In 1959 komt Louw met de Afrikaanse Taalatlas, het hoogtepunt in zijn loopbaan als dialectgeograaf. Hijzelf is het die de atlas aan zijn collega's voorstelt: eerst in een bijdrage aan de bundel Studierigtings in die Taalkunde, onder redactie van H.J.J.M. van der Merwe, Pretoria 1964, waar op blz. 99 vv. onder de titel ‘Dialektstudie, Taalgeografie, Taalatlas’, theorie en praktijk uitvoerig worden besproken, juist aan de hand van zijn eigen atlas. In 1959 verschijnt in het Zeitschrift für Mundartforschung 27, 82-88 ‘Über einen Sprachatlas für Afrikaans’; in 1968 gevolgd door ‘Afrikaanse Mundartforschung’ in het Festschrift Walther Mitzka, Wiesbaden, 209-224. Hierin presenteert hij de Afrikaanse Taalatlas aan zijn Europese vakgenoten. Kloekes recensie in Levende Talen (1960), 429, gaat meer over het formaat van de kaarten van deze atlas in het bijzonder en van taalatlassen in het algemeen, dan over de inhoud, methode of verdienste; ook Jo Daan in Taal en Tongval 12 (1960), 197, beperkt zich tot bijkomstigheden in haar recensie. In 1875-1975; Studies oor die Afrikaanse Taal, Doornfontein, Johannesburg 1976, blz. 53-64, geeft Louw nog eens een overzicht van het belang van de taalgeografie voor het Afrikaans: ‘Taalgeografie en die studie van Afrikaans’.
Een prachtig voorbeeld van Louws werkwijze als taalgeograaf is zijn opstel in het hulde-album voor W. Kempen. Onder de titel ‘Harmonium, Serafijn, Musiek’ behandelt hij de namen voor huisorgel, hun geografische spreiding en de herkomst; hij laat tevens weer zien hoe waardevol de geografische methode kan zijn voor een taal zonder echte dialecten. (F.F. Odendal e.a. (red.), Taalkunde 'n lewe; Studies opgedraan aan Prof. W. Kempen, Kaapstad en Johannesburg 1974, 55-59.)
Ook Louw heeft in zijn leven geen sluitend antwoord kunnen geven op de vraag naar de herkomst en de groei van het Afrikaans. Wel heeft hij met zijn studies en taalkaarten aangetoond dat deze vraag ook moeilijk zonder grondige kennis van tal van 17e-eeuwse dialekten van (vooral) Noord- en Zuid-Nederland te beantwoorden is, wel is hij erin geslaagd een belangrijk deel van de ontwikkeling te laten zien. Voor hen die in het Zuidafrikaans geïnteresseerd zijn en voor hen die de studie van het zeventiende eeuwse taallandschap ter harte gaat, blijven zijn werken van belang. Daarnaast behouden ze een grote waarde voor de dialectologie en speciaal de dialectgeografie in het algemeen.
J.B. Berns.