Taal en Tongval. Jaargang 39
(1987)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0. Inleiding: oudfries âland en mnd. ô(lant)In zijn ‘Altfriesisches Wörterbuch’ van 1925 geeft F. Holthausen op de eerste bladzijde âlond, âland ‘Insel’. Het eerste deel van deze samenstelling acht hij gelijk aan zijn eerste lemma: â, ê ‘Wasser, Fluss’, gotisch ahwa, oudsaks. aha. D. Hofmann, die het boek in 1985 opnieuw heeft uitgegeven en voorzien van een grote ‘Ergänzungsliste’, tekent bij âlond, âland, maar ook bij âburch en âpâl aan dat deze samenstellingen alleen met â voorkomen, terwijl men ê alleen in namen vindt. Hij bedoelt blijkbaar namen als de (Dokkumer) Ee, nieuwfries Ie (tegenover b.v. de Drentse A; Gysseling 31-32). Verderop geven Holthausen en Hofmann ook eilond, eiland ‘Eiland, Insel’, onder verwijzing naar oudengels ieg- en oudijsl. ey. Aan dit woord heeft E. Rooth in 1979 (14) een studie gewijd, die hierna ter sprake komt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na Holthausen hebben ook nederlandse onderzoekers aangenomen dat we in de genoemde woorden met â- een oudfries â ‘water, rivier’ hebben. Dit geldt voor âlond, âland o.a. bij Buma (1961, 158) en Sipma (1966, 61), maar bovendien voor de naam Horsa(w) (Van der Molen 69 en Schönfeld 132). Op de laatste naam hoop ik in ‘Naamkunde’ van 1988 in te gaan (M88). Als we echter denken aan middelnederduits ô en ôlant ‘Insel’, rijst de vraag of we in het Oudfries ook geen rekening moeten houden met â en âland ‘Insel’, met dezelfde etymologie als de nederduitse woorden. Immers, zowel mnd. ô als ofri. â kunnen teruggaan op een oergerm. au, b.v. ofri. âre ‘oor’, mnl.-mnd. ore, osaks. ôra, got. ausô. Daarom wijs ik op *ahwô, waarop het net genoemde got. ahwa en oudsaks. en oudned. aha teruggaan. Hiernaast is met grammatische wisseling volgens de ‘wet’ van Verner de afleiding *agwjô gevormd. Volgens de ‘wet’ van Sievers werd gw hierin tot w. Zo konden via *awi bij voorbeeld ned. ooi ‘weide aan water’ en (land)ouw, duits Aue ontstaan. Zie: M65, Van Loey 23 en 63 (met *âland als gereconstrueerde vorm) en Rooth 1979. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Rooth's noordzeegerm. w-vocalisering in *awiRooth heeft in zijn ‘Nordseegermanische Studien’ (deel 1 van 1979) het begrip ‘ooi, uiterwaard, natte weide, eiland, landouw’ onderzocht. Hierbij bleek dat de noordzeegermaanse talen (Oudengels, Oudfries, Oudsaksisch en Oudnederlands) de resultaten van een oude ontwikkeling van oergerm. *awi hebben bewaard. Het gaat hier vooral om de typisch noordzeegermaanse vocalisering van de w in oergerm. *awi. Zo ontstonden ned. ooi, hooi enz., die zich over het hele nederlandse taalgebied hebben verspreid (Rooth 9). Nu de term Noordzeegermaans door de meeste germanisten al zo lang wordt gebruikt in plaats van het dubbelzinnige Ingweoons, wijs ik de neerlandici die nog met Ingweoons zijn opgeleid, op de studie van W. Laur in de bundel ‘Miscellanea Frisica’ van 1984. Laur gaat hier vrij uitvoerig in op de vraag; ‘Ingwäonisch - eine zutreffende Benennung für eine Sprachgruppe?’