Taal en Tongval. Jaargang 22
(1970)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Het Colloquium ‘Niederlandistik und Germanistik’ te Leipzig.Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Nederlandse afdeling van de Karl Marx-universiteit te Leipzig, had van 27 tot 29 oktober 1969 aldaar een colloquium plaats over nederlandistiek en germanistiek. Professor dr. Gerhart Worgt had zich met de inrichting ervan belast en het mag dan ook op alle punten geslaagd heten.
Buiten de Duitsers, die vrij talrijk waren opgekomen, waren er éen Rus: (prof. S.A. Mironov), éen Fin (prof. E. Erämetsä), drie Nederlanders (Mw. en prof. A.A. Weijnen en dr. D.P. Blok) en acht Belgen (vier uit Leuven: prof. H. Draye, prof. O. Leys, prof. J. Goossens en doc. G. Geerts; drie uit Luik: prof. J. Moors en twee assistenten: Mw. M. Esch-Pelgroms en drs. J.-P. Willems; éen uit Gent: ikzelf).
De Belgen, die allen samen per vliegtuig vertrokken waren de 26e, een zondag, werden te Berlijn-Schönefeld opgewacht door professor Worgt en docent Arwed Spreu (Berlijn), die het vorig academiejaar aan de Gentse universiteit was komen werken, tevens om zich verder in het Nederlands te bekwamen. Na een vluchtig, maar leerrijk bezoek aan de hoofdstad, vertrokken wij per bus naar Leipzig, waar de andere deelnemers reeds waren aangekomen.
De morgenden van de eerste twee dagen waren volledig gewijd aan de lezingen (achttien in het geheel): Dr. D. Stellmacher (gedurende het academiejaar 1969-1970 lektor Duits te Jyväskylä): Die Entwicklung der Niederlandistik in der D.D.R.; Prof. Dr. R. Grosze (Leipzig): In Memoriam Theodor Frings. Die Bedeutung von Theodor Frings für die Entwicklung der Germanistik und Niederlandistik in der D.D.R.; Mw. Dr. habil. G. Schieb (Leipzig): Die Bedeutung der Veldekeforschung für die deutsche und niederländische Philologie; Mw. Dr. E. Linke (Leipzig): Aufgaben der Textkritik, dargestellt nacht den Erfahrungen bei der Herausgabe der rheinischen Chanson de Geste ‘Morant und Galie’; Prof. Dr. H. Draye (Leuven): Zweisprachigkeit in Flandern als soziologisches Problem; Prof. Dr. J. Goossens (Leuven): Niederländische Mundarten aus deutscher Sicht; Prof. Dr. J. Moors (Luik): Schrijnens Isoglossen von Ramisch in Nederland gekontroleerd en doorgetrokken; Drs. J.-P. Willems (Luik): Het N.-O. van de provincie Luik als overgangsgebied tussen Limburgse en Rijnlandse dialekten; moeilijkheden en perspectieven van het onderzoek.
Daar de lezingen nooit langer duurden dan een half uur en men wijselijk afgezien had van discussie, omdat die gewoonlijk veel te veel tijd in beslag neemt, kon de voorzitter om 1 uur stipt het woord verlenen aan Dr. S. Heiland (Leipzig), die ons onderhield over Niederländische Malerei in den Sammlungen der D.D.R., een inleiding tot het geleid bezoek dat de congressisten 's namiddags brachten aan de afdeling Nederlandse schilderkunst van het Museum voor beeldende kunst van | |
[pagina 96]
| |
de stad, alsook aan een tentoonstelling van Hollandse tekeningen van tijdgenoten van Rembrandt.
Professor Draye en ikzelf gingen ondertussen, samen met Mw. Gabriele Schieb en Mw. Ilse Stohmann, de verkleefde sekretaresse en rechter arm van professor Frings, een krans neerleggen op zijn graf.
De volgende morgen waren we reeds te halfnegen aan het werk. Ik kwam de eerste aan de beurt met: ‘De bouc van de ambachten’ en het ‘Gespraechbüchlein’. Daarna werd het woord gevoerd door mw. Dr. M. Esch-Pelgroms (Luik): Over de rechtsterminologie in Grotius' inleiding tot de Hollandse rechtsgeleerdheid; Prof. Dr. A.A. Weijnen (Nijmegen): Woordgeschiedkundige beschouwing over letterkunde; Prof. Dr. E. Erämetsä (Jyväskylä): Der englische Einflusz auf den niederländischen Wortschatz des 18. Jahrhunderts; Prof. Dr. O. Leys (Leuven): Infinitiv-Konstruktionen im Deutschen. Eine Konfrontation mit dem Niederländischen auf transformationeller Basis; Prof. Dr. S.A. Mironov (Moskou): Paradigma en genus; Prof. Dr. G. Worgt: Genusprobleme im Niederländischen und Deutschen; en ten slotte doc. dr. G. Geerts (Leuven): Het genus van Engelse leenwoorden in het Duits en het Nederlands.
Deze taalkundige morgen werd besloten met een voordracht over Probleme der altniederländischen Musik.
's Namiddags brachten we een bezoek aan de stad en wie Leipzig nog vóór een paar jaren had doorlopen, kon ook hier - net zoals in Berlijn - de reusachtige vooruitgang merken. 's Avonds woonden wij in de smaakvolle opera de opvoering bij van Prins Igor, die ook daar, zoals in de Sovjetunie, nog steeds volle zalen trekt.
