Taal en Tongval. Jaargang 26
(1974)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dubbel meervoud I0. InleidingEen aantal Nederlandse substantiva heeft meer dan één meervoudsvorm: naast appels staat appelen, been heeft als meervoud benen of beenderen, en behalve twee mannen bestaat ook twee man. Deze vormen kunnen in vrije variatie voorkomen (appels-appelen), semantisch gedifferentieerd zijn (in die zin dat een substantief in één betekenis de ene en in een andere betekenis de andere meervoudsvorm aanneemt: benen ‘legs’ - beenderen ‘bones’) en/of zich syntactisch verschillend gedragen (twee mannen/twee man - veel mannen/*veel man). Er kunnen ook stilistische factoren in het spel zijn: een meervoud op -en klinkt vaak meer literair of ‘deftiger’ dan een op -s. Zo zijn er verkeerstekens en tekenen des tijds, zijn er heuvels in Zuid-Limburg, maar was het oude Rome gebouwd op zeven heuvelen. De spraakkunsten van het Nederlands geven hierover meer of minder uitgebreide informatie, evenals een paar afzonderlijke studies die er over De meervoudsvorming in het Nederlands bestaan, waarvan de zo getitelde van Van Haeringen (opgenomen in de bundel Neerlandica, z. pl., 19622, 186-208) wel de bekendste is. Op wat deze bronnen over de standaardtaal zeggen zal hier niet nader worden ingegaan. De bedoeling van dit en een volgend artikel is voor een aantal gevallen na te gaan, hoe het met de dubbele meervoudsvorming in het regionaal gedifferentieerde Nederlands gesteld is. Hieraan is tot nog toe weinig aandacht besteed, al vindt men hier en daar wel een opmerking. De Vooys splitst de groep woorden die de meervoudsuitgangen -e(n) én -s kunnen krijgen in vieren, en karakteriseert de tweede ondergroep met: ‘Het meervoud op -en is plaatselijk; dat op -s algemeen: knecht’ en de derde met: ‘Het meervoud op -s is plaatselijk; dat op -e(n) algemeen: haring, zitting’ (De Vooys 1957, 51-52). Kruisinga zegt in zijn grammatica voor Engelstaligen dat ‘some nouns have -ən (or -ə) in Western Dutch and -s in Eastern Dutch’ en noemt als voorbeelden appelen-appels (Kruisinga 1924, 65). In Het Nederlands van nu lezen we: ‘in het Westen en Zuiden zegt men appele, in het Oosten en Noorden appels, en dat verschil bestaat in de meervouden van veel znmw’. (Kruisinga 1938, 224-225). Een ietwat ander beeld geeft M.J. van der Meer in een grammatica voor Duitstaligen: ‘Bis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
weilen haben verschiedene Gegenden verschiedene Plurale. Appelen u.a. gehört nicht nur der gehobenen Sprache an, es ist auch der gewöhnliche Plural in der Provinz Holland, während in anderen Gegenden auch der Gebildete appels sagt. Wortelen “Mohrrüben” ...ist hollāndisch, in anderen Gegenden heisst es wortels’ (Van der Meer 1923, 21). Voor het onderzoek naar de dubbele meervoudsvormen in de Nederlandse dialecten werd in dialectvragenlijst nr 46 (1971) van het Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde in Amsterdam een vraag over dit onderwerp opgenomen, nl.: ‘Hoe luidt in uw dialekt het meervoud van onderstaande woorden? Als er meer vormen mogelijk zijn, wilt u dat dan aangeven en ook het eventuele betekenisverschil?’ Daarna volgden de woorden: artikel, maatregel, blad (papier), blad (boom), been (skelet), been (armen en...), appel, aardappel, wafel, wortel (van een plant), wortel (groente). Er is dus uitdrukkelijk gevraagd naar pluralisering van de opgegeven woorden, deze zijn niet listig verborgen in natuurlijk klinkende zinnetjes. Dit kan als een nadeel gelden, maar omdat het vooral ging om het al of niet aanwezig zijn van dubbel meervoud en een al dan niet daarmee gepaard gaand betekenisverschil, leek deze methode me de enig mogelijke. Wat de gekozen woorden betreft zal het wel duidelijk zijn dat er gestreefd werd naar een ruime variatie. Er zijn huis-, tuin- en keukenwoorden bij als blad ‘leaf’, been ‘leg’, appel, aardappel en wortel, en meer ‘schrijftalige’ woorden als artikel en maatregel. Als mogelijke dubbele uitgangen komen -en/-s en -en/-eren voor, waarbij van ABN-standpunt uit soms betekenisverschil verwacht kan worden en soms niet. In dit eerste artikel zal ik de woorden wafel, appel, aardappel, wortel, artikel en maatregel behandelen, dus alle woorden die op -el eindigen en als meervoudsuitgang -en en/of -s krijgen. In een tweede artikel hoop ik blad en been te bespreken; deze woorden hebben beide de uitgangen -en en/of -eren. Bovendien is van blad nogal veel materiaal te vinden, ook in oudere enquêtes, wat een interessante vergelijking kan opleveren. De bespreking zal gebeuren aan de hand van kaarten die getekend zijn op grond van de gegevens uit de zojuist genoemde vragenlijst, terwijl ook gebruik gemaakt wordt van dialectwoordenboeken en monografieën, en eventuele andere literatuur. De kaarten zijn opgezet vanuit ABN-standpunt; ze geven geen volledig overzicht van de meervoudsvormen van de betrokken woorden in de Nederlandse dialecten, maar tonen alleen de meervoudsvormen die ook in het ABN bestaan. Gevallen waarin het meervoud door umlaut wordt aangeduid of waarin enkel- en meervoud dezelfde vorm hebben, zijn terzijde gelaten. Uiteraard zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
varianten van één grondwoord over één kam geschoren en zijn heteroniemen buiten beschouwing gelaten: aardappels, arepels en eerpels zijn onder één teken samengevat, tuffels en patatten zijn niet ingetekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. wafelDe kaart van wafel (kaart 1) komt als eerste aan de beurt. Het woord hoort wel niet tot de allergebruikelijkste, al is het beslist niet ongewoon en kwam het in het Middelnederlands al voor. Maar er is geen andere benaming in het spel die de kaart onvolledig maakt, noch betekenis-differentiatie, althans niet zó dat het kaartbeeld erdoor gecompliceerd wordt. De kaart vertoont een overgrote meerderheid van -s-meervouden. De vorm wafelen komt vooral in het zuiden voor: vrijwel onvermengd in het westen van Vlaams-Brabant en de zuidelijke helft van Nederlands Limburg; gemengd met wafels in de rest van België (behalve West-Vlaanderen) en het noorden van Nederlands Limburg. In Noord-Nederland vinden we de -en-vormen verspreid in Noord-Holland boven het IJ en een paar keer in Twente. De toestand in de dialecten als geheel genomen stemt wel met die in het ABN overeen: er is een duidelijke voorkeur voor wafels. De Woordenlijst vermeldt bv. als pluralisvorm: ‘-s en -en’, wat betekent dat het meervoud op -s geprefereerd wordt; Van Dale, Koenen en Weijnen geven overeenkomstige meervoudsaanduidingen. In de dialectliteratuur trof ik wat Nederland betreft het woord wafel alleen maar aan in drie publikaties over het Limburgs. Voor het Maastrichts bij Shepherd, die alleen waffele opgeeft, met daarnaast wafels als Nederlandse vorm (Shepherd 1946, 43), en bij Endepols, die ‘-e en -s’ vermeldt, waarmee bedoeld wordt dat de eerste vorm de voorkeur heeft (Endepols 1955,Ga naar voetnoot1)). We concluderen dus dat waffele normaal Maastrichts is, zoals de kaart ook laat zien. Voor Meerlo-WansumGa naar voetnoot2) (L 217 en L 214) vermeldt Van de Voort alleen een -s-meervoud (Van de Voort 1973); de invuller van de vragenlijst voor Meerlo geeft een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vorm op -e(n), wat in het Noordlimburgse menggebied geen verwondering hoeft te wekken. In België worden blijkbaar meer wafels gegeten; er waren althans in de Belgisch-Nederlandse dialectliteratuur meer aanwijzingen over het meervoud van het woord wafel te vinden. Die aanwijzingen bestaan niet altijd in een rechtstreekse vermelding van de meervoudsvorm achter het lemma: veel woordenboeken geven die helaas niet. Maar als het woord in het betrokken artikel in het meervoud voorkomt in voorbeelden of in een omschrijving (soms ook onder een ander lemma, bv. een samenstelling met wafel-), dan zijn daaruit natuurlijk wel conclusies te trekken. Deze gegevens uit de literatuur stemmen in het algemeen overeen met die van de vragenlijst. Voor het Westvlaams zijn er aanwijzingen van een -s-pluralis te vinden in Gezelle 1907 (s.v. wafelschuimer), De Bo 1892 (s.v. wafelbak) en Schuermans 1865-1870 (in de uitdrukking wafels voor iemand bakken, opgegeven als Westvlaams). Voor het Gents | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vinden we in Lievevrouw-Coopman 1951 alleen wafels, evenals in de drie voor Gent ingevulde vragenlijsten, al komen er in Noord-Oost-Vlaanderen wel een paar verspreide -en-vormen voor. In het Zuid-Oostvlaandersch idioticon (Teirlinck 1921-1922 en 1924) wordt een -s-meervoud opgegeven; dit klopt met onze kaart, als we bedenken dat het door Teirlinck beschreven gebied niet het aan Brabant grenzende deel van Zuid-Oost-Vlaanderen omvat (zie p. 1-2 van zijn Klank- en vormleer), waar de kaart wél -en-vormen vertoont. Pauwels zegt voor Aarschot en omstreken dat het meervoud van wafel ‘zowel -ə als -s’ is (Pauwels 1958, 278). Volgens onze kaart ligt Aarschot P 25 dan ook in een overgangsgebied; de invuller voor deze plaats geeft alleen een -s op. Opvallend is echter dat voor het Brussels een -s-pluralis vermeld wordt (Mazereel 1931, 58). Er is geen ingevulde vragenlijst voor Brussel, maar deze stad ligt op de kaart in een duidelijk -en-gebied. Het kaart-Beeld wekt zelfs enigszins de indruk van een expansief centum rond drussel met uitlopers naar oost en west, zodat we zouden kunnen gaan benken aan een nieuw geval van moderne Brabantse expansie (zie hierover o.a.: Goossens 1970, 54-68; Goossens 1973, 230-240; Goossens en De Rons 1973, 183-189; De Rooij 1972, vooral p. 18, conclusie 2). Het hoge tempo waarin deze dan gewerkt zou hebben - een verschijnsel dat veertig jaar geleden (als we Mazereel mogen geloven) in het Brussels nog niet bestond, komt nu voor tot bij de grens met Zeeuws-Vlaanderen - is op zichzelf niet ondenkbaar. Wat in Goossens en De Rons gezegd wordt over de benamingen van de balpen is in dit geval tekenend. Maar toch zouden we met een dergelijke verklaring zeer waarschijnlijk op een verkeerd spoor zitten. De invuller van de vragenlijst voor Genk Q 3 - en hoewel het niet gebruikelijk is namen van correspondenten te noemen, mag ik in dit geval misschien vermelden dat het hier gaat om prof. dr. J. Goossens - geeft een meervoud op -ə met de opmerking: ‘daarnaast - wel jonger - wafels’. Of we de vermeldingen van de invullers voor Relegem O 170: -en, soms -s, en Overijse P 133: -ə, minder -s, ook zo moeten opvatten, valt natuurlijk niet te zeggen. Maar te meer omdat bekend is dat het -s-meervoud in het Middelnederlands nog weinig voorkwam (het Mnl. Wdb. geeft alleen voorbeelden van het meervoud op -en), zullen we de -en-vormen wel als de oudere en de -s-vormen als de nieuwere te beschouwen hebben. Tenslotte iets over een paar gevallen van betekenisdifferentiatie die gesignaleerd werden. Een van de invullers voor Almelo G 173 gaf het meervoud wafels voor ijswafels en wafeln voor het gebak. Dat de -en-vorm in het laatste geval gebruikt wordt, geldt volgens de invuller ook voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eizeringen O 160a, maar daar staat er wafels in de betekenis ‘kletsen met de hand op de wangen’ tegenover. Het lijkt me niet te vergezocht hieraan de interpretatie te verbinden dat de oude -en-vorm gebruikt wordt voor de oude, oorspronkelijke betekenis, en het -s-meervoud voor nieuwe functies van het woord. Maar wat ik moet denken van ‘woffels eten maar woffelen bakken’, zoals de invuller voor Sint-Niklaas I 175 schrijft, zou ik werkelijk niet weten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. appel - aardappelVan de meervoudsvormen van de woorden appel en aardappel werd in eerste instantie een combinatiekaart getekend (kaart 2). Het gaat hier immers om hetzelfde grondwoord, en de gevallen waarin appel en aardappel verschillende meervoudsvormen hebben konden door aparte tekens worden aangegeven. Wat dit laatste betreft levert de kaart niet op wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
