Taal en Tongval. Jaargang 21
(1969)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
Een Fransvlaams-Zeeuwse parallel: ons ‘wij’De intieme dialekteenheid tussen West-Vlaanderen en Zeeland moet vroeger nog veel sterker geweest zijn, toen het zeeuws nog niet door het ABN aangetast was. Klankleer- en woordenschatfeiten om die eenheid te bewijzen hoef ik hier niet te geven, evenmin als de talloze geledingen die dit merkwaardig gebied toch verscheidenheid geven. Één van de kenmerken die hierbinnen maar in een beperkt gebied bekend zijn wil ik nu bespreken. Kaart 1
W = wi enz. [ een naamvalssysteem ] O = ons enz. [ geen naamvalssysteem ] In Zeeland en in het uiterste zuiden (het nederlandstalige deel van Frankrijk: Frans-Vlaanderen) komt naast het algemeen bekende onbe- | |
[pagina 212]
| |
klemtoonde me ‘we’ een naamvalsloos systeem voor bij het beklemtoonde pers. vn.: het type ons/ons in plaats van wij/ons dat ook het ABN kent net als praktisch alle nederlandse dialekten. Kaart 2
W = wider, wulder enz. moeten of me moeten wider} een naamvalssysteem Wm = wider me moeten enz.} een naamvalssysteem WW = wider wi moeten} een naamvalssysteem N = nuus moeten of me moeten nuus} geen naamvalssysteem Nm = nuus me moeten} geen naamvalssysteem Dat onbeklemtoonde me laat ik verder buiten beschouwing: eveneens kunnen fonetische, fonologische en syntaktische varianten grotendeels onbesproken blijven. In Zeeland komen types als ongs en õs vrij veel voor blijkens de atlas die ik straks nog zal noemen. Daarnaast is | |
[pagina 213]
| |
er de typische reliktvorm uus die we bij Ghijsen vermeld vindenGa naar voetnoot1 en die in West-Vlaanderen heel verbreid is: Frans-Vlaanderen heeft vrijwel uitsluitend nuus. De syntaktische varianten hebben vooral betrekking op Frans-Vlaanderen: ik volsta met er enkele te noemen: wider, me gaon...; nuus, me gaon ... Ik heb er op het fransvlaamse kaartje toch iets van afgebeeld omdat ze de lezer wat meer informatie geven en hem aan de andere kant helemaal niet hinderen bij de studie van het punt waar het nu om gaat: de naamvalsloosheid bij de beklemtoonde vorm van het pers. vn. van de eerste persoon mv. Gemakshalve spreek ik van het ons/ons-systeem. Het materiaal van de twee kaartjes berust op de twee betreffende delen van de Reeks Nederlandse Dialektatlassen: E. Blancquaert en P.J. Meertens, Dialect-atlas van de Zeeuwsche eilanden en W. Pée, Dialect-atlas van West-Vlaanderen en Fransch-Vlaanderen (Antwerpen 1946). Zin 44 daarin luidt: ‘Wij (lieden) moeten daar de helft van hebben en gij(lieden) de andere helft’. Én de vormen met -lieden én de tegenstelling suggereren de dialektsprekers duidelijk dat ze beklemtoonde vormen moeten geven. - Kaart 88 van de twee atlassen geeft het fragment van die zin: Wij(lieden) moeten.
* * *
Kaart 1 hiervoor laat zien dat het ons/ons-systeem enkel op de eigenlijke zeeuwse eilanden voorkomt, en niet op Goeree-Overflakkee (Zeeuws-Vlaanderen vertoont het blijkens de Dialect-atlas van Noord-Oost-Vlaanderen en Zeeuwsch-Vlaanderen van E. Blancquaert evenmin). Op Schouwen-Duiveland waar nog niet eenderde van alle plaatsen onderzocht kon worden, is maar één geval opgetekend; op alle andere eilanden is het in de meerderheid. - Vier plaatsen kennen de twee systemen wij/ons en ons/ons naast elkaar: I 54 (Stavenisse), I 67a (Oostkerke of Wolfaartsdijk), I 96 (Kapelle) en I 100 (Werkendam). Isoglossering is hier door het grove opnemingsnet natuurlijk onmogelijk, en bovendien zou iemand die speciaal Zeeland afreisde om dit verschijnsel bij oudere en jongere dialektsprekers te onderzoeken, zeker een veel gedetailleerder beeld krijgen. Misschien zou dan hetzelfde | |
[pagina 214]
| |
blijken als bij het wél isoglosseerbare tweedelige fransvlaamse gebied, dat nl. de plaatsen met de twee systemen naast elkaar, aan de grens van het wij/ons-gebied liggen en dat de ‘tweetaligheid’ opdringing bewijst van het naamvalssysteem ten nadele van het naamvalsloze. Voor Zeeland bevestigde dr. Meertens m'n vermoeden: ‘Ons als onderwerpsvorm is in het Zeeuws inderdaad aan het uitsterven. Men hoort het nog wel, maar niet meer onder de jeugd. Het is en was ook in mijn jeugd al boers dialect (niet plat); in de steden ben ik het nooit anders tegengekomen dan onder mensen van boerenafkomst’ (4-10-67). Aan de andere kant staat hier de mededeling van meneer A.C. Vermast: ‘Wat dr. M. hier zegt, zegt hij als Walcherenaar. Als geboren Zuid-Bevelander kan ik u vertellen, dat ons als subject daar overal gebruikt wordt (ook in de ‘stad’ Goes) en dat wij het niet boers vinden. Van verdwijnen is geen sprake.’ (Brief van dec. 1967). Als niet-Zeeuw moet ik me een beetje op de vlakte houden, al is er in elk geval de onloochenbare ABN-invloed die vooral de laatste tientallen jaren ook in deze provincie in steeds vlugger tempo massa's dialektmateriaal opruimt Dat ons/ons daarop een uitzondering zou maken, lijkt toch vooral in het licht van dr. Meertens z'n getuigenis, wel heel onwaarschijnlijk. Maar in de ene streek zal het proces ongetwijfeld vlugger voltrokken zijn als in de ander.