Waarschijnlijk als beloning voor de aan de dag gelegde ijver tijdens het colloquium, hadden de inrichters voor de laatste dag van ons verblijf een uitstap georganiseerd. Wij vertrokken per bus naar Wörlitz en verder naar Dessau-Mosigkau om er twee oude kastelen met waardevolle schilderijen en meubelen te bezichtigen. Op de terugreis naar Leipzig bezochten wij de nieuwe, nog in volle opbouw, socialistische ‘grootstad’ Halle-Neustadt, vlak naast de oude stad. De volgende dag waren we weer thuis.
Over dit colloquium schreef professor H. Draye een zeer lezenswaard artikel in de ‘Standaard der Letteren’ van 5-12-1969, waarin hij ons in het kort de historiek schetst van de Nederlandse afdeling te Leipzig. We leren eruit dat 1 april 1919 als officiële datum geldt voor het begin van de neerlandistiek te Leipzig en dat in 1918 dr. André Jolles te Leipzig tot hoogleraar voor het Nederlands werd aangesteldGa naar voetnoot1. | |
[pagina 97]
| |
In zijn artikel De afdeling Nederlands aan de Karl-Marx-universiteit, Leipzig (Ons Erfdeel, Jg. 11, nr. 2, dec. 1967) schrijft anderzijds Dr. D. Stellmacher: ‘Jolles was bijzonder bekend geworden door de medeoprichting en uitgave van het tijdschrift “Van Nu en Straks”.
Ik vermoed dat Dr. Stellmacher dat gegeven gevonden heeft in de “Berufungsantrag der Herren Prof. Köster und Sievers”, waarvan de tekst mij door Mw. Ilse Stohmann werd bezorgd en waarin te lezen staat: “Ungewöhnlich geistvoller Schriftsteller, intimer Kenner der flämischen Literatur. Die ältere ist ihm durchaus vertraut, besonders hat er sich mit Vondel beschäftigt und was die zeitgenössische anlangt, so ist er einer der Führer der jungen fläm. Literatur gewesen und hat dem Kreis angehört, der sich zu Beginn der 90er Jahre um Vermeylen sammelte. Er hat damals die programmatische Zeitschrift “Van Nu en Straks” mitbegründet und hrsg. und ist ihr ständiger Mitarbeiter geblieben. Die Aufsätze, die J. niederländ. Literaturwerken gewidmet hat, stehen meist in der Zeitschrift “De Kroniek”...’.
Dat A.J. van in den beginne gedichten in V.N. & S. gepubliceerd heeft, is een feit, maar dat hij tot een van de medestichters zou hebben behoord, betwijfel ik ten sterkste, want ik heb zijn naam nooit horen vernoemen, noch door A. Vermeylen, noch door Mane de Bom, noch door K. Van de Woestijne, noch door Herman Teirlinck. Hij behoorde wel in 1895 tot de stichters van het Hollandse tijdschrift ‘De Kroniek’.
Hij moet wel een fascinerende figuur zijn geweest, te oordelen naar wat mijn vriend Herman Bossier mij vertelde en de oud-hoofdassistente van de Nederlandse afdeling te Leipzig, mw. prof. dr. E. Karg-Gasterstädt in Das alte Germanistische Institut. Persönliche Errinnerungen aus meiner Studien- u. Bibliothekarszeit (Wiss. Zeitschr. der Karl-Marx-Univ., Leipzig, 8. Jg. 1958/59, Gesellschafts- u. Sprachwiss. Reihe, Heft 4.) schreef. (Mij meegedeeld door Mw. I. Stohmann).
In 1933 sloot hij zich bij het nationaal-socialisme aan en trachtte met prof. Fritz Karg, prof. Theodor Frings, de direkteur van het ‘Germanistisches Institut’ de voet te lichten, waarin hij echter niet slaagde. In 1944 verleende het naziregime hem - ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag - de ‘Goethe-Medaille für Kunst u. Wissenschaft’ voor zijn verdiensten op het gebied van de literatuurwetenschap. Hij is op 22 februari 1946 te Leipzig vereenzaamd overleden.
Ik hoop dat aan een van onze universiteiten aan deze bijzonder interessante figuur een grondige studie zal worden gewijdGa naar voetnoot1. Dr. D.S. schrijft ook dat dr. Van Gorp in de jaren 1909-1910 lektor Nederlands te Leipzig zou zijn geweest. Prof. Draye schrijft mij (3-2-1970) dat de zoon van Dr. J. van Gorp, die een oud-student van hem is, daar niets van afweet. Wie zal het ophelderen?
Prof. Draye vermeldt ook dat in 1943 die afdeling een biblioteek bezat met | |
[pagina 98]
| |
60.000 boeken en tijdschriften, die door het bombardement van 4 december 1943 volledig werd verwoestGa naar voetnoot1.
Professor Draye wijst er verder op dat reeds in 1907 dr. Jozef DupontGa naar voetnoot2, die in 1909 aan de Leuvense universiteit, met een proefschrift over het dialekt van Bree, het doctoraat in de Germaanse Filologie behaalde, tot lektor in het Nederlands werd aangesteld terwijl hij bij de beroemde linguïst Eduard Sievers college liep.
Laten we hopen dat de Nederlandse afdeling van de Karl Marx-universiteit in afzienbare tijd haar oude luister zal hebben herwonnen en dat ook te Berlijn en te Rostock leerstoelen voor onze taal zullen worden opgericht!
Willem Pée. |
|