in theorie mogelijk was: een duidelijke regionale spreiding van de verschillende -s/-en-combinaties, bv. appels naast aardappelen in gebied A, appelen naast aardappels in gebied B, appels en appelen naast aardappels in gebied C, enz. Wel is duidelijk, dat de gevallen waarin de meervoudsvormen van de twee woorden niet hetzelfde zijn, voornamelijk in Holland voorkomen, terwijl vooral het noordoosten en het zuidwesten (Zeeland en voorzover van toepassing westelijk Vlaanderen) een vrijwel eenvormig beeld van -s-meervouden vertonen. Omdat de combinatiekaart voor Nederlandssprekend België heel weinig te zien gaf, wegens het zeer veelvuldig gebruik van patat voor aardappel, werd voor dit gebied een afzonderlijk kaartje van de meervoudsuitgang van appel vervaardigd (kaart 2a). De combinatiekaart vertoont overigens ook voor Nederland nogal wat witte plekken. Gedeeltelijk worden die eenvoudig veroorzaakt door een gebrek aan (bruikbaar)ingevulde vragenlijsten, maar er zijn ook complicaties van taalkundige aard in het spel: in een gedeelte van het rivierengebied, Oost-Noord-Brabant en Nederlands Limburg zijn de meervoudsvormen van appel en aardappel vaak gelijk aan de enkelvoudsvormen (in Limburg krijgen ze soms een umlaut). Ook in Twente is dat wel eens het geval, en daar komt ook nog tuffel voor aardappel voor. Het was niet de moeite waard de plaatsen waar naast tuffel een -s- of -en-meervoud van appel opgegeven werd, afzonderlijk in kaart te brengen, of kaart 2a daartoe uit te breiden. Volledigheidshalve vermeld ik hier even de opgaven die niet op de combinatiekaart ingetekend zijn: appels in 't Hoge Heksel G 170, Oldenzaal G 207 en Kotten M 15, appelen in Overdinkel G 211a, aardappels in Hogengraven G 112*, aardappelen in Meddo G 285, aardappels én aardappelen in Kotten M 15. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vermeldingen en aanwijzingen die in de dialectliteratuur te vinden zijn, stemmen in het algemeen weer overeen met het kaartbeeld. Dat Friesland, Groningen en Drente een vrijwel homogeen -s-gebied vormen, wordt voor het woord appel ondersteund door Dijkstra 1900-1911; Sytstra en Hof 1925, 86; Sipma 1949, 12; Anglade 1966, 21; Fokkema 1937, 150 (Stadsfries); De Boer 1950, 115 (Hindelopen F 2; ook voor aardappel); Ter Laan 1953, 27 (ook voor aardappel); De Vries 1942, 96; Schuringa 1923, 90 (Veenkoloniën) en Sassen 1953, 92 (Ruinen G 48). Als we Sytstra en Hof mogen geloven, zou de huidige toestand in Friesland van recente datum kunnen zijn. Immers: ‘Van vreemden oorsprong is de uitgang s, die oudtijds niet voorkwam’ (t.a.p.) en ‘In gebonden stijl wordt soms de oorspronkelijke uitgang op -en bewaard...; ook komt hij in enkele dialecten, vooral in 't Hindeloopersch, nog wel voor achter woorden, die overal elders hun meervoud met s vormen’. Of dit laatste ook slaat op de in dit artikel behandelde woorden is niet uit te maken. In ieder geval is het opvallend dat het Friese taalgebied op de kaarten van wafel, appel, aardappel en wortel uitsluitend -s-meervouden vertoont, terwijl de paar-en-vormen bij artikel en maatregel gemakkelijk uit ABN-invloed te verklaren zijn. De kaarten zijn nog geen vijftig jaar na het verschijnen van Sytstra en Hof getekend en zelfs de invuller van de vragenlijst voor Hindelopen F 2 geeft alleen maar -s-meervouden op. Dat deed trouwens in 1950 ook De Boer al voor appel en aardappel, zoals in de vorige alinea vermeld. Over een opgave wortlen voor Hindelopen, zie de volgende paragraaf. Het beeld van Twente en de Achterhoek is zowel op de kaart (voorzover niet uit witte plekken bestaande) als in de literatuur minder eenvormig. Alleen Gallée 1895, welk woordenboek blijkens de inleiding de dialecten van ruwweg genomen Salland, Twente en de Achterhoek omvat, met als uitgangspunt de taal van Vorden F 184, vermeldt s.v. appel uitsluitend appels als meervoud. Elders vinden we vermeldingen van twee meervoudsuitgangen, of alleen van -e of -en. In zijn Twents-Achterhoeks woordenboek benevens grammatica, dat wat de grammatica betreft gebaseerd is op het dialect van Kerspel Goor G 223a, geeft Wanink appele en eerpele op, als uitzonderingen op de regel dat woorden op -el -em en -er de meervoudsuitgang -s krijgen (Wanink 1948, 7). Er is geen ingevulde vragenlijst van deze plaats voorhanden, wel van het nabijgelegen Diepenheim G 225, waarvoor inderdaad appele en eardappele wordt opgegeven. Voor Rijsen G 197 vermeldt Schönfeld Wichers 1959 aple (earpl heeft geen pluralisuitgang). Bezoen geeft voor Enschede G 234 apəln (en irapəl), maar zegt dat jongeren in dit en andere gevallen een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
-s-meervoud gebruiken (Bezoen 1938, 70, 71). In Friezenveen G 171 is volgens Entjes 1970, 258 het gewone meervoud apəls, maar apələ wordt als oudere vorm genoemd. In het Woordenboek van het Winterswijks (M 13) is s.v. garden tweemaal de vorm eerappele te vinden (Deunk en Entjes 1971). In het voorbijgaan zij opgemerkt dat van dialect-standpunt uit vormen als apəln (met n) en aplə (zonder n) in dit gebied natuurlijk niet over één kam geschoren mogen worden, en het dus in principe niet juist is dat voor beide vormen hetzelfde teken is gebruikt. In de inleiding is echter gezegd dat de kaarten zijn opgezet vanuit ABN-standpunt, zodat hier slechts onderscheid gemaakt is tussen -s enerzijds en -e, -n of -en anderzijds. Ten westen van Twente en de Achterhoek tekent zich op de kaart en in de literatuur weer een uniform -s-gebied af. Van zuid naar noord vinden we opgaven van een pluralis op -s in: Bruijel 1901, 76 (omgeving van 's-Herenberg L 84; appel en aardappel), Draaijer 1936 (Deventer F 