. Hieruit blijkt nog eens dat men de term Ingweoons in de taalwetenschap beter kan vermijden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1. Oudfries ei via *ewi uit *awi (door i-Umlaut)In zijn ‘Nordseegermanische Studien’ van 1979 bespreekt Rooth (14) eerst de gangbare opvattingen inzake de vorm van ned. eiland. Franck-van Wijk (en Van Haeringen) en ook J. de Vries hebben er in hun etymologische woordenboeken van het Nederlands op gewezen dat ned. eiland van friese oorsprong is. Rooth (21) beschouwt het echter als een noordzeegermaanse (en kustnederlandse) vorm, omdat deze al zo vroeg in Vlaanderen voorkomt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anders dan de genoemde etymologen verklaart Rooth de ei uit *ewi, waarin de w was verdwenen. Deze vorm was in de noordzeegermaanse talen door i-Umlaut ontstaan uit *awi, nadat hierin de lange i was verkort. Voor fries ei ‘schaap, ooi’ geldt hetzelfde. Wegens homoniemenvrees zal -land zijn toegevoegd ter onderscheiding. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Oudfries â, ned. ooi uit *aw/j (geen i-Umlaut)Verder veronderstelt Rooth (22) een germ. *aw/j (met de syllabegrens na de w). Hierin ontstond de noordzeegermaanse vocalisering van de w en ontwikkelde zich een *auj (zonder i-Umlaut), oudned. *ôi, vergelijk: mnl. ooy ‘weide aan een rivier’. Rooth gaat ook in op de problemen rond de oudfriese monoftongering tot â (zonder i-Umlaut) uit au en aw. Deze â vinden we o.a. in gâ ‘gouw, woongebied, rechtsgebied’ (Blok 1984) naast ned. Gooi, mnl.-mnd. go en in hâ ‘hooi’. Maar oudfries â(land) ‘eiland, ooi(land)’ noemt Rooth niet. Daarom dient dit hier nu naar voren te worden gehaald. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. Mnl. ouw, duits Aue uit *a/wj (geen i-Umlaut)Als derde ontwikkeling bespreekt Rooth de westgerm., gegemineerde vorm *awwj uit *a/wj (met de syllabegrens voor de w). Hieruit ontstonden vormen als duits Aue en ned. (land)ouw, maar ook gouw en meer -ouw-vormen, die Rooth als zuidelijke, niet-noordzeegermaanse elementen in het Middelnederlands ziet. In de noordzeegermaanse talen is de w voor j niet gegemineerd. Ze zijn van *aw/j uitgegaan, waarin de w werd gevocaliseerd (1.2. hiervoor). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Oudfries âland naast eyland
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. ToelichtingToevallig zijn de oudste vormen die ik vond, afkomstig van de nu duitse Noordzeekust: uit Noord- en Oostfriesland. (1) de naam van de noordfriese Hallig Oland, Kreis Husum (1462: mnd. Olant. Laur 1963, 283; 1967, 161). (2) een vermelding in de eerste riustringer codex van omstreeks 1300 (Buma 1961) en (3) de naam van een vroeger eiland in Oostfriesland (ten noorden van Emden). Volgens E. Langbroek (19) zou aland oudfries of oudsaksisch kunnen zijn. Dit laatste klopt niet, want zij beroept zich op Gallée's ‘Vorstudien’ (4): aland = inula helenium. Hier staat dus niet insula, maar de latijnse naam van de alant, een plant. Vier vermeldingen uit nederlands Friesland staan in codices met (ongeveer) dezelfde tekst: ‘Haet is riucht?’ in J, U, Ro en D uit 1464-1485. Voor de (benaderende) datering der codices verwijs ik naar Sjölin's ‘Einführung’ (1969, 11); de vormen zullen wel ouder zijn. Zie voor eylanden in D, Rq, en bij Sipma (1940: het tractaat van de Zeven Friese Zeelanden) ook: Meijering (1969, 103). De vermeldingen in A en Fs staan in de ‘Gesta Fresonum’. Vermoedelijk was de â- ongeveer tegen het einde van de 15de eeuw geleidelijk gepalataliseerd tot een open ee (gespeld ae, maar ee in de oorkonde uit Aemland, Ameland, met greet ‘groot’ na eelanden). In de 16de eeuw heeft de fries-nederlandse vorm eyland blijkbaar de vorm die op de â-terugging, verdrongen. Voor latere friese dialectvormen verwijs