* * *
In Frans-Vlaanderen daarentegen is absoluut geen sprake van ABN-invloed en toch is daar de positie van ons/ons er aanzienlijk zwakker als in Zeeland. Franse invloed zou vanwege het nous/nous-systeem juist het ons/ons-gebied moeten vergroten. Maar vooral het kleinste ons/ons-gebiedje maakt de indruk dat het wegsmelt. Zo zou als verklarende faktor hier dan enkel de beperktheid van de ons/ons-brokjes kunnen gelden en verder misschien het feit dat in het algemeen naamvalsloze systemen in de oren van mensen die ze zelf niet gebruiken, een primitieve indruk maken en soms zelfs plat klinken. Ik wijs op hun hebben het gedaan en op de ontwikkeling van het naamvalsloze u/u-systeem in het ABN die zoveel eeuwen vooral in teksten geremd is ten voordele van het naamvalssysteem gij/u. Maar verifikatie van deze hypotese voor de fransvlaamse gegevens was nodig. Met name zou ik moeten kunnen achterhalen of het ons/ons-systeem als ‘platter’ aangevoeld wordt in de drie plaatsjes die het naast het wij/ons-systeem kennen: N 5 (Sint-Winoksbergen), N 105 (Sint- | |
[pagina 215]
| |
Silvester-Kapel) en N 109 (Kaaster). Ik schreef over die zaak aan prof. Pée, maar vermoedelijk had die in z'n materiaal hierover geen gegevens beschikbaar, want m'n brief bleef tot dusver helaas onbeantwoord.
* * *
Aan de verleiding om tegenover dit uitstervingsproces van ons/ons z'n grote bloei in het Afrikaans - ongetwijfeld dankzij zeeuwse invloed - te bespreken, moet ik wegens plaatsgebrek weerstand bieden. Wel wil ik nog een enkel woord wijden aan de hypotetische kwestie van de samenhang tussen bepaalde uitsluitend of bijna uitsluitend westvlaamszeeuwse verschijnselen en het Deens en Noors. De afwezigheid van een verwachte w in woe-, woo- of wo- in westvlaamse en zeeuwse woorden (bv. oekeren ‘woekeren’, orm ‘worm’) - om nu maar een heel typisch geval te noemen - is te vaak in verband gebracht met soortgelijke skandinavische verschijnselen, dan dat we de Noormannen ook bij de zaak-ons/ons helemaal mogen vergeten. Omdat ik geen skandinavische talen kan lezen, vroeg ik dr. de Tollenaere of die zo vriendelijk wou zijn om altans enkele steekproeven uit skandinavische dialekten te nemen; ik vermoedde daar de aanwezigheid van ons/ons. Het resultaat van z'n werk - waarvoor ik hem hier van harte bedank - is kort gezegd dat in het ABDeens en het ABNoors (als ik het zo mag zeggen) os ‘wij’ hoogstens in enkele syntaktisch sterk beperkte groepen voorkomt bv. arme wij, wij? (antwoordzin), verder als wij, dat zijn wij e.d. Juist door die beperking voldoen deze gevallen niet als verklaring. Daarom is één citaat van dr. de T. goud waard: S. Kolsrud, Nynorsken i sine Målføren 49 [1951] vermeldt dat oss als onderwerpsvorm gebruikelijk is i.p.v. vi ‘in sommige dialecten in het Gudbrandsdal’. Hoe groot dit noorse naamvalsloze gebied is, of het afbrokkelingsverschijnsel zich ook hier voordoet en hoe verbreid het in veel vroeger eeuwen geweest kan zijn, dat zijn zaken waarvan ik hoop dat onze skandinavische kollega's ze voor ons uit de doeken kunnen doen. Ook de engelse dialektkundigen hebben hier trouwens een woordje mee te spreken.
P.C. Paardekooper. |
|