In memoriam Antoon Viaene
Op 10 augustus 1979 overleed in Brugge de onverpoosde vorser Antoon Viaene. Hij was in Kortrijk geboren op 8 juli 1900, als zoon van Albert, een niet onbegaafd kunstschilder, en van Pharaïlde Doornaert. Toen hij aan het Kortrijkse Sint-Amandskollege de Grieks-Latijnse als primus perpetuus beëindigd had, trok hij naar het seminarie. De pogingen om de veelbelovende kandidaat-historicus in Leuven te houden mislukten. Hij werd een briljant poësisleraar aan het Brugse Sint-Lodewijkskollege, tot hij in 1947 aalmoezenier van de Rijkskliniek in Brugge werd.
Voor ons blijft zijn naam vooral verbonden met het tijdschrift Biekorf, ‘het leer- en leesblad voor verstandige Vlamingen’, waarvan hij 50 jaar lang de redaktie verzorgd heeft. Hij heeft niet alleen voor elk nummer, dat tot voor een paar jaar telkens met de regelmaat van een klok verscheen, zelf grotere en kleinere, maar steeds even gefundeerde bijdragen geschreven, maar ook talloze artikels van amateurs herschreven en leesbaar gemaakt. Zijn geliefkoosde onderwerpen waren de Boergondische tijd, de strafbedevaarten, de ziekenzorg, de rederijkers en ook wel zijn geboortestad. Toen hem in 1970 door het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag een huldealbum aangeboden werd, telde zijn bibliografie 42 blzn. kleine druk. Hieruit blijkt Viaene zijn belangstelling voor zowel geschiedenis en volkskunde als voor taal. Talloze oude en gewestelijke woorden en uitdrukkingen heeft hij er aan de hand van oude bewijsplaatsen en met zijn rijke kultuurhistorische kennis behandeld en verklaard; we denken aan cokerulle, martico, maneschijter, mijfelen, pijpemeesters, vastenspize, vollaard, enz. Van 1958 af verscheen zijn reeks ‘Kleine Verscheidenheden’, waarvan bij drie bundels in heel beperkte oplage afzonderlijk uitgegeven heeft (zie hierover Taal en Tongval XXIX (1977), 88-90). Deze reeks bevat tal van oude Vlaamse woorden die op de een of andere manier een aanvulling zijn van het Middelnederlands Woordenboek. Maar de al uitgegeven Middelvlaamse woorden vormen slechts een miniem deel van zijn in de loop van de jaren bijeengegaarde, lexikografische materiaal, dat uit zowat 40.000 steekkaarten zou bestaan. We vragen ons bezorgd af, wat er met deze kartoteek zal gebeuren. Zal ze ter beschikking van de wetenschap worden gesteld? En zo ja, is ze voor