Taal en Tongval. Jaargang 37
(1985)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tussen fonologie en morfologie: de vokaalverkorting in een Brabants dialekt0. InleidingKlankvormelijk worden de Brabantse dialekten o.a. gekenmerkt door het feit dat heel veel morfemen de alternantie V̄/V̆ vertonen. Uit het dialekt dat we hieronder uitvoerig beschrijven, voeren we ter verkenning de volgende voorbeelden aan:
Aangezien in ongelede woorden altijd de lange variant verschijnt, is ‘vokaalverkorting’ zowel in diachroon als in synchroon opzicht een verantwoorde term voor het verschijnsel dat we in deze bijdrage zullen behandelen. Met dit onderwerp slaan we beslist geen onbetreden paden in: de meeste monografieën over Brabantse dialekten (Colinet (1896), Goemans (1897-98), Smout (1905), Mazereel (1931), Pauwels (1958) en De Bont (1962)) signaleren het verschijnsel min of meer uitvoerig en Zonneveld (1976) benadert de vokaalverkorting in het Brussels vanuit een bepaald teoretisch perspektief. Toch vonden we het om drie redenen de moeite waard om het verschijnsel (nog eens) grondig te analyseren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In (1) bieden we een systematische beschrijving van de aard en de konditionering van de vokaalverkorting in het Brabantse dialekt van Hofstade (bij Aalst), dat het moederdialekt van de eerstgenoemde auteur is. In (2) gaan we na hoe dit verschijnsel verantwoord moet worden in een synchrone beschrijving op generatieve basis. In dat perspektief wijden we enkele algemene beschouwingen aan de behandeling van processen die zich op het raakvlak van fonologie en morfologie afspelen. In (3) wordt aan het onderzoek ook een diatopische en diachronische dimensie gegeven en tonen we aan hoe de vokaalverkorting ons enorm veel kan leren over de geschiedenis van het Brabantse lange-vokalensysteem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De vokaalverkorting in het dialekt van Hofstade (059)1.1. De Hofstaadse vokaalfonemen.Het Hofstaadse korte-vokalensysteem ziet er als volgt uit:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Hofstaadse lange-vokalensysteem telt 11 lange monoftongen - die wat hun kwaliteit betreft, perfekt overeenstemmen met de korte vokaalfonemen - en 5 centrerende diftongen:
en:
De fonetische verkortingsprodukten van de Hofstaadse lange-vokaalfonemen kunnen we als volgt transkriberen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. u vóór gemouilleerde CC-verbinding
Voorgesteld in een vokaaldriehoek ziet het vokaalverkortingsproces er als volgt uit: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals uit het schema blijkt, worden bij het vokaalverkortingsproces de lange vokaalfonemen tot de korrelerende korte vokalen herleid. Slechts uitzonderlijk gaat de vokaalverkorting met een kwaliteitsverandering van de verkorte vokaal gepaard. Dat is enkel het geval wanneer de /ȳ/- en /ȳə/-fonemen ten gevolge van de verbinding van het basismorfeem met een afleidingssuffiks gevolgd worden door een gemouilleerde CC-kluster. Onderzoek van het mouilleringsproces in het Hofstaads (zie Keymeulen, 1983) heeft ons trouwens doen inzien dat niet het vokaalverkortings-, maar wel het mouilleringsproces voor die fonetisch onnatuurlijke overgang verantwoordelijk is (zie ook verder onder 2. en 3.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Konditionering van de synchrone vokaalverkorting in het HofstaadsAfhankelijk van de fonologische omgeving (de voorafgaande lange vokaal en de volgende konsonantkluster) én de morfosyntaktische status van het woord (cf. onderscheid tussen diminutieven en vervoegde werkwoorden bv. virkən = dim. van viːr (vuur) ↔ viːrt 3de pers. enk. O.T.T. van het werkwoord viːrn̩ (vieren)) wordt de lange stamvokaal al dan niet verkort. De synchrone vokaalverkorting komt in het Hofstaads hoofdzakelijk in bimorfematische positie voor - in tegenstelling tot de historische vokaalverkorting die ook binnen een monomorfematisch woord kon opereren -, m.a.w. de verkorting van (in het huidige Hofstaadse vokaalsysteem) lange vokalen of centrerende diftongen treedt pas op als het morfeem waarin ze voorkomen, gevolgd wordt door een ander morfeem binnen hetzelfde woord (samenstellingen en afleidingen). De morfeemgrens valt dus binnen de kluster die verkorting veroorzaakt. Maar niet elke kluster van 2 of meer konsonanten heeft vokaalverkorting tot gevolg; opdat er verkorting van de lange stamvokaal zou zijn, moet die kluster op een welbepaalde wijze opgebouwd zijn:
Voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vokaalverkorting in bimorfematische positie komt in het Hofstaads meestal in afleidingen voor; slechts zelden in samenstellingen (leksikaal bepaald).
Voorbeelden:
Uitzonderlijk opereert de vokaalverkorting ook over de woordgrens heen. Dat is het geval bij verkorting van de lange stamvokaal van een éénsyllabig woord ten gevolge van de kombinatie ervan met een ander woord. Vokaalverkorting over de woordgrens heen gebeurt bij deiktische en relatiewoorden (bv. daar, waar, hier, voor, aan, enz.), bij de adjektieven schoon en klein en bij de werkwoorden waarvan de stam eindigt op een vokaal (gaan, staan, slaan, doen; ook het werkwoord hebben gedraagt zich in het Hofstaads als een werkwoord met stam op vokaal).
