Morfologie: een stiefdochter van de dialectologie
A.C.M. Goeman, G. De Schutter, J. Taeldeman
Morfologische verschijnselen lijken in de dialectologie altijd een secundaire, hoewel toch heel reële plaats ingenomen te hebben: monografieën i.v.m. een enkel dialect betreffen gemeenlijk in eerste instantie de fonologie en/of de lexicale component, pas daarna komt eventueel een selectie van de morfologische eigenschappen ter sprake. Die feitelijke toestand kan op heel verschillende aspecten teruggevoerd worden:
- de diversiteit van de domeinen die tezamen de ‘morfologie’ vormen: flexie, zowel lexicale als grammaticale afleiding, samenstelling, samenkoppeling (en allerlei combinaties daarvan);
- de verschillen tussen categorieën: in tegenstelling tot fonologische kenmerken opereren morfologische zelden in de hele woordenschat: specifieke beperkingen tot bepaalde woordsoorten bestaan niet alleen bij flexieverschijnselen, maar in elk van de genoemde subdomeinen;
- de heterogeniteit van de verschijnselen: pre- en suffigering, in- en circumfigering, morfeemvariatie (bv. ablaut), suppletie, het optreden van verbindingsklanken, enz.;
- de verschillende graden van algemeenheid en produktiviteit van de morfologische types, variërend tussen geen en onbeperkte, via een brede waaier van al dan niet paradigmatisch categoriaal en lexicaal beperkte produktiviteit;
- de heel verschillende relaties met andere domeinen van de taalstructuur: zowel t.a.v. fonologie en syntaxis als t.o.v. semantiek zijn er dependenties die een directe onafhankelijke structurering zo goed als onmogelijk maken;
- ten slotte is er het niet te miskennen feit dat grote delen van de morfologie, vooral de woordvorming, zich aan categorische uitspraken i.v.m. wat in gesproken volkstaal mogelijk is, onttrekken.
Ondanks die handicaps is het onbetwistbaar mogelijk vrij grote en belangrijke onderzoeksgebieden in logisch structureerbare gehelen te ordenen en zulke beschrijvingen ook als input voor systematische vergelijking van dialectsystemen te gebruiken: de morfologie is dan ook vrij vroeg in het structureel-geografische dialectonderzoek verschenen, en heeft ook daar een plaats verworven die belangrijker is dan bv. die van het geografische syntaxisonderzoek.
Met deze bundel willen we van die bestaande toestand uitgaan, met daarbij vooral twee doelstellingen voor ogen: