Een oordeel over het Fries uit 1652
Dr. L. Koelmans zond mij twee passages over het Fries uit een 17de-eeuwse bron. Het boek draagt de titel ‘Republyke der Zeven Vrye Vereenigde Nederlanden. Dat is: Een volkoome Beschrijvinge... enz. enz.’ (Amsterdam 1652). Een auteursnaam wordt op de titelpagina niet vermeld. Beide passages staan op blz. 219. De eerste spreekt over de Friezen en hun taal, de tweede gaat over het Fries, mondeling en schriftelijk.
H.T.J. Miedema.
‘Zy hebben doorgaans een, en de zelve tale gebruikt, die de Duitsche tale genoeg te kennen geeft; zijnde, hoewel voor de spraak der overoude Duitsche volken gehouden, van de taal hunner gebuuren zoo verscheiden, dat 'et een taal op zijn zelven schijnt te wezen, die van geene vreemden kan verstaan worden’.
‘De zelve heeft een t'zamen-looping van zeer veel vocalen, en veelderlei verandering van Diphthongen, zoo dat 'et moeyelijk is de zelve zomwijlen te pronuncieren, en noch bezwaarlikker om te schrijven, waar van dat 'er zulke rare schriften in deze taal zijn’.