Voorbeelden:
We zullen ons hier beperken tot de bespreking van de vokaalverkorting in afleidingen; voor het Hofstaads onderscheiden we in dat verband de volgende kategorieën:
De vokaalverkorting in samenstellingen en in deiktische en relatiewoorden behandelen we niet omdat het hier vaak om uitzonderingsgevallen gaat - zeker wat de samenstellingen betreft -, zodat de vokaalverkorting in deze woorden zonder regelmaat verloopt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.1. Afleidingen van een verbale stamDe afleidingsmorfemen die in deze kategorie vokaalverkorting veroorzaken, zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook de stammorfemen moeten we - uitgaande van hun postvokalische segment(en) - verder onderverdelen. We onderscheiden dan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.1.1. Stammorfeem op eksplosiefAlgemene tendens: vokaalverkorting. Alle bovengenoemde suffiksen veroorzaken vokaalverkorting:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.1.2. Stammorfeem op spirantAlgemene tendens: geen vokaalverkorting
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitzonderlijk is er wel vokaalverkorting in de vervoeging van het uiterst frekwente werkwoord geːvən (geven), nl. (hij/gij) geft (geeft) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.1.3. Stammorfeem op nasaalOver het algemeen is er vokaalverkorting:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.1.4. Stammorfeem op likwiedEr is vokaalverkorting bij werkwoordstammen op l, rt, rk. Het verkortingsproces opereert echter niet bij stammen eindigend op r. Voorbeelden:
Opvallend is wel dat nominale stammen op r wel vokaalverkorting hebben als ze gevolgd worden door het diminutiefsuffiks /kən/; vergelijk:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.1.5. Stammorfeem op glijderMeestal is er geen vokaalverkorting, tenzij de stamvokaal /ǣ/ is. De aard van de stamvokaal speelt hier dus een beslissende rol bij het opereren van het verkortingsproces.
Voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.1.6. Stammorfeem op vokaalEr is vokaalverkorting (1) in absolute auslaut bij vervoeging van werkwoordstammen op vokaal, in de 2de pers. enk. en mv. O.T.T. (maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet in de 3de pers. enk.), (2) telkens als op het werkwoord (vervoegd of in de infinitief) een ander segment (vokaal of konsonant) volgt (hier wel ook bij de 3de pers. enk.).
Voorbeelden bij (1):
Voorbeelden bij (2):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.2. Afleidingen van een nominale stamDe afleidingssuffiksen van een nominale stam die in het Hofstaads vokaalverkorting veroorzaken, zijn: 1. het diminutiefsuffiks; 2. het pluraliseringssuffiks. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.2.1. Het diminutiefsuffiksHet diminutiefsuffiks omvat in het Hofstaads 4 allomorfen:
Met uitzondering van het suffiks -əkən kan het diminutiefsuffiks - afhankelijk van de reeds geschetste kondities - vokaalverkorting veroorzaken: /tjən/ heeft altijd verkorting van de voorafgaande lange vokaal tot gevolg; bij /kən/ en /skən/ is er meestal vokaalverkorting, behalve als het auslautsegment van de voorafgaande nominale stam een frikatief is; in dat geval is er nooit vokaalverkorting na /g/; na /v/ en /z/ is de verkorting leksikaal bepaald.
Voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.2.2. Het pluraliseringssuffiksIn het Hofstaads wordt het meervoud van substantieven meestal gevormd door toevoeging van het suffiks -ən, soms door toevoeging van -s of -ərən. Van deze meervoudssuffiksen is enkel het suffiks -s van belang voor de vokaalverkorting bij een nominale stam (zie de voorwaarden voor de opbouw van de vokaalverkortende kluster). Meervoudsvorming d.m.v. het suffiks -s gebeurt bij meersyllabige stammen op -əl (bv. appel), -ən (bv. laken) en -ər (bv. kater) maar ook bij enkele éénsyllabige stammen (bv. tram, trein). Het is nu precies bij de groep van éénsyllabige stammen met lange stamvokaal en auslautsegment /n/ (stammen dus op -V̄n) dat -s vokaalverkorting veroorzaakt. Voorbeelden daarvan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.3. Afleidingen van een adjektivische stamDe volgende afleidingssuffiksen kunnen vokaalverkorting veroorzaken: 1. de allomorf /dər/ van het komparativeringssuffiks (die verschijnt na stammen op -r, -l of -n); 2. /st/ om de superlatief te vormen; 3. /tə/ waardoor abstrakte substantieven afgeleid worden; 4. het afleidingssuffiks /s/.
1.2.3.1. Het komparatiefsuffiks -/dər/ (met ingelaste d) verschijnt na stammen op /r/, /l/ en /n/, maar alleen in beide laatste gevallen treedt er vokaalverkorting op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De basisvorm van het komparatiefsuffiks veroorzaakt normaliter geen verkorting:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.3.2. Het superlatiefsuffiks /st/A. De superlatief van adjektiefstammen op eksplosief heeft soms vokaalverkorting, soms niet:
B. Bij adjektiefstammen op spirant is het uitblijven van de vokaalverkorting de algemene tendens: bv. y▴əX-y▴əXst (hoog-hoogst); sXi▴əf- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sXi▴əfst (scheef-scheefst). In deze kategorie wordt de stamvokaal heel uitzonderlijk wel verkort in de volgende erg frekwente vormen: næXst < næːX (ergst < erg) en lifst (liefst): superlatief van gɛ▴ᵊrn̩ (graag).
C. Bij de adjektieven op likwied moeten we ook weer (cf. 1.2.1.4.) een onderscheid maken tussen adjektiefstammen op /l/ en stammen op /r/:
D. Bij de adjektieven met stam op nasaal moeten we rekening houden met de volgende opsplitsing: (1) stam op /n/: altijd vokaalverkorting; (2) stam op /m/: optionaliteit. Voorbeelden van
Bij 1.2.3.1. en 1.2.3.2. moeten we het volgende opmerken: de vokaalverkorting krijgt bij de komparatief- en superlatiefvorming van minder frekwente woorden een optioneel karakter. Voorbeelden:
In dit verband moeten we andermaal op de wisselwerking tussen het vokaalverkortings- en het mouilleringsproces wijzen. Het is namelijk zo dat in komparatief- en superlatiefvormen waarin de lange stamvokaal behouden blijft, de post-vokalische konsonantverbinding niet gemouilleerd wordt (ook al voldoet de kluster aan de kondities die de mouilleringsregel stelt; voor de konditionering van de mouilering, zie Keymeulen (1983)). Verkorting van de stamvokaal in dezelfde omgeving gaat daarentegen gepaard met mouillering van de volgende konsonantkluster (natuurlijk alleen op voorwaarde dat die kluster mouilleerbaar is). Het gebruik van één van de alternerende vormen is een kwestie van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
registerkeuze: de vormen met verkorting - en dus vaak ook met mouillering - kunnen we als de ‘platste’ varianten beschouwen.
