Ietske, nietske
Voor nl. iets kent het Brabants uitsluitend de oude vorm iet (zonder s). Voor nl. niets gebruikt het niks, waarnaast zeer vaak de ‘verlengde’ vorm nikske voorkomt. Het woordeinde -ke kan geïnspireerd zijn door het diminutiefsuffix, maar semantisch is er geen enkel verschil tussen niks en nikske.
Als een Aarschottenaar die gewoonlijk dialect praat, eens een uitzonderlijke keer beschaafd probeert te spreken, zal hij even vaak - 50 jaar geleden zelfs vaker! - nietske zeggen als niete, b.v. 'k kan nietske zien; ze hebben de hele dag nietske of nietske (= in het geheel niets) gedaan. Deze ‘beschaafde’ vormen lagen voor de hand. Dat is niet het geval voor ietske, dat in het pseudo-beschaafd te Aarschot vaak gehoord wordt voor iets, dial. altijd iet, dat geen ‘verlengde’ vorm kent. Ik kan dat ietske niet anders verklaren dan als een analogische formatie naar nietske; enkele voorbeelden: a) pron. Hebt gij ietske gehoord? Vader, gij brengt toch ietske mee als ge van Brussel komt! - b) adj. Die haag is ietske te hoog. Wilt ge ietske harder klappen?
Het Holl. ‘ik weet het zo zeker als wat’ luidt in het Aarschots dialect: ‘... zeker als iet’, in het lokale pseudo-beschaafd: ‘...zo zeker als ietske’.
J.L. Pauwels