagina 211]
| |||||
SJA51 brugge
| |||||
[pagina 212]
| |||||
37bli/ue ende vast. zo hebben wie dese lettren ghezeghelt met onzen 38zeglen. Dit was / ghedaen inde buergh voer thuis dat was wouters 39stoch clerchs inde vierscarne jnt jaer / der jncarnatie ons heren alsmen 40scriift .mo.cco. & lxxo. Dinxens daegh voer palme / Soendach. jnde 41maent van marte ------ |
|