133; s.v. iEerappel), Gunnink 1908, 65 (Kampen F 90; aardappel), Koffeman 1875, 25 alsmede Meertens en Kaiser 1942, 357 (Urk F 77; aardappel), Van der Haar 1967, 183 (Genemuiden F 84; appel). In Holland voelt men zich minder zeker als het om de pluralisuitgang gaat. In Noord-Holland bestaat een voorkeur voor -en-meervouden, maar ook daar komen zoveel -s- of gemengde opgaven voor, dat de kaart evenals in Zuid-Holland een rommelige indruk maakt. In de literatuur wordt dit weerspiegeld door de opgaven voor Wieringen: erepele en erepels (Daan 1950, 195), en vooral in de Drie Waterlandse dialecten, nl. Marken E 92: -e(n) of -s bij appel, -s bij aardappel; Volendam E 91b: -s bij appel, -e(n) of -s bij aardappel; Monnikendam E 91: -s bij appel, -e(n) bij aardappel (Van Ginneken 1954, 48). Voor Oud Beierland K 83 vermeldt Opprel 1896, 30 bij beide woorden een -en-meervoud, maar Karsten noemt in Drechterland (oostelijk deel van West-Friesland) ‘-s de meest gewone meervoudsuitgang’ bij appel en aardappel (Karsten 1931, 77) (wat niet bepaald in overeenstemming is met kaart 2) en ook Lafeber 1967, 55 vermeldt voor Gouda E 209 aarepels. Het zuidwestelijk deel van het Nederlandse taalgebied, de Zeeuwse en westelijk-Vlaamse dialecten, geeft uitsluitend -s-meervouden te zien, zowel op de kaart als in de literatuur. We kunnen beginnen met de algemene opmerking over de Zeeuwse dialecten, gemaakt n.a.v. het dialect van Middelharnis I 25: ‘Het is bekend, dat van de dubbele meervoudsvormen der substantieven op -el in de Zeeuwsche dialecten slechts die op -s gebruikt wordt. Dus: appel - appels en nimmer appelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
aardappel - aardappels en nimmer aardappelen’ (Kleeuwens, 17). Inderdaad komen in het Zeeuwse Woordenboek s.v. appel en aerəpel alleen voorbeelden met -s-pluralis voor (Ghijsen 1959-1964) en ook De Vin geeft voor Schouwen-Duiveland appels (De Vin 1952, 28). In westelijk Vlaanderen vinden we vermeldingen en aanwijzingen van -s-meervouden in Gezelle 1907 (s.v. appels schudden en eerpelland) De Bo 1892 (s.v. appele en aardappel), Desnerck 1972 (s.v. appel; Oostende H 16), Lievevrouw-Coopman 1951 (s.v. appel; Gent I 241), Teirlinck 1908-1910 (s.v. appele). Noord-Brabant en het aangrenzende deel van Antwerpen en Belgisch-Limburg hebben overwegend, maar niet uitsluitend -s-meervouden. Kaart 2 vertoont - door hierboven uiteengezette oorzaken - grote witte plekken en in de literatuur over deze dialecten is niet veel te vinden, maar in het weinige wat er aan gegevens voorhanden is zijn helaas tegenstrijdigheden op te merken. Zo geeft Goossenaerts voor zijn gebied (de driehoek Antwerpen-Bergen op Zoom-Breda) onder de moderne voorbeelden alleen appels en aardappels (Goossenaerts 1956-1958), maar de invuller van de vragenlijst voor Hoogboom K 221a, gelegen binnen deze driehoek, heeft een -en-meervoud opgegeven. Anderzijds vermeldt De Bont 1958 als meervoud van apel: ‘appel, minder vaak appele(n)’, en zegt de auteur in het algemeen: ‘Voorliefde voor de meervoudsuitgang -e(n) is in ons dialect intussen niet te miskennen’ (De Bont 1962, 344), maar op de kaarten (ook van wafel en wortel) is hier in de buurt van Oerle L 224 weinig te bespeuren. Verder naar het zuiden en zuidoosten nemen de -en-meervouden toe en de overstemming tussen kaartbeeld en literatuur keert weer terug. In het Waasch idioticon worden enkele uitdrukkingen vermeld waarin het meervoud appelen voorkomt; in de omschrijvingen van een aantal samenstellingen met appel- gebruikt de auteur zowel appelen als appels (Joos 1900, 78-79). Op de kaart is het land van Waas een menggebied. In Antwerpen en omgeving zijn de -en-meervouden in de meerderheid; Cornelissen 1936 en Smout 1905, 67 geven van appel uitsluitend deze pluralisvorm. In tegenstelling met het geval wafel levert Mazereel 1931, 58 wat appel betreft geen moeilijkheden op: hij vermeldt apələ als de normale meervoudsvorm in het Brussels. Goemans 1936 geeft voor appel in Leuven P 88 de beide meervoudsvormen, precies als de twee invullers van de vragenlijst. ‘Meestal -ə, soms -s’ is de formulering van Pauwels 1958, 278 voor Aarschot P 25; de kaart toont een opgave van de eerste soort. In Nederlands Limburg zien we op de kaart vrijwel alleen -en meervouden (afgezien van de witte plekken, veroorzaakt door de vormen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonder uitgang), in de literatuur vinden we overeenkomstige vermeldingen bij Simons 1889, 44; Shepherd 1946, 43 en Endepols 1955, de laatste twee voor appel en aardappel. Alleen de opgave van een -s-meervoud voor het dialect van Meerlo L 217 en Wansum L 214 (Van de Voort 1973) klopt niet met wat de invuller van de vragenlijst voor eerstgenoemde plaats vermeldde. De kaart is in deze streek erg onvolledig; de opgave appelen naast aardappelen/aardappels voor Broekhuizervorst L 0247 doet echter vermoeden dat Noord-Limburg (evenals op de wafel-kaart) wel als een menggebied te beschouwen zal zijn. Overzien we de kaarten 2 en 2a als geheel, dan is het duidelijk dat het -en-meervoud bij appel en aardappel meer voorkomt dan bij wafel. De woordenboeken willen blijkbaar hetzelfde signaleren voor het ABN: de Woordenlijst geeft bij appel en aardappel ‘-en of -s’ op, wat betekent dat er geen voorkeur wordt uitgesproken (zoals bij wafel wel gedaan wordt voor -s); Van Dale en Koenen gebruiken eenzelfde formulering, Weijnen vermeldt: ‘-s, -en’. Het WNT geeft aardappel de beide meervoudsvormen zonder commentaar, maar zegt over appelen en appels: ‘het eerste als de gewone vorm, het laatste wanneer men bepaaldelijk de vruchten als afzonderlijke voorwerpen beschouwt’. In de aan het begin van het artikel gegeven voorbeelden wordt inderdaad verschil gemaakt tussen bv. ‘Zoete, rinsche, zure... appelen’ en ‘Drie mooie appels’, maar dit zijn eigengemaakte voorbeelden (in het jargon van de