Taal en Tongval. Jaargang 27
(1975)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Het antwoord op twee structuurgeografische vraagjesIn mijn boekje Die niederländische Strukturgeographie und die ‘Reeks Nederlandse Dialectatlassen’ (verder afgekort als Strukturgeogr.) heb ik tien jaar geleden twee problemen uit de diatopische fonologie van het Nederlands aan de orde gesteld: 1) Die naar het aantal ongeronde palatale korte klinkers (korte ‘e-fonemen’) tussen de meest gesloten vocaal van die reeks en de a met hun verhouding in het Brabants; 2) Die naar de verhouding tussen stoottoon en sleeptoon in de gevallen met historisch geconditioneerde accentverdeling bij hoofdtonige klinkers in meerlettergrepige woorden met stemhebbende syllabegrens in het Zuidoostlimburgs. Beide problemen konden met behulp van het materiaal uit de RND gedeeltelijk worden opgelost. In het eerste geval bleek het echter niet mogelijk aan de hand van dat materiaal in de provincie Antwerpen een grens te trekken tussen het westelijke gebied met een en het oostelijke met twee e-fonemen, terwijl de grens tussen een westelijke en een oostelijke structuur verder naar het noorden en het zuiden toe wel duidelijk kon worden aangegeven. In het tweede geval was het wel mogelijk het punt te bepalen waar de normale grens tussen het Ripuarische type met stoottoon en het Zuidnederfrankische met in sommige gevallen stoot-, in andere sleeptoon op de taalgrens valt, het bleek echter niet mogelijk het verloop van de grenzen in Nederlands Limburg te volgen. Beide open vragen zouden slechts met behulp van een aanvullende mondelinge enquête ad hoc kunnen worden beantwoord. Dat is intussen gebeurd in twee Leuvense licentiaatsverhandelingen: L. van Linden, De korte e-fonemen in de provincie Antwerpen. Een struktuurgeografisch onderzoek (1968) en L. Bunkens, Limburgse accenten (1969). In dit artikeltje vat ik de resultaten van die twee onderzoekingen samen en voeg daar enige commentaar aan toe. | |
1. Korte e in het Brabants (kaart 1)Voor de betekenis van de op de kaart aangegeven structuren en hun historische interpretatie vgl. Strukturgeogr., blz. 30. L. van Linden heeft door middel van een mondelinge opvraging van 77 woorden in 43 plaatsen uit de westelijke helft van de provincie Antwerpen de grens tussen het gebied met twee korte e-fonemen en dat | |
[pagina 46]
| |
met één kunnen trekken. Op kaart 1 is dat de lijn die aan de Schelde ten zuiden van de stad Antwerpen begint en ten noordwesten van Turnhout de Nederlandse grens bereikt. De nummers van de plaatsen die door de lijn zijn gescheiden, zijn eveneens op de kaart aangegeven. Van Linden heeft de opgevraagde woorden in groepjes ingedeeld op grond van de distributie van de klinker (criterium was het volgende consonantisme). Waar hij twee e-kwaliteiten optekende besloot hij tot het bestaan van een oppositie indien er overlappingen in de distributie voorkwamen. In het gebied met één e rond de stad Antwerpen treden er wel eens complementair verdeelde verschillende e-kwaliteiten op; de open kwaliteit is dan aan te treffen voor een r of l. De structurele bete- | |
[pagina 47]
| |