ik naar Rooth (1979, 14), die veel gegevens heeft ontvangen van N.R. Århammar, zoals helgolands eelun. Toen was Århammar er niet zeker van of deze ee- eigen is of ontleend. Nu deelde hij me mee dat deze ee- volgens hem geen ontlening is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Oudfries Abert (Thabor), âburch en âpâlHet is niet mijn bedoeling hier in verband met âland ook alle samenstellingen met oudfries â- te bespreken. Voor de samenstellingen met â- ‘eeuwig, vast’, zoals âdêlen, âthorp, verwijs ik naar de studie van M. Oosterhout (1969, 89-99). Ik beperk mij nu tot een korte bespreking van een drietal met â-, waarin men (mnl.-mnd.) â ‘water’ heeft gezien. Nu we echter van oudfries â ‘waterland, eiland’ dienen uit te gaan, vragen dergelijke woorden opnieuw aandacht en ten dele een enigszins andere betekenisomschrijving. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1. Het klooster Thabor op de terp AbertOp de terp Abert, ten westen van Sneek, werd kort na 1400 een klooster Thabor gesticht. Deze naam werd volgens de kroniek van Worp van Thabor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door de bisschop gegeven, waarbij hij de -t van de terpnaam Abort wegnam en voor de naam zette (Steensma 14). Meestal werd in de oudfriese oorkonden Abert gespeld (O I 32, 99, 462; IV 11). In de verbogen vorm vinden we Aberdda conuent (O II 147) en Aberde munkehuus (S 5169). Zo moeten we wel van een (klassiek) oudfries *Aberth uitgaan. Evenals in Lettelbert ‘kleine buurt’, Luinjeberd, Middelbert, Niebert, Tjalleberd en Tolbert ‘te oude buurt’ zullen we in Abert wel -berth ‘buurt’ hebben, hoewel H. Halbertsma (269) van een *Abwerd uitging. Als het eerste deel inderdaad A- is, zal dit ‘eiland, waterland, wed’ kunnen betekenen. Immers, langs deze terp loopt tussen Tirns en Popherne de oorspronkelijke Middelzeedijk (Rienks, atlas 60). Toch wil ik de door J.J. Kalma (1949, 14) genoemde mogelijkheid niet uitsluiten dat er een oudfries -berd ‘boord, rand, oever’ (Sipma 1966, 88) in deze naam schuilt. Dan zou de naam ‘rand van het waterland’ kunnen betekenen. Opmerkelijk is dat de niet meer begrepen naam door de volksmond werd vervormd, vooral in de samenstelling met -tille, voor een hoge, smalle brug in de naaste omgeving. Deze werd wel aangeduid als Ebertille (1684), Aebetille (1789), Eabetille (uit Abert-; zie G. Dijkstra 22, 24, kaarten) of Tabetille (uit Thabor-; zie Winkler). Men ging dus aan bekende persoonsnamen denken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Aburch ‘binnendijk, polderdijk’In F: het oudfriese ‘Fivelgoër’ handschrift worden twee burgen of dijken tegenover elkaar geplaatst: de seburch of zeedijk en de âburch of binnendijk (Sipma 1958, 108; 1966, 61, 134). De uitgever van het handschrift, B. Sjölin vertaalt: seburch ‘Seedeich’; aburch ‘Flussburg, -wehr, -deich’, waarschijnlijk naar het voorbeeld van A.A. Beekman (1807): aburch, rivierburg of rivierdijk. Het Ommelander Landrecht heeft hiervoor Aborch (Rq 25, noot 21), een frisisme. Gezien de betekenis van oudfries â ‘eiland, waterland’ en het eilandkarakter van de oudste friese poldertjes lijkt een vertaling als ‘polderdijk, binnendijk’ (Sipma) hier beter dan ‘rivierdijk’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3. Apâl ‘beschoeiingspaal’Dit woord schijnt alleen in R1, het (oostfriese) riustringer handschrift voor te komen. Buma, de uitgever, vertaalt âpâl als ‘beschoeiingspaal’ en het meervoud als ‘paalwerk der zeewering’. We zien in dit geval dat het voor de betekenis van deze samenstelling in de praktijk niet veel uitmaakt of we nog van Buma's (middelnederduitse) â ‘water’ als grondwoord uitgaan dan wel van het nu besproken oudfriese â ‘waterland, eiland’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Besluit: oudfries â- ‘waterland’ en ê ‘water’Op grond van de ontwikkelingen die E. Rooth heeft gereconstrueerd en van de gevonden oudfriese vormen moeten we uitgaan van een oudfries â- met dezelfde betekenis als de samenstelling âland ‘eiland, waterland’. Dit â is zonder i-Umlaut gevormd, evenals mnd. ô en mnl. ooy. Daarnaast is met i-Umlaut de vorm ei(land) ontstaan. Tot nu toe heeft men in de besproken oudfriese samenstellingen met â- meestal (mnl.-mnd.) â uit aha ‘water’ gezien, met oudfries ê als nevenvorm in namen. Dit waterwoord was zeker nog tot in de 14de eeuw als appellatief in gebruik en voor de naamgeving produktief (D.P. Blok 1971, 158). Dit geldt eveneens voor de oudfriese (en kustned.) vorm ê. Misschien ook nog in 1482-1484 voor de aulda Eedam of Edam in het zuiden van Friesland: de dam in de oude ee of Ee dan wel: de oude dam in de ee of Ee? Deze vormde blijkbaar enigszins een tegenstelling tot een (Nya) syl, een sluis die nog moest worden gemaakt (O II 110 en 120; Santema 1962, 124 en 1970, 61). Hoe dit ook mag zijn, we kunnen nu naast dit oudfriese ê ‘water, stroom’ (mnl.-mnd. â) nog een ander, maar verwant oudfries woord â ‘waterland, eiland’ onderscheiden. We kennen het in samenstellingen als Aland, Abert (dus ook in namen), âburch, âpâl. Voor de betekenis hiervan maakt dit onderscheid niet zoveel uit. Immers, oudfries â ‘waterland, eiland’ en ê ‘water(loop)’ hadden binnen hun betekenisveld een groot ‘raakvlak’: het laatste kon het eerste bij gelegenheid overlappen en overstromen.
Park Arenberg 62, NL-3731 ET De Bilt 27 maart 1987 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie, afkortingen en verantwoordingDeze bescheiden bijdrage heb ik opgedragen aan prof. Feitsma. Haar 60ste verjaardag op 18 januari 1988 herinnert mij aan haar en mijn studententijd. Zo'n veertig jaar geleden volgden we allebei de colleges Friese taal- en letterkunde van prof. dr. G. Gosses aan de Universiteit van Amsterdam. We konden toen niet vermoeden dat we nog collega's zouden worden. Dit gebeurde eerst aan de Rijksuniversiteit te Groningen, waar we in hetzelfde gebouw werkten: zij op het Fries Instituut, ik op het Nedersaksisch Instituut. Later werden we hoogleraar, zij in Amsterdam, ik in Utrecht. Ook moet ik hier mijn groningse collega, prof. N.R. Århammar bedanken voor zijn vriendelijke behulpzaamheid. Ik mocht van hem schriftelijk commentaar ontvangen op dialectvormen van Helgoland en andere noordfriese gebieden. In april 1955 heb ik hem leren kennen bij zijn eerste bezoek aan Nederland. We woonden toen het ‘Nedersaksisch symposion’ bij op Vosbergen, het conferentieoord van de Rijksuniversteit te Groningen (M55, 78-80). Ook wij konden niet vermoeden dat we ooit collega's zouden worden. Dit was het geval, toen hij op 1 januari 1977 in Groningen werd benoemd als gewoon hoogleraar in de Friese taal- en letterkunde. Tenslotte dank ik dr. O. Vries, eveneens van het Fries Instituut aan de Rijksuniversiteit te Groningen, voor zijn aanvullingen op mijn oudfriese gegevens over ‘eiland’.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|