Woordenboekmakers ‘poëmen’ genoemd, naar men mij vertelt) en geen citaten. In de voorbeelden met bronvermelding kan ik geen steun vinden voor dit morfologisch-semantische onderscheid. Toch geeft ook een van de invullers van de vragenlijst als commentaar in de kolom ‘betekenisverschil’: ‘bv. drie appels eten, 1 kilo appelen’ en bij aardappel: ‘zelfde als appels’. Deze opgave betreft het dialect van Leiden en het beroep van de invuller is: assistent bij het WNT... Anderzijds vermeldt de invuller voor Warmenhuizen E 16: ‘heel wat soorte appels, twei appele, 'n zootje appele, 'n kist appele’, waaruit eerder het tegenovergestelde blijkt van wat het WNT poneert. Door twee andere invullers wordt blijkbaar een ander morfologisch-semantisch onderscheid gemaakt, wat wel frappant is omdat het hier opgaven van twee verschillende personen uit twee verschillende plaatsen - in Noord- en Zuid-Nederland - betreft, de ene t.a.v. aardappel en andere t.a.v. appel, die een heel duidelijke overeenkomst vertonen, nl.: ‘de aardappels opzetten, morgen moeten de aardappelen gerooid worden’ (Oestgeest E 136) en ‘appels stoven, appelen rapen’ (Borgerhout K 246). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op vastere grond staan we waarschijnlijk met de vermelding door de invuller voor Eizeringen O 160a: het -en-meervoud wordt gebruikt voor ‘eetbare vruchten’, de -s-vorm voor ‘pronkappels, denappels’. Het WNT geeft voor de overdrachtelijke betekenissen van appel ook alleen de -s-pluralis op. In vaste combinaties, spreekwoorden e.d. schijnen beide vormen voor te komen. Voor Oestgeest E 136 wordt opgegeven: ‘Wie appels vaart die appels eet’ (wat ik alleen maar ken met appelen) en ‘Dàt is het hele appelen eten’; voor Meerhout K 312: ‘-en in de uitdrukking appelen en peren’. Opvallend is dat de invuller voor Medemblik E 14 de meervoudsvormen aardappels en appels ‘deftiger’ noemt. In het ABN gaan immers juist altijd de -en-vormen voor deftiger door. Ook een invuller voor Borgerhout K 246 (een andere dan die van drie alinea's hierboven) schrijft: ‘appelen is vermoedelijk platter’. Opprel 1896, 30 vermeldt voor het dialect van Oud Beierland K 83 dat het meervoud van substantiva op -əl op -ə kan uitgaan, ‘zonder dat de woorden daardoor iets deftigs of ongewoons krijgen’. De verklaring hiervoor zal wel zijn, dat de -e(n)-pluralis ouder is dan die op -s. Eén invuller vermeldt dit uitdrukkelijk voor zijn dialect (Miste M 11). Het Middelnederlands kende blijkens de opgaven inzake appel in het Mnl. Wdb. en bij Van Loey 1969, 9 alleen het -e(n)-meervoud. Voor de ABN-spreker hebben de -en-vormen blijkbaar de waardigheid van de ouderdom, voor de spreker van een dialect waar deze oude vormen bewaard zijn klinken ze vooral dialectisch, dus niet ‘deftig’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. wortelVoor we de kaarten 3 en 3a gaan bekijken, is het goed even na te gaan hoe het met het meervoud van wortel in het ABN gesteld is. Volgens de korte en doeltreffende opgave in de Woordenlijst is het meervoud ‘in de wiskunde, de taalkunde’ -s, in ‘andere bett.’ -s en -en. De vermeldingen in Van Dale, Koenen en Weijnen stemmen hiermee overeen. Mijn eigen idiolect, en dat van een paar collega's die ik hierover raadpleegde, laten echter beslist geen wortelen in de betekenis ‘roots’ toe. Ook de mij bekende Nederlandse grammatica's voor buitenlanders - voorzover ze het woord vermelden - onderscheiden twee meervoudsvormen van wortel, al naargelang de betekenis ‘root’ of ‘carrot’ is. Zo wordt in Holch Justesen 1952, 61 wortels als het meervoud van ‘root’, wortelen als dat van ‘carrot’ vermeld. Een overeenkomstige opgave is te vinden in Van Dam en Oostendorp 1965, 71. Zelf heb ik gemeend me | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit morfologisch-semantische onderscheid nu - meestal in de vorm: wortels voor ‘root’, wortelen voor ‘carrot’ - blijkt ook door veel dialectsprekers gemaakt te worden, vooral in Holland, maar ook in het rivierengebied, Oost-Noord-Brabant en hier en daar in Nederlands Limburg, Belgisch Brabant en Oost-Vlaanderen. Het noordoosten (met uitzondering van Twente en de Achterhoek, waar de toestand wat onduidelijk is) blijkt geen behoefte te hebben aan een dubbel meervoud en houdt vast aan de -s-pluralis in beide betekenissen. Verder is er op kaart 3 niet veel belangwekkends te zien. Dit komt omdat er naast wortel ‘carrot’ nogal wat heteroniemen voorkomen: pee(n) in een groot deel van Zuid-Holland, in Zeeland, West-Noord-Brabant en Antwerpen, karoot verspreid in West-Vlaanderen, poot in Belgisch-Limburg en Oost-Belgisch-Brabant, moor in een gedeelte van Nederlands Limburg. Op een combinatiekaart blijven deze streken dus wit, wat ook geldt voor de plaatsen waarvoor als meervoudsvorm een vorm wordt opgegeven die zich niet of alleen door umlaut van het enkelvoud onderscheidt (grotendeels in dezelfde gebieden gelegen als op kaart 2, namelijk in Twente, het rivierengebied, Oost-Noord-Brabant en Nederlands Limburg). Vandaar dat ook in dit geval weer een aanvullende kaart gemaakt is, nl. van de meervoudsvormen van wortel ‘root’ in de zuidelijke helft van het Nederlandse taalgebied. Deze kaart vertoont ongeveer dezelfde spreiding van de twee meervoudsvormen als de kaarten van wafel, appel en aardappel. Voor het noordoostelijke -s-gebied in ruime zin constateren we overeenstemming tussen het kaartbeeld en de - niet zo talrijke - opgaven in de literatuur. Met één opvallende uitzondering: Dijkstra 1900-1911 (s.v. wirtel) geeft voor Hindelopen F 2 als enkelvoud wortel en als meervoud wortlen. Omdat dit vermeld wordt in het gedeelte van het artikel waar wortel in de betekenis ‘root’ behandeld wordt, zou men kunnen concluderen dat wortel ‘carrot’ in het Hindelopens het (gewone) -s-meervoud heeft. Dit laatste wordt bevestigd door Van der Kooy 1937, 176, maar noch bij deze auteur, noch bij De Boer 