kenis van het zuidelijke stuk van de grens van dit gebied blijkt uit tal van opposities. In de grensplaatsen ten noorden van Lier echter is de tegenstelling tussen oppositie en complementaire verdeling minder scherp. Open e verschijnt daar slechts in weinig woorden; het is niet uitgesloten dat een enquête door middel van een nog uitvoeriger vragenlijst hier kleine correcties tot gevolg zou moeten hebben. Het verloop der lijn van de rijksgrens tot ten noorden van 's-Hertogenbosch blijkt vrij duidelijk uit kaart 21 van Strukturgeogr. Ik heb het op bijgaande kaart door een stippellijn aangegeven. De westgrens van de Brabantse vocaalstructuren heb ik als een doorlopende lijn eveneens uit Strukturgeogr. overgenomen. De grens tussen de daar op blz. 30 aangenomen OostvlaamseGa naar voetnoot1 en Zeeuwse systemen is door een stippellijn weergegeven. Zowel het gebied van het ‘arme’ Noordwestbrabantse systeem met één e-foneem als dat van het rijke Zuid- en Oostbrabantse met twee e-fonemen valt door het al of niet optreden van verkorting (behalve voor r) van oude ɩ̄ (uit eo, ê2) tot i in twee stukken uit elkaar. De stippellijn van de Oosterschelde naar Tilburg, overgenomen uit kaart 23 (brief) van Strukturgeogr., geeft bij benadering de grens aan tussen het Westnoordbrabantse systeem en het Antwerpse. In dit laatste wordt, zoals kaart 22 (dik) van Strukturgeogr. laat vermoeden, i in de buurt van de rijksgrens als I gerealiseerd; daar gaat een meer open uitspraak van het het element ɛ en een meer velare van a mee gepaard. Al die realisaties liggen dichter bij die van de standaardtaal dan het sterk palataal-gesloten Antwerps. Daardoor is de streek bij de rijksgrens in fonetisch, maar niet in structureel opzicht als een overgangsgebied naar het Westnoordbrabants te karakteriseren. De grens tussen de verkorting en de niet-verkorting van ɩ̄ zet zich ten zuiden van Tilburg in het gebied met het rijke systeem voort; met zekerheid buigt zij daar echter verder naar het zuiden af dan uit kaart 23 van Strukturgeogr. blijkt; daarom is er op bijgaande kaart slechts het begin van aangegeven. Tenslotte dient er nog op gewezen te worden dat in de rechter benedenhoek van de kaart de grenzen van de Limburgse systemen niet zijn opgenomen. In het oosten van de provincie Antwerpen blijkt de oppositie tussen | |
[pagina 48]
| |
gesloten en open e onstabiel geworden te zijn. Drie Leuvense studenten uit dat gebied die in de laatste jaren in een licentiaatsverhandeling het foneemsysteem van hun dialect (d.w.z. hun idiolect) beschreven hebben, J. Mesens uit Lille K 266 (1969), L. Spreuwers uit Turnhout K 237 (1970) en A.M. Pluym uit Oostmalle K 231 (1971), kenden die niet, hoewel ze door mij speciaal op het probleem opmerkzaam waren gemaakt. Het is niet uitgesloten dat er in de Antwerpse Kempen onopgemerkte generatieverschillen bestaan tussen het rijke systeem (oud) en het arme (jong) en dat het rijke samen met de oude generatie verdwijntGa naar voetnoot1; misschien ook spelen de provinciesteden Turnhout en Herentals een rol als secundaire verspreidingshaarden van het arme systeem. Hoe dit ook zij, het lijkt mij zeker dat het arme, stedelijk-Antwerpse systeem in het Belgische deel van zijn verspreidingsgebied expansief is. Ten noorden van de grens is het echter vermoedelijk in het defensief tegen het noordelijke Westnoordbrabantse systeem, dat met dat van de standaardtaal identiek is. Hier is dus een Nederlands-Belgische tegenstelling binnen het Brabants aan het groeien. | |