1.2.3.3. Het suffiks /tə/ dat abstrakte substantieven vormt, veroorzaakt meestal vokaalverkorting als de adjektiefstam eindigt op eksplosief, nasaal of de likwied /l/. Voorbeelden daarvan:
Eindigt de adjektiefstam op een spirant, dan werkt de vokaalverkortingsregel niet:
Behoud van de lange stamvokaal geldt eveneens voor adjektiefstammen op /r/ (met uitzondering van værtə (verte) < væːr (ver)):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. KonklusieVokaalverkorting treedt in het synchrone Hofstaads hoofdzakelijk op in bimorfematische woorden, d.w.z. dat er binnen de (konsonant)kluster die verkorting veroorzaakt, een morfeemgrens valt. Bovendien moeten de segmenten van die kluster aan bepaalde fonische voorwaarden voldoen:
Als de post-vokalische kluster aan die beschrijving beantwoordt, kunnen we wel een zekere regelmaat in het optreden van de vokaalverkorting waarnemen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgaande van bovenstaande samenvatting kunnen we de konditionering van de vokaalverkorting in het Hofstaads als volgt schematiseren:
zie volgende blz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Verantwoording in een generatieve fonologie2.1. Regeltypologie in het algemeenSedert het einde van de jaren '60 is met betrekking tot de deskriptieve adekwaatheid van een grammatika (als hypotese vanwege de linguïst over de manier waarop de taalkennis van het ‘gemiddelde’ lid van een bepaalde taalgemeenschap gestruktureerd is) steeds meer belang gehecht aan de natuurlijkheidseis (naturalness condition): de ontworpen (deel)grammatika moet zo nauw mogelijk aansluiten bij de intuïties van de ‘gemiddelde’ native speaker. Op het domein van de (generatieve) fonologie heeft dat tot het volgende inzicht geleid: aangezien we van ‘regels’ die klankvormelijke veranderingen (substitutie, deletie en insertie) verantwoorden, een fundamenteel verschillend kennisbeeld kunnen hebben, mogen ze niet zomaar op één hoop geveegd worden in één (monolitische) fonologische komponent; ze moeten integendeel soms op een heel verschillende wijze in de grammatika verantwoord worden.
Dit alles willen we bondig illustreren aan twee fonologische ‘regels’ van het Nederlands: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(R1) Stemhebbende frikatieven worden stemloos wanneer ze zonder hiaat op een (stemloze) obstruent volgen:
(R2) Bij pluralisering wordt de vokaal van lot, dak, vat, weg, lid, schip enz. gerekt.
Dat we beide regels op een fundamenteel verschillende manier ‘kennen’, leert ons o.a. de studie van de taalverwerving. (R1) hebben we niet telkens opnieuw hoeven te leren toepassen op elke nieuwe kombinatie van (stemloze) obstruent + stemhebbende frikatief, maar hebben we op een bepaald ogenblik (al heel vroeg) ‘doorgehad’ als een automatisme dat op elke (nieuwe) kombinatie van dat type zondermeer van toepassing is. Van (R2) daarentegen hebben we slechts weet gekregen door gissen en missen, in die zin dat we, als we dakken of schippen zegden, steevast de korrekties daken en schepen te horen kregen. Op een bepaald ogenblik hebben we misschien wel ingezien dat deze regel slechts kan werken als er op de vokaal één enkele konsonant volgt, maar al even vlug hebben we moeten ervaren (1) dat hij slechts op een heel beperkt aantal woorden met vokaal + konsonant van toepassing is en (2) dat die woorden niet herkenbaar/voorspelbaar zijn op grond van hun verdere fonologische make-up of op grond van hun betekenisGa naar eind5. Het bleken m.a.w. ‘uitzonderingen’ te zijn. Het ligt dus voor de hand dat, aangezien we (R1) en (R2) op een fundamenteel verschillende wijze kennen, we beide regels ook op een heel verschillende manier in onze grammatika zullen moeten verantwoorden. Kruciaal in dat verband is dus duidelijk de vraag met welk type van regel we te maken hebben. Overschouwen we de literatuur m.b.t. de typologie van fonologische ‘regels’Ga naar eind6, dan zien we drie soorten kriteria opduiken: (a) de aard van de konditionering, (b) de graad van produktiviteit en (c) de graad van (fonetische) natuurlijkheid. Elk van die drie kriteria wordt hieronder toegelicht en geïllustreerd aan de hand van Nederlandse klankverschijnselen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.1. De aard van de konditioneringSommige regels hebben een puur fonologische konditionering, in die zin dat de regelkontekst enkel naar de fonologische make-up van de omgevende segmenten en naar grensinformatie (syllabe-, morfeem- of woordgrens) verwijst. Als voorbeeld kunnen we hier de A.N.-regels | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
citeren die betrekking hebben op assimilatie van stem (bv. R1 van hierboven). Andere regels hebben ook een gedeeltelijk grammatische konditionering. In dat geval wordt er (ook) verwezen naar specifieke grammatische kategorieën (bv. [NOMINA], [+ MEERV.], [+ O.V.T.]). Een mooi voorbeeld daarvan is de A.N.-regel m.b.t. de weglating van eind-n na sjwa: die regel kan altijd opereren als -ən een suffiks is (bv. loːpə = lopen, graːdə = graden) en ook als -ən de eindsyllabe is van een ongeleed substantief (bv. oːvə = oven) of adjektief (bv. oːpə = open), maar niet als -ən de eindsyllabe van een werkwoordstam is (bv. ik *teːkə = teken, ik *loːXə = loochen)Ga naar eind7. Bij nog andere regels moet er ook naar specifieke leksikale morfemen verwezen worden. (R2) van hierboven is daar een treffend voorbeeld van: er is een fonologische regelkontekst (nl. - C1/1), een grammatische (bv. enkel bij substantieven) én ook een leksikale (slechts bij een 25-tal substantieven: bv. schip maar niet lip, dak maar niet tak, enz.). Bovenop die (drie types van) grammatikale konditionering kan er ook nog een pragmatische/stilistische konditionering komen. Een mooi voorbeeld daarvan is de intervokalische d-synkope met syllabeverlies: paren als roede/roe, vader/vaar manifesteren een verschillende stilistische markeringGa naar eind8. Overigens heeft de regel die deze paren verantwoordt, op grammatikaal vlak een leksikale konditionering: hij is bv. wel van toepassing op roede, maar niet op woede (*woe). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2. De graad van produktiviteitEigenlijk ligt dit kriterium in het verlengde van het vorige: regels m.b.t. klankvormelijke overgangen kunnen optimaal produktief genoemd worden als er geen enkele (fonetische) oppervlaktevorm in tegenspraak is met (de niet-leksikale konditionering van) die regel. Naarmate regels (ook) aan een sterkere leksikale konditionering onderhevig zijn, scoren ze ook minder hoog op de produktiviteitsschaal. Terugverwijzend naar sektie (2.1.) kunnen we (R1) een zeer produktieve en (R2) een absoluut onproduktieve regelGa naar eind9 noemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.3. De graad van (fonetische) natuurlijkheidHiermee bedoelen we dat er tussen de input en de output van een regel allerlei graden van natuurlijke (fonetische) verwantschap kunnen bestaan. Formeel komt dat direkt tot uiting in het aantal fonetisch- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fonologische features die een verandering ondergaan. De assimilatie van stem is een voorbeeld van een ‘natuurlijke’ overgang omdat hier enkel het kenmerk [stem] een waardeverandering ondergaat. Ook de hierboven als (R2) beschreven vokaalrekking bij sommige meervoudsvormen is ‘natuurlijk’ omdat (met uitzondering van stad/steden) de ongespannen stamvokaal vervangen wordt door zijn gespannen ekwivalent. Beslist ‘onnatuurlijk’ is echter (vaak) de vokaalsubstitutie bij O.V.T.-vorming van ‘sterke’ werkwoorden (bv. helpen: ĕ → ie, lopen: ō → ie, eten: ē → ă, enz.). Aangezien deze drie kriteria duidelijk een skalair karakter hebben en aangezien ze op verschillende wijzen met elkaar gekombineerd kunnen worden, vallen regels m.b.t. klankvormelijke veranderingen niet uiteen in twee (polaire) kategorieën, nl. enerzijds optimaal produktieve én natuurlijke regels met een zuiver fonologische konditionering, anderzijds onproduktieve én onnatuurlijke regels met een leksikale konditionering. Nochtans treffen we in de literatuur vaak een dergelijke dichotomie aan. Veeleer moeten we van een skalaire regeltypologie uitgaan, waarbij de twee polen overeenkomen met de twee hierboven beschreven types. Voor die twee polen kunnen dan de vaak gehanteerde labels fonologische regel en morfo-leksikale regel gereserveerd worden. Schematisch:
fonologische regel ↔ morfo-leksikale regel
Vanuit diverse hoeken (o.a. fonotaktische welgevormdheidsintuïties, taalverandering en taalverwerving) zijn er argumenten aan te brengen voor een fundamenteel verschillende verantwoording van deze twee ‘polen’ in een (generatieve) grammatikaGa naar eind10. Daarbij valt er heel veel voor te zeggen om de ‘automatische’ oppervlakteprocessen van de ‘linkse’ pool te verantwoorden in een eigenlijke fonologische komponent met een vertalende/relaterende funktie, in die zin dat hij de automatische/produktieve/natuurlijke relatie tussen onderliggende vorm en oppervlaktevorm uitdrukt. Dat zijn ook de gevallen waar, ondanks de alternantie in de fonetische oppervlaktestruktuur, geopteerd wordt voor een monoleksikale onderliggende voorstelling (m.a.w. één basisvorm in het leksikon). Aan de andere pool hebben we te maken met niet-automatische/onproduktieve/onnatuurlijke alternanties die, omdat ze op een onvoorspelbare manier (mee) de notie ‘mogelijk en/of reëel woord van natuurlijke taal T’ bepalen, leksikaal verantwoord moeten worden. Dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betekent dat hier afgestapt wordt van het monoleksikale principe: de alternerende (basis)vormen worden als zodanig in het leksikon opgenomen, maar dan wel gerelateerd (bv. aan de hand van wat Hooper (1976) via-rules noemt), precies om uit te drukken dat met de klankvariatie geen betekenisvariatie gepaard gaat. Schematisch: Daarentegen zullen we de oppervlaktevormen met anlautende [v] en [f] bv.
niet apart in het leksikon verantwoorden. Voor beide alternanten poneren we één onderliggende (leksikale) vorm met /v̱/ en de alternant met [f] leiden we eruit af via de produktieve, natuurlijke fonologische regel die stemhebbende frikatieven stemloos maakt na een (stemloze) obstruent. Deze regel is automatisch van toepassing bij een normaal spreektempo (zgn. ‘allegro-stijl’).
Tot nog toe hebben we geprobeerd twee zaken duidelijk te maken:
De grote vraag is nu echter: hoe gaan we klankveranderingen verantwoorden die het resultaat zijn van ‘regels’ die zich typologisch duidelijk tussen de twee polen in bevinden? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Precies in dat opzicht is de Brabantse/Hofstaadse vokaalverkorting een uitdagend fenomeen, want als we het aan de drie hierboven genoemde typologische kriteria onderwerpen, komen we tot de bevinding dat het in z'n totaliteit duidelijk tussen de twee polen in te situeren is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Terug naar de Hofstaadse vokaalverkorting2.2.1. De aard van de konditioneringUit de beschrijving in (1.) kunnen we opmaken dat de vokaalverkorting in heel sterke mate fonologisch gekonditioneerd is, maar er zijn gevallen waar ook grammatische en/of leksikale kondities in het spel zijn. Voor de duidelijkheid vatten we die hieronder even samen: - Indien de eerste konsonant [- kontinuant] is (d.w.z. een okklusieve obstruent, een nasaal of l) en de tweede konsonant een frikatief is, treedt er bij werkwoorden en substantieven altijd vokaalverkorting op:
bij adjektieven is de vokaalverkorting leksikaal bepaald:
In het algemeen kunnen we hier stellen dat de vokaalverkorting vaker voorkomt naarmate de superlatiefvorm een hogere gebruiksfrekwentie heeft.