1950, noch in de vragenlijst van Hindelopen wordt de vorm op -en vermeld. In het Friese woordenboek treffen we een -s-pluralis aan in een uitdrukking (Frysk Wurdboek 1956, s.v. woartel). Verder zijn er vermeldingen van -s-meervouden te vinden in: Schuringa 1923, 90; Ter Laan 1953, 27; Bruijel 1901, 76; Bosch (Heerde F 113) en Blokhuis (Bunschoten F 139). Van Ginneken geeft voor Marken, Volendam én Monnikendam het -s-meervoud voor ‘wortel, wortels’ en -en voor ‘wortel, wortelen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(eetbare)’ (Van Ginneken 1954, 49), volkomen in overeenstemming met wat het kaartbeeld in Noord-Holland te zien geeft. Wat Zuid-Holland betreft vinden we vermeldingen van een -s-pluralis voor Middelharnis I 25 (Kleeuwens, 17) en West-Voorne (Van Weel 1904, 54). In het tweede geval wordt vermeld dat het om ‘root’ gaat; voor de eerste opgave moet hetzelfde gelden: we bevinden ons hier in het pee(n)-gebied In Oost-Noord-Brabant is het kaartbeeld weinig sprekend: er zijn veel witte plekken, verder weliswaar een meerderheid van wortels ‘root’/ wortelen ‘carrot’-opgaven, maar ook -s-vormen voor beide betekenissen en zelfs een paar keer het zelden voorkomende wortelen ‘root’/wortels ‘carrot’. Deze kennelijke onzekerheid wordt in zoverre weerspiegeld in de literatuur dat Elemans 1958, 130 en 237 voor Huiseling L 103 zowel wòrtele als wòrtels (beide voor ‘carrot’) vermeldt, Jacob 1937, 68 voor Grave L 110 de -s-vorm voor ‘root’ en -s/-en voor ‘carrot’, en De Bont 1962, 344 voor Kempenland -s/-en (zonder vermelding van differentiatie naar betekenis). Wat Nederlands Limburg betreft is bij Van de Voort 1973 (Meerlo L 217 en Wansum L 214) alleen een vorm op -e(n) te vinden (‘carrot’) in een aftelrijmpje. De invuller van de vragenlijst voor Meerlo vermeldt -s voor ‘root’ en -en voor ‘carrot’, evenals die voor Maastricht Q 95; deze laatste opgave wordt bevestigd in Endepols 1955. In Jongeneel 1884, 2e stuk, 72 vinden we een -e(n)-meervoud voor Heerlen Q 113, zonder vermelding van wat er bedoeld wordt met ‘wòttel’. We beschikken niet over een ingevulde vragenlijst voor deze plaats. Als we aannemen dat dit woord alleen ‘root’ betekent (Jongeneel geeft wel het woord moer met de betekenis ‘peen’), is deze opgave in ieder geval in overeenstemming met het beeld dat Zuid-Oost-Limburg op kaart 3a te zien geeft. In centraal en Oost-België is vermenging van -s- en -en-vormen op kaart 3a in sterker mate aanwezig dan op de kaarten van wafel en appel. Niet alleen komen de -s- en -en-meervouden door elkaar voor in dezelfde streken, maar heel vaak ook in dezelfde plaats. De opgaven in de literatuur zijn niet talrijk, maar stemmen wel overeen met het kaartbeeld. Teirlinck 1921-1922 vermeldt de uitgang -s voor de betekenissen ‘root’ en ‘carrot’; het door hem beschreven gebied ligt nog net in het westelijk-Vlaamse gedeelte waar de kaart alleen -s-vormen te zien geeft. Goemans 1954 geeft voor Leuven P 88 -s en -en op als meervoudsuitgangen van ‘wétel’ ‘root’, evenals de beide invullers van de vragenlijst. Voor Aarschot P 25 vermeldt Pauwels 1958, 278 eveneens beide uitgangen, zonder over de betekenis te spreken; op de ingevulde vragenlijst treffen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
we alleen -s aan (voor ‘root’). Aarschot ligt op de kaart echter nog duidelijk in een gebied waar beide vormen voorkomen. Ook bij het woord wortel zijn er weer aanwijzingen dat de meervoudsuitgang -en de oudste is. In het Mnl. Wdb. vinden we in al de vele voorbeelden s.v. wortele in beide betekenissen alleen maar -en-meervouden. Ook Van Loey 1969, 24 geeft uitsluitend de -en-vorm. Pas voor het 16e-eeuws vermeldt Kolthoff 1894, 37 een vorm wortels. De invuller van de vragenlijst voor Miste M 11 noemt het -en-meervoud oud (evenals voor appel), zowel voor de betekenissen ‘root’ als ‘carrot’. Volledigheidshalve vermeld ik tenslotte nog twee losse opmerkingen van invullers. Voor Diemen E 111 wordt als pluralis van ‘carrot’ wortelen opgegeven, met de aantekening: ‘maar “winterwortels”’. De invuller voor Stelen K 307b geeft als normaal meervoud van ‘root’ de -s-vorm; wortelen betekent ‘een grote hoop’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. artikel - maatregelDe woorden artikel en maatregel kunnen uiteraard niet als ‘echte’ dialectwoorden worden beschouwd. Sommige invullers van de vragenlijst maakten dan ook een opmerking van deze strekking of lieten de plaats achter beide woorden open, maar zoals kaart 4 laat zien hebben verreweg de meeste correspondenten een of meer pluralisvormen van artikel en/of maatregel opgegeven. Het zijn dan ook woorden die niet al te ongewoon zijn - zoals bv. tussenwerpsel of incunabel - en ook in een gesprek in dialect meermalen zullen voorkomen. Maar ze zijn natuurlijk duidelijk van een ander niveau dan appel, aardappel, wortel en ook wafel, en het leek me interessant om na te gaan of en in hoeverre dit gevolgen had voor de meervoudsvorming. Bovendien bood het woord artikel met zijn verschillende betekenissen kans op morfologisch-semantische onderscheidingen. Er is inderdaad een verschil tussen kaart 4 en alle andere kaarten dat direct in het oog springt: het -en-meervoud komt bij artikel en maatregel veel meer voor dan bij de andere woorden. Weliswaar zijn ook hier nog de noordoostelijke en zuidwestelijke gebieden te onderscheiden waar de -s een duidelijke voorkeur heeft, maar deze gebieden zijn lang niet zo homogeen als op de andere kaarten. Dat Noord-Holland meer -en vormen vertoont dan anders ligt in dezelfde lijn. Ook als combinatiekaart functioneert kaart 4 niet slecht. Bij nauwkeurig toezien constateren we, dat de combinaties artikelen/maatregels (1) en artikels/maatregelen (2) weliswaar over het hele gebied verspreid voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen, maar wel een regionale differentiatie vertonen in die zin, dat van noord naar zuid het aantal malen dat combinatie 2 voorkomt toeneemt. Misschien spreken de cijfers hier nog duidelijker dan het kaartbeeld:
Of anders gegroepeerd:
Het gebruik van het meervoud artikels door Zuidnederlanders valt noorderlingen dan ook dikwijls op, terwijl ik me niet iets dergelijks herinner t.a.v. de vorm maatregels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij woorden als deze is het begrijpelijk dat vermeldingen in de dialectliteratuur schaars zijn. Ter Laan 1952 vermeldt wel de vorm artikels, maar alleen in een uitdrukking. Voor het Fries vinden we de -s-meervouden voor beide woorden opgegeven, en wel in Dijkstra 1900-1911 (artikel) en het Frysk Wurdboek 1956 (maatregel). Elemans 1958, 266 geeft alleen de twaalv artiekkele (van het geloof), waarop ik aanstonds terugkom. In het Maastrichts heeft artikel volgens Endepols 1955 alleen een meervoud op -en; bij maatregel staat ‘-e en -s’, wat betekent dat de eerste vorm de voorkeur heeft. De invuller van de vragenlijst heeft voor beide woorden de -en-pluralis opgegeven. Pauwels 1958, 278 plaatst artikel bij de woorden die in het Aarschots beide meervoudsuitgangen kunnen krijgen; de invuller houdt het bij de -s. De voorkeur voor een meervoud op -en bij artikel en maatregel, vergeleken met de andere behandelde woorden, zal wel veroorzaakt zijn door invloed van het ABN, dat op dit stilistisch niveau sterker doorwerkt dan bij huis-, tuin- en keukenwoorden. Hoe is anders te verklaren dat bv. in de provincie Groningen, waar op de andere kaarten geen enkel -en-meervoud voorkomt, op kaart 4 acht opgaven van -en-vormen (voor beide woorden of voor een ervan) verschijnen? Dat het ABN de vormen op -en prefereert blijkt wel duidelijk uit de vermeldingen in de woordenboeken. Bij artikel geeft de Woordenlijst beide meervoudsuitgangen, met voorkeur voor -en. Van Dale, Koenen en Weijnen hebben overeenkomstige vermeldingen. Het WNT beperkt zich in deel II1 tot -en; in de citaten is éénmaal een -s-meervoud te vinden (Multatuli). In het Supplement staat vermeld: ‘[in Zuid-Nederland] wordt ook een mv. op -s gebezigd, dat in N.-Nederl. voor Gron. wordt opgegeven’. Voor maatregel zijn de opgaven van de Woordenlijst, Van Dale, Koenen en Weijnen dezelfde als voor artikel. Het WNT noemt het ‘mv. gewoonlijk maatregelen’; er zijn twee citaten met -s (Marquis (Antwerpen, 1658) en Wolff en Deken). Tot slot iets over de eventuele samenhang tussen meervoudsuitgang en betekenis bij het woord artikel. Een vrij groot aantal invullers maakte hier opmerkingen over. De verschillende betekenisonderscheidingen die hierbij gemaakt werden zijn terug te brengen tot een viertal: 1. geloofsartikel, 2. artikel in krant of tijdschrift, 3. artikel in winkel of magazijn, 4. artikel van een wet, statuut, akte enz. Ik geef hier de aantallen van -s- en -en-opgaven voor deze betekenissen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met ‘geloofsartikel’, althans met het meervoud van artikel in deze betekenis, ligt de zaak het duidelijkst: er zijn maar 6 invullers die deze betekenis noemen, maar ze zijn unaniem in hun opgave van de -s-pluralis. De vaste formule in rooms-katholieke milieus: de twaalf artikelen (bv. door Elemans genoemd; zie boven, blz. 63), alsook de connotatie van ‘verhevenheid’ bij het gebruik van artikel in deze betekenis, zullen wel de verklaring vormen. Bij ‘kranteartikel’ is de meerderheid van -s-opgaven erg groot. Van de 16 invullers die hier voor de uitgang -s kozen, zijn er 4 Noord- en 12 Zuidnederlander (vgl. wat hierboven over het zuidelijk gebruik van artikels gezegd is), de 2 ‘tegenstemmers’ zijn over de beide landen verdeeld. De meerderheid van de opgaven inzake ‘winkelartikel’ ligt aan de -en-kant en is nog wel duidelijk, maar toch minder indrukwekkend dan in de voorgaande gevallen. Ook van een groot Noord- of Zuidnederlands overwicht is hier geen sprake meer: de verhouding tussen Noord en Zuid is voor -en 12:11 en voor -s 4:6. De verhouding van 12:7 tussen -s en -en als meervoudsuitgang van ‘wetsartikel’ laat nauwelijks een conclusie omtrent voorkeur toe. Aan beide kanten zijn er maar 2 Zuidnederlanders onder de invullers. Er is dus een Noordnederlandse meerderheid, niet voor een van beide meervoudsuitgangen, maar voor het onderscheiden van de betekenis ‘artikel in een wet, statuut, akte enz.’. Eventuele beschouwingen over volksaard die hieraan vastgeknoopt zouden kunnen worden vallen buiten het bestek van dit artikel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Conclusies5.1. DiachronischHoewel niet alle dialectologen gelukkig zullen zijn met het indelen van hun vakgebied bij de historische taalkunde, zoals in Van den Toorn 1973, 31 en 34 gebeurt - dialectologie werd en wordt nog steeds door veel onderzoekers op synchronische wijze en met synchronische bedoelingen beoefend -, behoeft het geen betoog dat met name de dialectgeografie belangrijke bijdragen kan leveren aan het historisch taalonderzoek. Of dit laatste ook van toepassing is op de bij dit artikel afgedrukte kaarten, staat nog te bezien. In ieder geval is het de moeite waard ze met het oog hierop eens nader te bekijken. Het eerste wat opvalt is misschien dat het kaartbeeld in het algemeen een andere indruk maakt dan we op grond van onze kennis van de taal- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschiedenis zouden verwachten. Uitgaande van de gedachte dat de oudste vormen aan de periferie te vinden zijn, zouden we op grond van de grote noordoostelijke en zuidwestelijke -s-gebieden die zich op alle kaarten aftekenen, moeten concluderen dat het -s-meervoud het oudste is en dat de -en-pluralis is veroorzaakt door een centrale vernieuwing. Nu is het -s-meervoud in het Nederlands wel al heel oud - in ‘het oudste Nederlandse zinnetje’ staat al een voorbeeld (nestas) -, maar in het Middelnederlands was het toch aanzienlijk minder frequent dan