Westvlaams worden + te-infinitief
Als herontdekker en uitgever van de merkwaardige Spanjereis (1564-1571) van de Bruggeling Willem Weydts, heeft R. Willemijns o.m. in Enkele aspekten van het 16de eeuwse Brugs van Willem Weydts (Hand. Kon. Znl. Mij. Taal- en LetterK en Gesch. XXV (1971), 345-355), al gewezen op het belang van die tekst voor de historische taalstudie en uiteraard ook voor de dialektologie. Zo vraagt de auteur in die bijdrage aandacht voor de konstruktie worden + te-inf. met de betekenis beginnen + te-inf. Hij verwijst naar voorbeelden in het Mnl. Wb. en naar De Bo, maar heeft de indruk dat worden + te-inf. nu nog weinig voorkomt in Westvlaamse dialekten. Dat wordt bevestigd door de zeldzame gevallen die we konden noteren uit Gentse licentieverhandelingen waarin syntaktische kenmerken van op de band opgenomen vrij gesprek in een Westvlaams dialekt worden beschreven. De bandopnamen van Brugge (H. 36), Esen (H. 109), St.-Baafs-Vijve (O. 77), Waregem (O. 80), Beveren-a-Leie (O. 81), Wervik (N 130) en Menen (O. 131) geven worden + te-inf. niet, maar een Oostrozebekenaar (O. 4), geboren in 1899, zei: die kameraden werden te vrijen en te trouwen en in Hulste (N. 85) werden gezegd: da(t) wierd te kostelijk te kome(n) voor de rotersbazen, jong (spreker o1899) en de afgebroken zin: da(t) wierd te komen dat ter daa(r) misschien... (spreker o1896), waarin de betekenis van worden + te-inf. telkens kan worden omschreven als beginnen + te-inf. Alle bandopnamen werden de laatste vijftien jaar
gemaakt.
V.F.V.