- Indien de eerste konsonant [+ kontinuant] is (d.w.z. een frikatieve obstruent of r) en de tweede een frikatief is, treedt er nooit vokaalverkorting op behalve bij sommige erg frekwente superlatieven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Indien de eerste konsonant (de stamkonsonant) een r is die gevolgd wordt door een [- kontinuante] obstruent, heeft vokaalverkorting enkel plaats als het stamwoord een nomen is:
Dit is een mooi voorbeeld van grammatische konditionering.
- Als de eerste konsonant (de stamkonsonant) een frikatief (v/z/g) is die gevolgd wordt door een [- kontinuante] obstruent, heeft vokaalverkorting een heel verschillend bereik:
Hier is er dus duidelijk een (gedeeltelijk) leksikale konditionering van de vokaalverkorting. Globaal kunnen we bij de substantieven alweer stellen dat de kans op vokaalverkorting groter wordt naarmate het diminutief een hogere frekwentie heeft. Als er zich ook een semantische leksikalisering van het diminutief voorgedaan heeft, is vokaalverkorting een begeleidend verschijnsel:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samenvattend kunnen we zeggen dat qua konditionering de Brabantse/Hofstaadse vokaalverkorting wel meer een fonologisch dan een morfo-leksikaal verschijnsel is, maar het bevindt zich toch tussen de twee polen, in die zin dat er soms (ook) van een grammatische en zelfs van een leksikale konditionering sprake is. In dat laatste geval speelt de gebruiksfrekwentie van het gelede woord doorgaans een erg belangrijke rol: hoe frekwenter de woordvorm, hoe eerder er vokaalverkorting optreedt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.2. De graad van produktiviteitZoals al in (2.1.2.) aangevoerd werd, is de produktiviteitsgraad omgekeerd evenredig met de zwaarte van de leksikale konditionering. In sommige grammatikale (primair fonologische) konteksten is die afwezig en kunnen we bijgevolg spreken van een optimale produktiviteit, maar in andere gevallen is de leksikale konditionering heel zwaar en wordt bijgevolg de produktiviteit heel sterk ingeperkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3. De graad van (fonetische) natuurlijkheidIn veruit de meeste gevallen komt de Hofstaadse vokaalverkorting neer op de vervanging van een gespannen/lange vokaal door zijn ongespannen/kort ekwivalent. Slechts een paar keer zijn bij de alternantie nog andere features betrokken. Hieronder worden die gevallen exhaustief opgesomdGa naar eind12:
Op die enkele uitzonderingen na is de vokaalverkorting in het Hofstaads dus duidelijk een erg natuurlijke fonetische overgang. In sektie (3.) zullen we echter zien dat dit veeleer een historisch toeval dan een inherent aspekt is en dat in vele Brabantse dialekten die fonetische natuurlijkheid - eveneens in zekere zin toevallig - aanzienlijk geringer is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Konklusie i.v.m. de grammatikale verantwoording van de vokaalverkortingAfgezien van de gevallen van leksikale konditionering en van fonetische onnatuurlijkheid wijst alles in de richting van een monoleksikale verantwoording, waarbij dan de formulering van een echte fonologische regel van het type
geïmpliceerd is. Zeker als de twee volgkonsonanten [- kontinuant] zijn, kan er (nog) van een automatisch fonologisch (verkortings)proces gesproken worden. Waar er leksikale konditionering + fonetische onnatuurlijkheid in het spel is, moet duidelijk voor een polyleksikale verantwoording (mét formulering van een morfo-leksikale regel) geopteerd worden. Het moeilijkst zijn de gevallen van (gedeeltelijk) grammatische konditionering. Hier kan er eigenlijk geen sprake meer zijn van een automatisch fonologisch proces, maar evenmin kunnen we ze gelijkschakelen met de (leksikale) uitzonderingen. We overwegen hier een monoleksikale voorstelling met formulering van een morfo-fonologische verkortingsregel.