later en in het Gotisch kwam het helemaal niet voor. De werkelijke toestand is dus net andersom dan de kaart op het eerste gezicht suggereert. Op het eerste gezicht, want er zijn ook wel tekenen die in de andere richting wijzen. Zo bv. het feit dat op de kaart van wafel veel minder -en-meervouden voorkomen dan op die van appel/aardappel (het woord wortel leent zich door zijn verschillende betekenissen minder goed voor vergelijking). Woorden als appel en aardappel komen in het taalgebruik natuurlijk meer voor en hebben daarom meer kans hun oude meervoudsvorm te bewaren dan wafel. Verder zouden er, als de -en-pluralis een vernieuwing was, op de kaarten minstens drie vernieuwingshaarden te onderscheiden zijn (Noord-Holland, Zuid-Brabant en Nederlands Limburg), wat toch wel onwaarschijnlijk is. Bovendien zou dan aangetoond moeten worden dat deze haarden ook werkelijk expansief zijn, d.w.z. dat het gebruik van -en-meervouden toeneemt. Of dat zo is blijkt natuurlijk nooit uit een kaart, maar op grond van het moderne taalgebruik krijgt men niet de indruk. Neemt men algemeen aan dat het -s-meervoud jonger is dan dat op -en, over de oorsprong van de -s bestaat (of in ieder geval: bestond) minder overeenstemming. Een goed overzicht van de verschillende opvattingen geeft Emil Öhmann in een artikel over Die Pluralformen auf -s in der deutschen Substantivflexion, waarin ook het overeenkomstige verschijnsel in het Nederlands ruime aandacht krijgt (Öhmann 1961-1962, 228-236). Voor beide talen heeft men aan ontlening uit het Frans, ontstaan uit de genitief en voortzetting van de oudsaksische uitgang -os gedacht; voor het Duits bovendien nog aan ontlening uit het Nederlands. Öhmann opteert voor de voortzetting van osaks. -os en vertegenwoordigt daarmee wel de opvatting die op het ogenblik de algemene genoemd kan worden. gezien de behandeling van de meervoudsuitgang -s in Schönfeld (Van Loey 1970, 124). Moderne dialectkaarten zijn zonder een uitgebreid historisch onderzoek natuurlijk niet geschikt om deze of gene verklaring te ondersteunen. Maar daarom zijn ze nog wel interessant. In Van Loey 1970, 124 lezen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
we over het Middelnederlands: ‘De vormen op -s komen gewoon voor in het Wvla.; ze zijn veel talrijker dan die op -n in het Ovl., het Holl., het Antwerpse en het Mechelse. In Brussel overheersen de vormen op -n’. Het is dan opvallend dat deze toestand - zeker wat de Zuidnederlandse tegenstelling tussen Vlaanderen en (Zuid-)Brabant betreft - in de moderne dialecten grotendeels nog bestaat. Öhmann beschouwt de door Van Loey genoemde taalgeografische feiten als ‘Tatsachen, die gegen französischen Ursprung sprechen’ (Öhmann 1961-1962, 230). Daar is natuurlijk veel voor te zeggen, maar daarmee is de oudsaksische oorsprong nog niet bewezen. Die wordt weer wel aannemelijk gemaakt door de ‘nordöstliche(n) Verbreitung der s-Plurale’. Maar is dat zuidwestelijke -s-gebied dan ook onder Saksische invloed ontstaan, waarbij een brede middenstrook niet of onvolledig ‘gesaksificeerd’ is? Öhmann, die uit Schönfeld-Van Loey alleen de zuidwestelijke situatie in de Middeleeuwen kende, kon - in principe terecht - opmerken: ‘Die Verhältnisse in den modernen niederländischen Mundarten dürfen wegen der Möglichkeit von Verschiebungen nur mit Vorsicht herangezogen werden’; maar nu we zien dat er althans in het zuidwesten blijkbaar geen ingrijpende verschuivingen hebben plaatsgevonden, staan we op vastere grond. Of misschien juist op lossere, want de oudsaksische oorsprong als enige verklaring van de meervouds-s lijkt me door het beeld dat onze kaarten te zien geven wel wat geleden te hebben. Maar nogmaals: zonder een diepgaand historisch onderzoek met goed dateerbare en localiseerbare bronnen is hier verder weinig steekhoudends over te zeggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2. SynchronischSchrijvers van woordenboeken en praktische spraakkunsten kunnen voor hun behandeling van de substantieven met dubbel meervoud hun voordeel doen met de in dit artikel aangeboden gegevens. Op welke manier dat zal gebeuren, hangt natuurlijk af van het doel dat men wil bereiken. Wie bv. een eenvoudige taalcursus voor niet-Nederlandstaligen wil schrijven en ervan uitgaat dat de daarin verwerkte grammatica uitsluitend grammaticale zinnen, maar daarom nog niet alle grammaticale zinnen moet genereren, zou kunnen volstaan met de hoofdregel dat substantieven op -əl (evenals die op -əm, -ən, -ər enz.) in het meervoud een -s krijgen, en de hier behandelde woorden niet apart vermelden, al zal hij misschien aarzelen bij artikel en maatregel. Immers op alle kaarten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
behalve die van de laatste twee woorden, vormen de -s-meervouden een ruime meerderheid. Wie de taalwerkelijkheid uitvoeriger en genuanceerder wil beschrijven zal misschien bij wafel alleen de -s-pluralis vermelden, maar bij appel, aardappel en wortel -s en -en opgeven, waaraan bij het laatste woord toegevoegd kan worden dat voor veel taalgebruikers het meervoud van ‘root’ wortels en van ‘carrot’ wortelen is. T.a.v. artikel en maatregel lijkt het verantwoord -en als de normale pluralisuitgang op te geven, maar de meervoudsvorming met -s als mogelijk te vermelden. Over een eventueel betekenisverschil tussen artikelen en artikels is niet veel zinnigs te zeggen. Wil men bovendien de regionale differentiatie van de meervoudsvorming in grote trekken schetsen, dan zou men kunnen vermelden dat in het noordoosten en het zuidwesten vrijwel uitsluitend de -s-pluralis gebruikt wordt, in het zuidoosten een duidelijke voorkeur voor -en bestaat, en in het overblijvende gebied -s en -en door elkaar voorkomen.
Amsterdam, december 1973 J. de Rooij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aangehaalde werken
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|