Taal en Tongval. Jaargang 21
(1969)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina *1]
| |
Eugène de Bock
| |
[pagina 1]
| |
Eugène de Bock
| |
[pagina 2]
| |
Na een vrij lastig debuut verscheen Taal en Tongval vanaf de derde jaargang tamelijk regelmatig en de abonnee kreeg voor iedere jaargang het hem beloofde aantal bladzijden, zelfs soms met een toemaatje. Alleen de uitgever kwam maar niet aan zijn tellen. Ieder jaar kreeg ik van De Sikkel de afrekening van de verlopen jaargang en ieder jaar sloot die afrekening met een vrij gevoelig verlies, ondanks de geldelijke steun van de Belgische regering en van de Universitaire Stichting van België.
Daarom besloot ik - om de administratiekosten tot een minimum te beperken - het tijdschrift zelf uit te geven. Mijn voorstel werd door ‘De Sikkel’ aanvaard. In 1957 namen wij, niet zonder weemoed, afscheid van De Sikkel en verscheen Taal en Tongval in eigen beheer.
Het ligt niet in mijn bedoeling hier verder de lotgevallen van ons tijdschrift te verhalen. Ik wilde er enkel op wijzen dat Eugène de Bock en De Sikkel acht jaren lang dit tijdschrift met verlies hebben uitgegeven.
In 1925 verscheen het eerste deel van de Reeks Nederlandse Dialektatlassen, nl. de Dialect-atlas van Klein-Brabant door Dr. E. Blancquaert, de ontwerper en leider van de reeks. Op het titelblad stond onderaan in een minuskuul lettertype vermeld: ‘Uitgave van “De Sikkel”, Karel Oomsstraat 51, Antwerpen’ [1925]. Dat was het begin van de imposante Reeks Nederlandse Dialektatlassen, die E. Blancquaert in het leven heeft geroepen en waarvan hij, helaas!, de voltooiing niet meer heeft beleefd. Toen hij in 1964 overleed, waren elf delen verschenen. Sindsdien zijn er nog vier bijgekomen en indien alles naar wens verloopt, verschijnt de voorlaatste in 1970 en de laatste in 1971. Dat Eugène de Bock een belangrijk aandeel heeft gehad in het welslagen van deze onderneming wens ik hier uitdrukkelijk te onderstrepen. Dit blijkt ook duidelijk uit het ‘dankwoord’ dat E. Blancquaert schreef in de inleiding van de Dialect-atlas van Zuid-Oost-Vlaanderen (1929-1930), blz. xii: ‘... En dan wil ik in de eerste plaats den uitgever, den Heer E. de Bock, vermelden, aan wiens durf en opofferingsgeest voor de zaak onzer taalwetenschap de materieele mogelijkheid voor een onderneming als deze te danken is;...’
In 1930 publiceerde Eugène de Bock een ander monumentaal werk, met name de Nederlandse Taalgids - Woordenboek van Belgicisme, met verklaring en opgave van de overeenkomstige woorden en uitdrukkingen | |
[pagina 3]
| |
in het Algemeen Beschaafd Nederlandsch, door Const. H. Peeters, met een inleidend woord van prof. dr. J. Vercoullie (Uitgave ‘De Sikkel’, Kruishofstraat 223, Antwerpen). Vier jaar later - en ik haal enkel de taalkundige werken aan die ik geregeld ter hand neem - verscheen bij ‘De Sikkel’ de eerste druk van Blancquaerts Praktische Uitspraakleer van de Nederlandse Taal, waarvan de zevende druk enkele weken voor het overlijden van de auteur het licht zag en de achtste druk over enkele weken van de pers komt.
Uit wat voorafgaat blijkt m.i. duidelijk wat de Nederlandse taalkunde aan Eugène de Bock en ‘De Sikkel’ verschuldigd is. Daarom breng ik hem dan ook zeer gaarne bij zijn tachtigste verjaardag, mede in naam van alle redaktieleden, een welverdiende en welgemeende hulde.
In een zeer interessant en boeiend interview dat Eugène de Bock aan De Standaard toestond en dat op zijn verjaardag verscheen, zegt de tachtigjarige: ‘Trouwens, echte vrienden maak je als je jong bent, schoolkameraden of medestudenten. Daarna?’ Daar zit wel iets waars in, en toch... Ik meen dat er onder de mensen die men later, na zijn jeugdjaren, leert kennen wel voorkomen die ‘echte vrienden’ worden, terwijl hechte vriendschap uit de schooltijd vaak tengevolge van allerlei levensomstandigheden tenietgaat.
Ik heb het geluk en het genoegen Eugène de Bock vrij geregeld bij pot en pint te ontmoeten. En blijkt hij weliswaar geen kampioen in het edele ‘bakspel’, hij is en blijft een boeiend en innemend verteller. En vrienden telt hij meer dan hij denkt. Dat mag hij gerust aannemen van zijn vriend Willem Pée. |