Schematisch (toegepast op enkele situaties) komt dat neer op het volgende: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Situering in een diachroon + diatopisch (Brabants) kaderHierboven hebben we gezien dat, op enkele uitzonderingen na, de vokaalverkorting in het Hofstaads een fonetisch natuurlijke overgang is: de lange/gespannen vokalen worden in een bepaalde kontekst vervangen door hun kort/ongespannen ekwivalent. Als we echter het hele (Zuid-)BrabantseGa naar eind15 gebied overschouwen, dan moeten we al vlug kon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stateren dat de Hofstaadse situatie veeleer uitzondering dan regel is. Bijna overal treffen we nl. een onnatuurlijke verhouding aan tussen de/sommige lange vokalen en hun verkortingsprodukt. Ter illustratie geven we hieronder de vokaalrealisatie in nijpenGa naar eind16 (V̄) en (hij) nijpt (V̆) in een tiental (Zuid-)Brabantse dialekten:
Hoewel de lange-vokaalrealisaties aanzienlijke verschillen vertonen, is het verkortingsprodukt overal hetzelfde, nl. ɛ. Hoe is dat te verklaren? De vokaalverkorting moet zich voorgedaan hebben op een bepaald ogenblik in de struktuurgeschiedenis van het Brabantse lange-vokalensysteem. Zoals - vrij toevallig - nu nog in het Hofstaads te zien is, moet die vokaalverkorting een fonetisch-natuurlijke overgang geweest zijn (d.w.z. vervanging van de lange vokalen door hun kort ekwivalent). Uit de historische fonologie is echter genoegzaam bekend dat lange vokalen veel minder stabiel zijn dan korte. Nadat de vokaalverkorting operationeel geworden was, hebben er zich in de V̄-systemen van (sommige) Brabantse dialekten blijkbaar nog allerlei omstruktureringen voorgedaan die echter (cf. nijpen-nijpt) de verkortingsprodukten ongemoeid gelaten hebben. Aldus werd de vokaalverkorting een fonetisch onnatuurlijker overgang, naarmate er zich in het V̄-systeem latere verschuivingen voordedenGa naar eind17. Deze redenering toepassend op nijpen - nijpt mogen we de zaken (wellicht) als volgt voorstellen: de vokaalverkorting in nijpt moet in Brabant plaatsgegrepen hebben toen nijpen overal met ɛ▴i, ɛ▴ə of de sekundair gemonoftongeerde ɛː uitgesproken werd. Later is deze lange vokaal als volgt verder gaan evolueren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar wat de latere evolutie van V̄ ook was, zijn verkortingsprodukt bleef ɛ. Dit betekent echter dat de verkortingsprodukten ons heel wat (kunnen) leren over de evoluties in het V̄-systeem van de Brabantse dialektenGa naar eind19 In dat perspektief wordt het natuurlijk interessant de evolutie van de Brabantse V̄-systemen even te heranalyseren. Volgens Taeldeman (1978: 21-24) moet ‘het’ Brabantse V̄-systeem er na de diftongering van Mnl. ɩ̄/ȳ (en dus in de periode dat de vokaalverkorting operationeel werd) er als volgt uitgezien hebben:
In de logische veronderstelling (cf. hierboven) dat de vokaalverkorting aanvankelijk een fonetisch natuurlijk proces was, zou hierbij het volgende verkorte-vokaalsysteem moeten aansluiten:
Afgezien van een mogelijke samensmelting van ʌ met œ en van o met ɔ, is dit inderdaad ook het systeem dat we overal in grote lijnen aantreffen. Van de tien onderzochte typedialekten (Hofstade, Kapellen, Turnhout, Brussel, Antwerpen, Aarschot, Mechelen, Leuven, Puurs, Aalst) zijn er zelfs de helft (nl. Hofstade, Kapellen, Turnhout, Antwerpen en Leuven) waar dat verkortingssysteem uitzonderingsloos van kracht is. We illustreren dat even voor het AntwerpsGa naar eind21:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slechts in een paar opzichten wordt er in sommige (Brabantse) dialekten van dit verkorte-vokaalsysteem afgeweken.
In gebieden (1) en (2) zou men als verkortingsvokaal u verwachten, in (3) en (4) echter y. Maar kaart 1 (lopen/hij loopt) spreidt een heel ander verkortingsbeeld tentoon, althans wat gebieden (1) en (2) betreft. Daar komt de verwachte u slechts in een drietal gebiedjes vrij gekoncentreerd voor: (het grootste deel van) de Antwerpse agglomeratie, de streek ten oosten van Brussel en ook het zuidoosten van Brabant. Overigens echter is in het lu(˕)▴əpə-gebied de verkorte vokaal altijd palataal: y (vooral in het zuiden), œ (vooral in Antwerpen) of ɛ (in het Aalsterse ontrondingsgebied)Ga naar eind22. Deze op het eerste gezicht erg mysterieuze palatalisering met haar bijzonder grillig verloop verdient een uitvoerige behandeling, o.a. in het licht van wat Goossens (1962) al over de evolutie van Wgm. au (met en zonder umlautsfaktor) geschreven heeft. Wij hebben de indruk dat de verkortingsprodukten wel eens aanleiding zouden kunnen geven tot een heel nieuwe visie op de ontwikkeling van de lange achtervokalen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in BrabantGa naar eind23, een onderwerp dat we wegens z'n uitvoerigheid naar een andere bijdrage moeten verwijzen.
- In tweede instantie vertoont de verkorte vokaal vóór (onderliggend) alveolaire kluster in sommige dialekten een erg afwijkend timbre:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Visueel kunnen we dit afwijkend timbre vóór (onderliggend) alveolaire kluster als volgt voorstellen: Globaal mogen we dus stellen dat (halfopen) palatale verkortingsvokalen hun palataal karakter verloren en dat (halfopen) velaire verkortingsvokalen gedevelariseerd werden vóór een (onderliggend) alveolaire kluster. Ter verklaring hiervan zou men in eerste instantie geneigd kunnen zijn te denken dat de achterliggende lange vokalen (Mnl. ɩ̄/ȳ/ɑ̄) zich vóór alveolaire konsonant anders ontwikkeld hebben dan vóór andere konsonanten, maar van een dergelijke positionele opsplitsing is er in de huidige Brabantse dialekten overigens niets te bespeuren (cf. de tabel + de voorbeelden hierboven). Er moet dus principieel naar een andere oorzaak uitgekeken worden. Daarbij denken we dan in de eerste plaats aan sekundaire/latere veranderingen binnen het (ver-)korte-vokalensysteem zelf onder invloed van de volgende (onderliggend alveolaire) konsonantengroep. Via een vroegere bijdrage van de eerste ko-auteur (Keymeulen, 1983) weten we dat precies een opeenvolging van twee alveolaire konsonanten in sommige Westbrabantse dialekten (o.a. het Hofstaads en het Aalsters) de ideale basis vormt voor mouillering. Verder leert die studie ons dat mouillering niet alleen gepaard gaat met verkorting, maar soms ook met een grondige verkleuring van de voorafgaande vokaal. In het Hofstaads komt die verkleuring neer op depalatalisering (en dus velarisering) van y tot u:
Dat inzicht nu transponerend naar het Aalsters, dat een centrale positie inneemt in het mouilleringsgebied, zouden we daar hetzelfde fenomeen (nl. depalatalisering) moeten kunnen konstateren bij alle | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(ver-)korte palatale vokalen met een niet-palataal ekwivalent (d.w.z. de half-open ɛ met het ekwivalent ɑ en de geronde palatale vokalen y en œ met resp. u en ɔ als ekwivalent)Ga naar eind30. Uit de tabel van hierboven en uit Colinet (1896) weten we dat dat inderdaad ook het geval is:
Ook in het Brussels, waar de mouillering ofwel nooit zo sterk doorgedrongen is, ofwel al sterker teruggetreden is, kunnen we - zij het in iets mindere mate - hetzelfde fenomeen konstateren:
Helemaal in die lijn liggen ook een paar afwijkende verkortingsprodukten in het Aarschots, dat overigens geen mouillering (meer?) kent:
In het algemeen wijzen deze afwijkende verkortingsprodukten toch wel in de al gesuggereerde richting: ze zijn het gevolg van sekundaire ontwikkelingen binnen het (ver-)korte-vokalensysteem, die zich voordoen/voordeden vóór een gemouilleerde (oorspronkelijk alveolaire) klusterGa naar eind32. Hiermee is echter nog geen verklaring ontworpen voor het afwijkende verkortingsvokalisme van oude *ɑ̄ vóór alveolaire kluster in de dialekten van Brussel, Puurs, Mechelen en Aarschot, waar in plaats van de normaal te verwachten ɔ (bv. hij mɔkt = maakt) het palatale ekwivalent œ verschijnt (bv. hij lœt = laat). Hier lijkt de hierboven gesuggereerde ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klaring (nl. verkleuring door de volgende gemouilleerde kluster) niet op te gaan, want daarnet is gebleken dat die verkleuring neerkomt op depalatalisering. Ditmaal worden we echter met precies de tegenovergestelde verkleuring, nl. palatalisering (ɔ → œ), gekonfronteerd. Voor een hypotese hierover moeten we even uitweiden over het verkortingsprodukt van oude *ɑ̄ in de (Zuid-)Brabantse dialekten. Doorgaans is dat produkt een velaire ɔ, maar vóór (onderliggend) alveolaire kluster verschijnt vaak œ. In monomorfematische sekwenties is dat zelfs op ruimere schaal het geval dan in bimorfematische. Als voorbeeld kan hier het Antwerps dienen: in bimorfematische sekwenties verschijnt steeds ɔ (bv. hij lɔt = laat), maar monomorfematische woorden vertonen geregeld œ:
Schijnbaar is er geen enkele faktor die deze palatalisatie kan verklaren: een kombinatie van ɔ met een alveolaire kluster is in dialekten als het Antwerps best mogelijk:
Waar komt die œ (uit ɔ < ɔː < *ɑ̄) dan vandaan? Een antwoord hierop lijkt ons de realisatie van plaats te kunnen bieden. Volgens zelf ingewonnen gegevens wordt binnen het Aalsters-Brusselse mouilleringsgebied plɔʃ gezegd, maar in een brede gordel daarrond (o.a. Leuven, Aarschot, Mechelen, Antwerpen, Puurs) komt overwegend de uitspraak plœts voor. Aan de westelijke periferie van het mouilleringsgebied troffen we echter ook plœṭʃ aan (o.a. te Vlierzele (O49) en Herzele (O133)). Vooral die laatste vorm is erg kruciaal en leidt ons tot het volgende vermoeden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met deze mening, nl. dat (verkorte) œ uit (verkorte) ɔ kausaal samenhangt met (vroegere) mouillering, staan wij niet alleen. Pauwels (1958: 217) ziet in Aarschotse vormen als hij lœt (laat), plœts (plaats), enz. zondermeer bewijzen van vroegere palatalisering. In haar studie over leenwoorden met Franse l mouillé en n mouillé schrijft Tavernier (1970: 96) het œ-vokalisme in vele Brabantse dialekten (bv. madœlə = medaille, trœlə = tralie in Leuven, Aarschot, Mechelen, enz.) eveneens toe aan het (oorspronkelijk) palatale konsonantisme. Hiermee hebben we een samenhangende verklaring ontworpen voor het feit dat in vele (Zuid-)Brabantse dialekten het verkortingsprodukt vóór (onderliggend) alveolaire kluster een afwijkend, fonetisch minder ‘natuurlijk’ karakter vertoont. Die afwijkingen, die we hieronder nog even visualiseren:
hebben we nl. toegeschreven aan latere/sekundaire veranderingen binnen het (ver)korte-vokalensysteem zelf onder invloed van de (aanvankelijk) gepalataliseerde kononantengroep die volgt. Overigens echter ziet het Brabantse (ver)korte-vokalensysteem eruit zoals we het op p. 149 geschetst hebben. Daar is ook gebleken dat het een optimale natuurlijke verwantschap vertoonde met het lange-vokalensysteem dat vigeerde in de periode dat de vokaalverkorting (= een fonetisch natuurlijk proces) operationeel werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het gemak herhalen we nog even beide schema's van p. 170: (a)
(b)
