een geheel afwijkend paradigma in de wetenschap te accepteren. Van den Berg was dit gegeven en hij verbaasde zijn collega's door zijn nieuwe, vaak gedurfde aanpak van taalkundige problemen, ook waar het historisch materiaal betrof.
Zijn brede belangstelling maakte hem bij uitstek geschikt voor de functie van redacteur van De nieuwe taalgids, het neerlandici-tijdschrift dat aandacht voor zeer uiteenlopende richtingen toont en niet tot één specialisme beperkt wil zijn. Sinds 1963 tot zijn dood toe was Van den Berg met hart en ziel redacteur en de laatste jaren was hij als nestor in de redactie de centrale figuur die alle kopij in ontvangst nam en de contacten met de uitgever en de auteurs voor zijn rekening nam, een tijdrovend werk waarvoor geen moeite hem te veel was. Bovendien schreef hij een groot aantal recensies voor dit tijdschrift en droeg hij veel bij aan de rubriek met aankondigingen en mededelingen. Vooral ook door dit redacteurschap heeft Van den Berg zich in brede neerlandistische kring verdiensten verworven.
Van den Bergs leven is echter - wetenschappelijk gezien - niet altijd even makkelijk geweest en men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het hoogleraarschap hem niet gebracht heeft wat hij zich ervan moet hebben voorgesteld. Het heeft hem dat ook niet kunnen brengen, want de tijdgeest werkte hem wel erg tegen. De veranderingen in het universitaire studieprogramma brachten een rigoureuze reductie van de historische taalkunde met zich mee en Van den Berg heeft moeten aanzien hoe het vak dat hij lief had, mede onder druk van studentenzijde als steeds minder belangrijk beschouwd werd en door steeds minder studenten als specialisme gekozen werd. Daarmee hangt samen dat het hem pas na zijn emeritaat vergund was voor de eerste en enige maal als promotor op te treden. De andere promovendi die hij had, heeft hij niet meer tot het einde kunnen begeleiden. Niet alleen voor hen is hij te vroeg gestorven; ook in het licht van de hernieuwde belangstelling voor de historische taalkunde in de allerlaatste tijd is het bitter te moeten constateren dat Van den Berg aan deze herleving geen aandeel en geen vreugde meer zal hebben. Na zijn werkzaamheden met de lineaire syntaxis kwam ook de transformationele grammatica in zekere zin te laat voor hem. Ondanks de verrassende wendbaarheid van geest die hem in dit opzicht kenmerkte, heeft hij eenvoudig de tijd niet meer gehad hier tot omvangrijk werk te komen.
Behalve door deze veranderingen in het wetenschappelijk paradigma werd Van den Bergs hoogleraarsperiode gekarakteriseerd door sociale veranderingen binnen de universiteit, die onder de naam democratisering