2. Sleep- en stoottoon in het Zuidoostlimburgs (kaart 2)L. Bunkens heeft in een mondelinge enquête de betoning van 130 woorden die aan de hierboven beschreven voorwaarden voldoen, in 23 plaatsen in het zuiden van Nederlands-Limburg opgevraagd en die dan in kaart gebracht. Van de 130 woorden bleken er 122 voor het onderzoek geschikt. Op kaart 2 zijn de aandelen van sleeptoon (linker getal) en stoottoon (rechter getal) in die plaatsen omgerekend in percenten; in de grafische voorstelling van die aandelen (witte kolom links sleeptoon, zwarte kolom rechts stoottoon) zijn de percentages vereenvoudigd tot tiendenGa naar voetnoot2. Bovendien zijn op de kaart de gegevens van kaarten 24-29 in Strukturgeogr. voor het Belgische Land van Overmaas en Aken verwerkt. Daar de absolute getallen van de gegevens hier veel lager liggen dan in Nederlands-Limburg (van 10 tot - meestal - 14), heb ik hier niet alleen in de grafische voorstelling, maar ook in de getallen met tienden gewerkt. | |
[pagina 49]
| |
De grens tussen het Ripuarische type met consequent of bijna consequent doorgevoerde stoottoon en het Zuidnederfrankische met vrije verdeling van sleep- en stoottoon is in het zuiden zeer duidelijk. St.-Pieters-Voeren Q 247a, Slenaken Q 206 en Gulpen Q 203 behoren met verhoudingen 2/8, 12/88 en 16/84 overduidelijk tot het oostelijke | |
[pagina 50]
| |
Ripuarische, 's-Gravenvoeren Q 200, St.-Geertruide Q 195, Margraten Q 192 en Schin op Geul Q 115 met 9/1, 71/29, 88/12 en 76/24 tot het westelijke Zuidnederfrankische type. De tegenstelling is zelfs sterker geprononceerd dan verwacht, daar in de genoemde westelijke grensplaatsen de vrije verdeling zich bijna schijnt voor te doen als een spontane sleeptoon. Hiermee leunen die plaatsen aan bij Maastricht, dat in het gebied met vrije verdeling een kern schijnt te vormen met een zeer sterke voorkeur voor de sleeptoon. Anderzijds is er in Gulpen, Slenaken en het oosten van Overmaas nog geen zuiver Ripuarische toestand bereikt: een tot twee tiende van de onderzochte gevallen heeft er nog sleeptoonGa naar voetnoot1. In Aken is die toestand wel al bereikt; dat blijkt niet alleen uit onze tien voorbeelden, maar vooral uit het boek van Welter waar die uit gehaald werden: de regel dat onder de genoemde condities stoottoon verschijnt werkt er zonder uitzonderingGa naar voetnoot2. Tussen Maastricht en Sittard kan men van een echte Zuidnederfrankische vrije verdeling van sleeptoon en stoottoon spreken, met toch wel een duidelijk overwicht van de sleeptoon: 60 tot 75 percent. De grens tussen dit type en het Ripuarische ten oosten daarvan is hier echter niet scherp. In tegenstelling met het meer zuidelijk gelegen gebied krijgen we verglijdende verhoudingen. Halfweg tussen Sittard en Heerlen is een fifty-fifty-proportie bereikt. Vak ten noorden van Heerlen is er al een licht overwicht van de stoottoon, zodat een radicale omslag ten voordele van deze toon in het zuidoostelijke stukje van Nederlands-Limburg waarvoor er geen gegevens zijn, al niet meer mogelijk blijkt. Distributionele regels zijn er aan weerskanten van de scherpe grens in het zuiden in de harde kern van woorden die aan de linkerkant de stoottoon, aan de rechterkant de sleeptoon bewaren niet te vinden. In Maastricht hebben volgens Bunkens stoottoon: benkelijk ‘bangelijk’, duimen (mv. subst.), hamertje, heimelijk, humme ‘hemd’, kamertje, kuilen (mv. subst.), nageltje, tuimelen, weigeren (toch opvallend veel drielettergrepige vormen en nasalen na de betoonde klinker), in Slenaken sleeptoon: bazelen, eigen, garen, glazen, hanen, heimelijk, honderd, honger, kamer, mazelen, nagel, varen, wagen, wonder, zondag. J. Goossens. |
|