In het licht van het intrinsieke verband tussen (a) en (b) dringt er zich een interessante tweeledige vraag op m.b.t. de evolutie van het Brabantse vokalisme:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Relatieve chronologie van de Brabantse vokaalverkortingDe vokaalverkorting moet duidelijk gesitueerd worden in de tijd dat het lange-vokalensysteem de onder (a) geschetste vorm aangenomen had. Nu zal dat wel niet voor alle Brabantse dialekten op hetzelfde tijdstip gebeurd zijn, maar we kunnen toch een relatieve terminus post en ante quem bepalen. Allereerst moet de vokaalverkorting zich doorgezet hebben na de diftongering van Mnl. ɩ̄/ȳ en vòòr deze diftongen een open stadium (resp. a▴i en ɔ▴ᵊ) bereikt hadden. Voor Antwerpen bijvoorbeeld moeten we het verkortingsproces (nl. ɛ▴i → ɛ en œ▴i → œ) dan situeren tussen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de 15de eeuw, toen vermoedelijk de diftongering intrad (zie Vangassen, 1954, o.a. p. 102: leyzaet = lijnzaad), en het einde van de 16de eeuw, want blijkens Bredero's Spaansche Brabander (1618) werd Mnl. ɩ̄ er toen al als een open diftong uitgesproken: bv. sayn = zijn, rayck = rijk, gelayck = gelijk in de taal van Jerolimo. Vokaalverkorting moet zich ook voorgedaan hebben nadat Mnl. ɑ̄ gevelariseerd was tot ɔː. Van Loey (1976: 34) citeert Brabantse velariseringen uit de 15de eeuw en zelfs een gevelariseerde + verkorte vorm uit 1390 (Mechelen: dat moct = maakt)Ga naar eind34. Dat alles bij elkaar leggend en rekening houdend met plaatselijke verschillen mogen we de Brabantse vokaalverkorting in de late middeleeuwen (tussen 1350 en 1550) situeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Relatieve chronologie van een aantal veranderingen in het Brabantse lange-vokalensysteemOp haar beurt leert de vokaalverkorting ons het een en ander over sommige omstruktureringen in het lange-vokalensysteem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(B.a) De diftongen ei (bijten/geit) en ui (kruipen):Blijkbaar na de vokaalverkorting (dus in de post-middeleeuwse periode) hebben die zich in vele Zuidbrabantse dialekten verder ontwikkeld tot open diftongen of open (sekundaire) monoftongen (cf. de voorbeelden op p. 148 en het schema op p. 149). Ter illustratie nemen we het Antwerps:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(B.b) De gesloten monoftongen ie (diep), uu (zoet) en oe (roepen):In de drie Zuidwestbrabantse steden Brussel, Mechelen en (in iets mindere mate) Antwerpen zijn deze vokalen thans verwijd tot resp. ee, eu en oo, maar aangezien hun verkortingsprodukt gesloten is (resp. i, y en u), mogen we deze verwijding post-middeleeuwsGa naar eind35 noemen. We illustreren dit voor het Brussels:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze verwijding maakt deel uit van een hele ‘chaîne de traction’ in de drie genoemde dialekten:
Bijgevolg mogen we deze hele ‘zuigbeweging’ als een post-middeleeuws stedelijk fenomeen in Zuid-West-Brabant beschouwen.
(B.c) De verdere evolutie van ɔː (uit Mnl. ɑ̄):
Nadat de vokaalverkorting in werking getreden was, onderging ɔ: nog twee soorten van wijzigingen in sommige (Zuidwest-) Brabantse dialekten. Met Van Loey (1933 en 1961) schetsen we die als volgt: Evolutie (a) zette zich geheel of gedeeltelijk door in de dialekten van Mechelen (bv. maːkə = maken) en Klein-Brabant (bv. maːkə in Puurs (I 268) maar mœːkə in Londerzeel (I 275)). Evolutie (b) deed zich voor in de Brusselse agglomeratie, in het Pajottenland, en ook enigszins in Leuven. Aangezien echter in al die dialekten de verkortingsvokaal ŏ (gebleven) is, mogen we aannemen dat die verdere lange-vokaalevoluties weer van post-middeleeuwse datum zijn.
Ter vergelijking (telkens voor maken/hij maakt): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De evoluties onder (B.b) en (B.c) hebben voor het Brussels aanleiding gegeven tot een heel merkwaardige polariteitsregel:
Deze regel valt moeilijk te rijmen met het traditionele koncept van de ‘phonological space’: hoe konden /ū/ en /ō/ elkaar ‘passeren’ zonder samenval of interferentie? Het is precies deze regel die Zonneveld (1976) heel scherpzinnig opgediept heeft als (hoogst zeldzaam) voorbeeld van een niet-morfoleksikale polariteitsregel. Wij onderschrijven zijn analyse ten volle, behalve op het punt waar hij die regel nog een synchroon karakter lijkt toe te kennen. Wegens de ‘verkorte’ vormen ʀupt (roept) en ʀɔpt (raapt) gaat hij (synchroon) uit van de onderliggende vormen /ru:pə/ (roepen) en /ro:pə/ (rapen). Nadat daarop de (puur fonologische) verkortingsregel ingewerkt heeft, transponeert de (synchrone) polariteitsregel onderliggende /u:/ tot oː en onderliggende /o:/ tot uːGa naar eind36. Hiermee promoveert hij echter een stuk struktuurgeschiedenis van het Brusselse vokalisme tot synchrone realiteit. Dat lijkt ons niet gemotiveerd: de door hem geponeerde onderliggende vormen /ru:pə/ (roepen) en /ro:pə/ (rapen) hebben voor de gemiddelde Brusselssprekende van vandaag geen psychische realiteit meer. Dat roepen in de verkorte vorm nog u heeft en rapen nog ɔ, kan o.i. geen (synchroon) argument meer zijn voor het poneren van resp. /u:/ en /o:/ in de onverkorte vorm, want dat zou bijvoorbeeld impliceren dat de (Brusselse) alternantie kʀɔ▴ᵊpə/kʀœpt (kruipen/kruipt) nog uit een synchrone onderliggende vorm /krœ:pə/ afgeleid moet worden, terwijl hij in onze ogen alleen een historische realiteit is.
De fout die hier gemaakt wordt, vloeit o.i. voort uit de neiging om de Brabantse/Brusselse vokaalverkorting nog als een natuurlijk fonetisch proces te beschouwen (waarbij lange vokalen door een zo natuurlijk mogelijk kort korrelaat vervangen worden). Hierboven hebben wij echter aangetoond dat:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terugkerend naar ons uitgangspunt, het Hofstaads, kunnen we konkluderen dat dit nogal perifere Brabantse dialekt a.h.w. ‘ontsnapt’ is aan post-middeleeuwse omstruktureringen in het lange-vokalensysteem. Door die historische ‘toevalligheid’ heeft de vokaalverkorting daar nog een hoge fonetische natuurlijkheid, zodat de verkortingsregel daar nog een sterk fonologisch (zie 2.3.) karakter heeft. In vele andere Brabantse dialekten echter (o.a. het Brussels) is hij door historisch ‘toevallige’ lange-vokaalverschuivingen afgegleden in de morfoleksikale richting. Vooral door zijn grote(re) fonetische onnatuurlijkheid houdt hij daar ergens het midden tussen een puur fonologische regel (bv. voor assimilatie van stem) en een echte morfoleksikale regel (bv. voor de vorming van het preteritum van sterke werkwoorden).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|